29
Berlijn-Köpenick 2e Kerstdag 1943
Lieve Paps Mams en Lily
a
Jullie kunt begrijpen dat we er
hier wat tegenop zagen, Kerstfeest te vieren in de rommel waar we in zitten.
Maar nu achteraf zijn we het er over eens, dat het in Holland niet beter
gevierd had kunnen worden, het was is één woord een reusachtig succes. Ik zal
proberen jullie een beetje een idee te geven hoe we dit feest op waardige wijze
hebben kunnen vieren.
Laat ik eerst even vertellen dat
we deze keer precies midden in het bombardement zaten, in Hirschgarten nog iets
erger dan in Köpenick. Het lager in Hirschgarten heeft in brand gestaan, de
schuurtjes ernaast zijn afgebrand. Door het energiek ingrijpen van Han van
Nugteren, Henk Huizinga en Gerrit de Vries, is het ergste voorkomen. Zoals jullie
weet is het een oud restaurant, van steen dus, zodat er met blussen iets
bereikt kan worden. De jongens, die niet in de officieel daarvoor aangewezen
brandwacht zaten, hebben langs de daken geklauterd, en met water gesjouwd als
echte brandweermannen en zodoende de zaak gered. Het bombardement begon om 4
uur, na dien tijd is practiesch niemand meer naar bed gegaan. Wij in Köpenick
hebben minder last gehad, er is geen luchtmijn in de buurt gevallen, zodat we
onze ruiten nog hebben en er is alleen één brandbom gevallen, in mijn kamer,
naast mijn bed. Deze bom kon geblust worden, ik heb geen schade. Het
belangrijkste gaat trouwens mee de kelder in. Goed dat ik die houten koffer en
mijn draagriem heb, dit komt alles goed van pas.
’s Middags, eigenlijk ’s morgens
om 10 uur, ben ik naar de stad gehold om aan Fischer te vertellen dat ik het er
goed vanaf gebracht heb. Maandag zou hij opbellen. Met mijn groep ben ik
altijd veilig, jullie waarschuwen wel de andere ouders, niet? Nu ik zo’n goede
verbinding heb. Denk er om dat Jan Egbetrs niet onder deze groep valt, Jan kan
ik altijd slecht bereiken als er wat gebeurd is, daar weet ik dus meestal niets
van. We zijn blij dat we dit geval achter de rug hebben.
Jullie begrijpt dat we de verdere
dag aardig onder den indruk waren, en we wilden juist, om technische redenen
het feest Vrijdag avond vieren, zoals dat hier gebruikelijk is, en op 1e
Kerstdag het tweede deel; we hadden een uitgebreid programma. Nu vierden we het
feest in Hirschgarten, in het lager daar, omdat de kamers daar groter zijn, en
apart, geen gehorigheid. Het diner dat we ’s middags wilden houden, was de dag
tevoren al afgelast. Jullie ziet, de voortekenen waren niet gunstig. Wij uit
Köpenick hebben aan de voorbereidingen, dat moet ik tot mijn schande bekennen,
weinig deel gehad, behalve dan de dominées Cor Wiegers en Ad den Besten, die
het geestelijke deel verzorgden. We kwamen dus om een uur of half acht naar
Hirschgarten gewandeld, om ons heen brand en brandweer nog volop in actie. Er
zijn daar drie kamers van de Hollanders, die in elkaar overlopen. De middelste
was ingericht voor het feest, kisten waren weggesleept, de bedden aan de kant
gezet en op twee tafels prijkte een kerstboom, zoals we die de laatste jaren in
Utrecht ook hadden (klein model dus), uit het bos gegapt. En daar zaten
waarempel ook kaarsen aan, en een goede verrassing, alles door welwillende
ouders gestuurd. Na een inleidend woord van de voorzitter van de feestcommissie
werden de kaarsen ontstoken en Cor Wiegers las het kerstverhaal uit de Bijbel
voor, (en een voordracht resp. preek over het kerstgebeuren) hetgeen in de
meest gewijde stemming, zelfs door de principieel ongelovigen, aangehoord werd.
