30 april 2020

Maandag 30 April 1945. Oos : De bakker gaat natuurlijk vóór bij de pomp, maar de mensen schelden dat hij dan maar ’s nachts moet gaan!

10e dag onder artillerievuur. Treffer op de derde verdieping.

Maandag 30 April 1945  10e dag van de belegering.
De hele nacht is het niet rustig geweest. Er is wat gevlogen, en de artillerie is niet van de lucht geweest. Gisteren was er de hele dag grote activiteit van de luchtmacht. Er was een vliegtuig waarop in één salvo wel 30 granaten werden afgevuurd. Dat is beslist de luchtverdediging van de Rijkskanselarij geweest. Verder zien we veel lichtspoormunitie, waarschijnlijk van de Russen.
Een onweersbui met geweldig knallend effect maakt dat de mensen als een haas naar de kelder vluchten. Merkwaardige afwisseling. Grote branden vlak bij.
Om 5 uur gewekt door Paans, water halen. We verdwijnen met een grote teil. Het is juist licht. Onderweg naar de pomp in de Gartenstrasse liggen er twee lijken die al drie dagen aan het rotten zijn. Gelukkig is het tamelijk koud weer, en komen epidemieën als het warm wordt. We moeten zien zo gauw mogelijk de stad uit te komen als we bevrijd zijn. Gek, dat woord “bevrijd worden” heeft geen rare bijklank meer, zoals het die had toen de Amerikanen in Normandie alles plat gooiden.
Bij de pomp is het erg druk. Gisteren stond er nog niemand omdat deze pomp open en bloot staat, de anderen op een binnenplaatsje zijn echter alle kapot. Nu wordt er dus water gepompt met een lijk op 5 meter afstand! De mensen schelden omdat we een groot reservoir hebben. Ik heb niet veel zin nog ruzie te maken ook. Er wordt heftig gescholden, er is geen goede dekking en je voelt dat het vuur niet ver weg ligt. Na een half uurtje wordt de rij wat kleiner en dan zijn wij aan de beurt. De bakker gaat natuurlijk vóór, maar de mensen schelden dat hij dan maar ’s nachts moet gaan!
Als je wat te doen hebt dat strikt noodzakelijk is, zoals wij nu, dan ben je niet erg bang meer, dat gaat elke keer weer op. Je loopt rustig terwijl om je heen een oorverdovend lawaai is.
Thuis gekomen eerst zorgen voor het eigen drinkwater, alle flessen en pannen uitspoelen en vullen. Het overige water is voor het lager. Ik was me in alle vroegte uitgebreid. Natuurlijk slaan er een paar granaten vlak bij in, dat is zo gewoonte. Er is een hels kabaal, ik geloof dat er weer een offensief aan de gang is. Willen ze op 1 Mei parade houden in Berlijn? Dan moeten ze opschieten.
We weten nu dat er aan de Alexanderplatz geschoten wordt, en verder in een zijstraat v.d. Chausseestrasse. De bruggen bij het Lehrterbahnhof zijn  opgeblazen. Meer weten we niet.
Vanmiddag komt het bericht binnen, dat de pomp waar we vanmorgen nog water gehaald hebben kapotgeschoten is. Twee lijken méér dan vanmorgen, vier stuks liggen er nu totaal. Je hart draait in je lichaam om als je zoiets hoort.
Enkele straten in de buurt van de Rosenthalerplatz worden genoemd als gevechtsterrein. Maar niemand weet dat zeker.
Gerrit installeert electrisch licht op de oude bel batterij, zodat we onze kaarsen en het vet nu goed sparen kunnen. Voor het eten gaat de kaars even aan.
Het eten is een hele ceremonie. Steeds eerlijk gelijke porties maken, en dan met de ogen dicht verdelen. Vanmiddag ben ik erg onrustig en ongeduldig. De roes van gisteren is uitgewerkt, en dan komt er een reactie. Het is bovendien koud en vochtig weer, zodat we het koud hebben. Het duurt altijd even voor je zoiets in de gaten hebt. Trek dan een jas aan, dan ben je een uurtje later weer een hele vent.
We eten van het geplunderde “Bratlingspuder”, een soort havermout dat wat bitter is, maar het smaakt. Een welkome aanvulling, want we hebben niets meer om te koken! En alleen brood, als je in een koude kelder zit, dat is niet best.
Als we net in bed liggen komt er weer een salvo over ons heen, en van het tweede salvo slaat er een granaat in de derde verdieping. Ontzettend veel stof, je stikt bijna. Aangezien er nog mensen boven slapen zijn we even bang. Dan wordt er plotseling “Brand!” geschreeuwd. Allen opstaan. Grote opschudding. Ik pak direct mijn deken en de rugzak op, jas aan en ik ben reis klaar. Maar gelukkig wordt er bekend gemaakt dat de brand geblust is. Ik ga maar weer slapen, nadat we een beschuitje genomen hebben voor de schrik. Ja, dat ons huis branden kan is maar een vervelende geschiedenis. Er is geen sprake van blussen als je er niet direct bij bent.