Daarna werden er enkele spijzen en dranken rondgedeeld, en heel rustig wat
gepraat. Toen las Ad de Besten, onze dichter-dominée wat zéér goede
adventsgedichten, en kerstgedichten voor, waarvan jullie wel iets wisten maar
wij niet, op een paar na. Dit was werkelijk zo’n succes. Niemand had iets
dergelijks verwacht, en het was toch zo geweldig aardig. Ieder trok een lot, en
daarna werden de pakjes uitgedeeld. Het gaf iedereen een gevoel, dat thuis toch
werkelijk veel aan ons gedacht wordt, en voor ons gezorgd wordt. Na deze
verrassing, die mij een zakboekje 1944 en een pakje cacao opleverde, benevens
een potlood, en wat sigaretten, werd de avond verder op even rustige en
vrolijke wijze voortgezet, werkelijk even rustig en toch vrolijk, zoals we dat
thuis ook altijd doen. Er was veel te snoepen, behalve de bonnen die we er zelf
voor ingeleverd hadden (150
gram witbrood per avond) was er nog wat bij gekomen van
de bewoners van de etage boven het lager, die dankbaar waren dat hun huis niet
afgebrand was. Ik vergeet nog te vertellen dat ik mijn feestsigaar, even als
dat in Holland de gewoonte is, tijdens het kerstverhaal aangestoken had.
Om een uur of elf gingen de
jongens van de afdeling Köpenick weer hun wandeling naar huis beginnen, buiten
hing nog steeds een brandlucht. De stemming was dus gauw weg. Het is jammer dat
ik erg gestoord wordt in mijn schrijven van deze brief, er is iemand op de
onzalige gedachte gekomen een grammofoon naar het lager te slepen, en dit ding
draait nu natuurlijk dag en nacht. Verder heeft aan de andere kant een bewoner
pas een harmonica gekregen, samen is dit alles zeer hinderlijk bij het
schrijven ven brieven!
b)
Het is jammer dat ik zo gestoord
word in mijn schrijverij, als ik wacht tot het een keer rustig is, kan het wel
een paar weken duren voor jullie iets vernemen!
Maar nu, de eerste Kerstdag. ’s
Morgens om acht uur op, snel het nette pak aan en naar de kerk, naar de Dom in
Berlijn. Ik was nog nooit in deze kerk geweest, hij is erg mooi, hoewel niet te
vergelijken met de Notre Dame
in Parijs. Maar het is toch een prachtige kerk, de beroemdste van Berlijn. Er
werd gepreekt door Döring, een der meest bekende predikers van deze tijd. Het
deed mijn Hollandse hart goed, dat we wel 5% Hollanders waren! Van onze nu 23
man studenten, waren er 10 in
de Dom; een stuk of 8 Katholieken die natuurlijk naar hun eigen kerk gingen
vielen af. Het is merkwaardig, zo ruw en onbehouwen als Hollanders vaak kunnen
optreden in het openbaar, zo goed kunnen ze tevoorschijn komen als het gaat om
het vieren van Kerstfeest, het blussen van een brand enz. enz. Maar nu de
verdere beschrijving van de eerste Kerstdag. Na de kerkdienst in de Dom hebben
we in Köpenick in de restauratie v.h. station gegeten. ’s Middags heb ik wat
gelezen en wat gerust op bed. Om half acht gingen we weer, na de koffie in de
schuilkelder door gebracht te hebben, naar H. voor de tweede avond. Weer
kaarsen, nu echter een wat vrolijker stemming. Gedichten van Ad de Besten,
vormden het begin. Daarna werd het verhaal “Jezus in Vlaanderen”, van Walschap
voorgelezen. Toen weer eten, en drinken, en daarna een voordracht van Henk
Huizinga, getiteld “Le pretre de
Tringuillage” van A. Daudet. Henk is een echt toneelspeler, hij heeft
dit stuk voortreffelijk voorgedragen. Hierna wat gezellig samenzijn, en de
eerste Kerstdag was ook al weer ten einde. Ik heb werkelijk de prettigste
herinneringen aan deze twee avonden, zo rustig en vredig na al dat geweld van
de nacht tevoren. Als ondergedoken student in Nederland had ik deze dagen niet
prettiger kunnen vieren. We waren echt één grote nieuwe familie. Het gezelschap
bestond uit AEG studenten, (de hoofdschotel) en dan nog wat kantoor jongens uit
A’dam, die al een maand of 4 in
het zelfde lager in Hirschgarten wonen, en een paar arbeiders uit het zelfde
lager. Verder een paar alleen staande studenten uit Berlijn (b.v. tandartsen)
Ziezo, eindelijk heb ik dan eens
een warm plekje gevonden in de barak. Er is stoomverwarming, en Zondag is de
stoker wat lui, zodat er niet voldoende stoom is om de achterste kamers te
verwarmen. Nu zit ik in de conversatiezaal, waar het altijd leeg is, zodat dit
altijd het rustigste plekje in de barak is. Hier is het warm. Vanochtend voor
het eerst de Franse kerk bezocht. Het is een klein kapelletje in een straat
waar nog maar een paar huizen overeind staan. Binnen zijn er nog sporen van
brandbommen te zien. Het is een echt gezellig kerkje. Eens in de maand wordt er
in het Frans gepreekt, door iemand die eigenlijk geen predikant is, wat hij in
het normale leven doet weet ik niet. Vroeger is er wel een Fransman geweest. De
preek ging over het beloofde land. Voor mijn gevoel ligt het beloofde land
achter ons, en niet meer voor ons! De dominee was
is een merkwaardig manneke, maar zijn preek was toch niet slecht. Vanmiddag ga
ik naar Jan E. hij was gisteren bij me, maar ik was niet thuis. Alles wel daar.
Deze week direct na het posten van een brief naar huis een pakje ontvangen, het
tweede dus (van 6 Dec.). Hier zat alles in, de fles voor Ad was gelukkig nog
heel, maar één sigaar was gesneuveld. Het zakje met rijst was open gegaan en de
rijst was verdeeld door het pakket. Letterlijk overal kwamen korreltjes rijst
te voorschijn. Ik heb alles boven mijn bed uitgepakt en de rijst verzameld, ik
geloof niet dat er veel verloren is gegaan. Heerlijk weer eens honing van eigen
bodem, eigen kweek zelfs, te kunnen eten! Het roggebrood komt goed van pas. De
appels waren nog prima. Voor alles héél hartelijk dank, jullie sloven je echt
uit, maar dat is niet nodig, het is voor ons nog wel uit te houden op het
ogenblik. Al is het wel erg prettig wat te snoepen om de zenuwen te kalmeren na
luchtaanvallen.
Hoe is het, horen jullie nog wel
eens iets van die bijen koning? Ik heb laatst gedroomd dat ik thuis kwam, en
dat de bijen er niet waren, ik kan jullie niet zeggen hoe erg ik dat vond.
Schrijven jullie eens hoe het met de beestjes gaat?
Ik moet jullie waarschuwen dat Jan
de Boer, een student, zich bij ons aangesloten heeft en dat zijn ouders ook
graag bericht willen hebben. Ze zullen zich met jullie in verbinding stellen.
Is mijn pakje al aangekomen, met St Nic geschenken? Ik heb idee dat het in Berlijn
ligt, maar ik weet het niet. Ik ben verlangend naar bericht er over. Sturen
jullie nog eens enveloppen, er is hier niets meer te krijgen, en ik moet
van andere mensen vragen voor iedere brief die ik naar huis schrijf. De rest
doe ik nu maar met briefkaarten af. Er
is hier een jongen die een foto toestel heeft, maar hij heeft geen
filmpjes. Ik wilde graag dat jullie uit mijn kist een rond blikje, waar 5 meter film in gezeten
heeft, en waar nog het grootste deel van over is, opsturen in het volgende pakketje.
Er zijn twee van die doosjes (blikjes, rond), stuur datgene waar op staat panchromatisch.
Van onze groep zijn nu vier
jongens thuis. We hebben hun portretten hangen op de kamer waar ze geslapen
hebben, met spreuken er onder. Bij Egbert T. staat er onder “Waar een wil is,
is een weg”. Bij Frans v R. “’t Is een bijzonder kind, en dat is het”. Nu ga ik
maar naar Jan toe, misschien schrijf ik vanavond nog wat verder. Oswald
Willen jullie misschien mijn photo’s, ik bedoel de albums,
in de safe opbergen, als ze daar in gaan? of op een andere plaats waar ze niet
verbranden kunnen? Doen jullie dat ook met andere dingen die je dierbaar zijn,
het is beter teveel voorzorg te nemen dan te weinig. Osw.
Willen jullie wat stopwol sturen? Mijn wollen goed was ik
zelf, omdat ik bang ben dat het te gauw kapot gaat als ze met sterke middelen
gaan werken. Dat heb ik zo van mijn moesje gehoord weet je.
Oswald
Niet af