Jan : 


Maandag 30 April 1945. 
Naar men zegt, krijgen we morgen onze nieuwe levensmiddelenkaarten. Waarschijnlijk Duitsche. We zijn dus in geen geval slechter af dan vroeger. Alleen begint dan dat ellendige geloop om de boodschappen weer. Dit is nu nog veel meer dan vorige week met levensgevaar verbonden. En op een lager van 70 man kan het niet anders, of het moet enkele slachtoffers, of, op zijn minst, gewonden kosten. Het zou me tenminste werkelijk niet zoo heel erg spijten, als we de kaarten niet krijgen.
Het brandje is ontstaan door een omvallende kaars. Bij gebrek aan water heeft Paans de blussching heel primitief en practisch aangepakt: hij heeft het uitgeplast!

30 April 1945. Kennelijk hebben de jongens in april alleen de eerste twee weken melk kunnen krijgen.




29 april 2020

Zondag 29 April 1945. Oos : Maar dan plotseling slaat dat om, dan is er zo’n geweldige drang, een wil om te blijven leven.

Tieffliger en de 9e dag artillerievuur.

Zondag 29 April 1945   9e dag van de belegering.
Vrij rustige nacht, we drinken ’s avonds onze borrel en maken een kort wandelingetje door het huis voor de frisse lucht. Dan slaap je best, al is het op een koude vochtige grond in de kelder, met je kleren aan. Wat zal het prettig zijn als we weer tussen echte lakens kunnen liggen!
Vanmorgen is er weer enorme activiteit in de lucht, en verder zwaar artillerievuur. Het geschut bij het station, dat gisteren tijdens het artillerievuur werd opgesteld, is weer verdwenen, alleen de stenen muurtjes staan nog midden op straat.
Juliaantje is vandaag jarig. Wat een feest zal dat zijn in Holland! Voor zover het door de honger niet gestoord wordt! {Oos vergist zich een dag Prinses Juliana is 30 april jarig}
Ik vraag me af of alles goed gaat, het volgende feest door ons ook gevierd kan worden.
Jan en ik zitten beiden op de grond, het pitje voor ons. Schrijven in je dagboek. Gerrit zit te lezen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Heeft het nog zin in het dagboek te schrijven? Het komt toch nooit naar huis, dat zal ik wel kwijt raken, als ik er zelf levend door kom.
Soms heb ik even een pessimistische bui, maar dan plotseling slaat dat om, dan is er zo’n geweldige drang, een wil om te blijven leven, iets wat ik vroeger nooit zo gekend heb. Op zo’n moment denk je bergen te kunnen verzetten. Dan geloof je alleen nog maar aan je eigen onsterfelijkheid, en je bent niet meer dan dat kleine bijtje, dat gehoorzaamt aan de korfgeest.
Vannacht was ik weer in mij droom onderweg naar huis. Je wordt dan wel ellendig wakker, moet ik zeggen!
Je weet niet wat er om je heen gebeurt. In het kleinste dorp in America weet iedereen hoe de strijd in Berlijn verloopt. Maar zelf weet je er niets van, al zit je er midden in. Niets weet je, de Wehrmachtsberichten van een paar dagen terug, dat is alles. En verder geruchten die niets nieuws brengen, alleen maar onrust. De angst voor de Russen neemt aanmerkelijk af.
Rang. Rang! Telkens slaat er weer een granaat in. De kelder schudt en dreunt. Het is weer niet ver weg. Nog een paar inslagen. De straat ligt onder vuur. Gelukkig zit ik in de kelder. Het komt altijd onverwacht, dat schieten. Ongeduldig wordt je soms. Is dat dan nog niet afgelopen? Wat een ongelofelijke misdaad toch, zo’n verloren oorlog verder te vechten!
Vanmiddag is er plotseling een verandering in de stemming. Twee Belgen, vies, vuil, met ongeschoren gezichten en bebloede hoofden komen uitgehongerd langs het lager. Ze worden opgevangen en vertellen het volgende over de gevechten om de bunker {Mogelijk een Flakturm} op de Alexanderplatz.
Nadat de mensen een week in deze bunker hebben zitten wachten, komt eindelijk de Rus. Eerst twee kerels met een mitrailleur, daarna nog meer. Twee tolken komen mee, en vertellen aan de populatie, dat er geen reden is voor angst, rustig blijven zitten, er zal ze niets gebeuren. De bezetting van de bunker, die daar een week in de ellende heeft gezeten, is zo blij, dat er geapplaudisseerd wordt. (Bevestigd door anderen, Duitsers!) toen kwam plotseling de tegenaanval van de SS. De tolken werden doodgeschoten, en de SS bezette de bunker. De bevolking werd toen weggestuurd! Door het moordende artillerievuur heen gestuurd, met onbekende bestemming, terwijl de Russen maar een paar honderd meter weg waren. De twee Belgen zijn toen gebleven, en hebben zich tegoed gedaan aan het achtergebleven eten van de Duitsers die vertrokken waren en niet alles mee konden nemen. Toen ze goed bezig waren kwam de SS er achter dat ze gebleven waren, en wilde ze doorschieten wegens plunderen! Later vonden ze het toch maar beter ze te gebruiken om water te halen voor de gewonden. Deze jongens zijn helemaal niet bang voor de Russen. Er komen veel mensen langs uit die bunker, en ze vertellen allemaal hetzelfde.
De invloed van dit verhaal op onze stemming is enorm. We zitten bij elkaar en vertellen wat we gaan doen als we thuis komen. Eerst goed wassen, dat is bij iedereen het eerste. We worden er opgewonden van, en horen het zware artillerievuur niet meer. Het kan vervloekt gezellig worden in die kelder, als de stemming er even is. Bij een wakkelend kaarslichtje, gestookt in een jampotdekseltje met resten van de kaarsen. Zelfs Bob komt uit de plooi. Gisteren nacht heeft hij overgegeven en hij heeft nog niet veel kunnen eten. We hebben hem van ons wat beschuitjes gegeven, dat is altijd goed bij maagbezwaren. We blijven een paar uur praten, de tijd vliegt om. Het is zo gezellig te praten over thuis, over de reis naar huis enz. De Wilde is bekend in Ouderkerk, zijn vrouw is familie van Verhoef, onze vroegere buurman. Holland, Holland, hoe lang nog voor we je weer kunnen begroeten?
’s Avonds laat willen we nog water gaan halen, maar Paans biedt aan ons te wekken om 5 uur, dan zal het rustiger zijn en minder gevaarlijk.
Vanavond wordt me voor het eerst verweten dat ik mijn plichten als foerier niet vervul, ik heb zo’n plezier in het leven dat ik maar steeds boven en buiten loop. Met een borrel, een beschuitje met leverpastei gaan we naar bed. Half tien is het, gewoonlijk liggen we er vroeger in.

Jan :


Zondag 29 April 1945.
Vanmorgen uren achtereen hevige artillerieactiviteit, vermoedelijk voor de omgeving van de Alexanderplatz bedoeld. De bruggen bij Lehrter Bahnhof over de haven zijn opgeblazen. Er is dus een kleine kans, dat ze van daar direct de regeringswijk inwandelen. Dat zou voor ons de gunstigst denkbare oplossing zijn. Want als de Rijks kanselarij eenmaal veroverd is, is dat een heele prestigeklap. Trouwens ik zou niet weten, waar de hooge heeren, die de verdediging van Berlijn leiden anders naar terug moeten trekken (als ze tenminste nog in Berlijn zijn, wat zeer de vraag is). Maar we zullen moeten afwachten. Vóór Pinksteren zijn we in ieder geval levend of dood, met of zonder bagage, van het gedonderjaag af.
Gisteren was er hier een soldaat, die even kwam schuilen voor een granaatschervenbui, die vertelde dat Nederland nu geheel door de Duitschers ontruimd was. Ik vindt het haast te mooi om te gelooven. Als het waar is, wat zou dat fijn zijn!
Goddank hebben we vandaag de doodbiddersmentaliteit uit de kelder gebannen. Tot nog toe was het vreeselijk: ik was meestal boven, en als je dan beneden kwam, trof je daar drie man aan met een meer dan armzalig pitje, waar ze in zaten te staren, zonder een woord te zeggen. Meer dan ergerlijk deprimeerend. Meestal vluchtte ik maar weer zoo gauw mogelijk naar boven toe. Ter afwisseling gingen ze dan nog liggen slapen ook. En de humeuren waren dan ook navenant. Gisteren werd het me te gek. Ik heb Oswald naar boven gestuurd, en hem gezegd dat ik hem het eerste half uur niet meer beneden wenschte te zien. Schoorvoetend verdween hij, maar na een uur ongeveer kwam hij geheel opgefrist terug. En vandaag bleef hij tot mijn groote verbazing heel rustig in zijn pap staan te roeren op de eerste etage onder een vrij hevige beschieting. Hij is dus over zijn angst heen. En dat mag waarachtig ook wel, hij is tenslotte 26 jaar en dus geen klein kind meer.


28 april 2020

Zaterdag 28 April 1945. Oos : Vrijwillig in Berlijn blijven, en een beleg meemaken, wat een ontzettende stommiteit!

Rustige nacht. 8e dag onder artillerievuur.


Zaterdag 28 april 1945   8e dag van de belegering.
De nacht is zeer rustig, we worden alleen gestoord door Bob die overgeeft. Een hele consternatie in het donker. Direct is er iemand die beweert dat het water niet goed is, en dat Bob te veel water gedronken heeft. Gelukkig valt het nogal mee, hij heeft alleen een beetje veel gegeten.
Gisterenavond heb ik me even een beetje kunnen wassen, ik kreeg een halve emmer water aangeboden, en daar heb ik van geprofiteerd. Eventjes helemaal gewassen en geschoren. Natuurlijk beginnen ze direct te schieten, maar ik laat me niet intimideren. Het is anders wel zo, dat ik mijn neus niet buiten de deur kan steken of er komen een paar saluutschoten!
Deze nacht heb ik lang wakker gelegen, en steeds maar aan thuis moeten denken. Aan paps en mams, aan Lily met haar onbekende verloofde die nog meer voor haar betekent dan ik. En dan aan de bijen, aan de linde, aan de wandelingen. Aan mijn fiets en in gedachten maak ik een tocht naar Ouderkerk. Langs Waverveen, natuurlijk. Ieder bruggetje, rechts en links af, alles weet ik. Zou het me niet meer vergund zijn daar nog langs te mogen rijden? Kots misselijk wordt je, van heimwee, als je hier allemaal aan denkt.
En dan de andere kant, wat me hier nog vasthoudt, het enige wat me pijn doet als ik hier vertrek: het lot van Anna Anton, mijn lieve Russinnetje. Mankeert het me aan levensmoed, dat ik het niet gedurfd heb iets serieus te beginnen met dit meisje? De tijden zijn voldoende bewogen dat ze rechtvaardigen dat je uit deze ellende een levenspartner meeneemt. Als het in Holland niet zou gaan, dan zou ik met haar ergens anders heen gegaan zijn, over zulke kleinigheden moet je heen zien tegenwoordig. Neen, dit meisje zie ik niet meer terug, dit is een verspeelde kans. Als ik het haal door deze vreselijke tijd, dan blijft dit een weke plek, nòg een punt waar ik niet voldoende moed, levensmoed, getoond heb. Ik kom nu in een stadium dat ik mezelf heel hard verwijt niet tijdig naar het Westen vertrokken te zijn. Wat doe ik hier nog in Berlijn? Het was toch g.v.d. wel te voorzien dat de Russen Berlijn zouden nemen, en de Amerikanen na hun lange offensief een rustpoos zouden nodig hebben! Vrijwillig in Berlijn blijven, en een beleg meemaken, wat een ontzettende stommiteit! En dat allemaal omdat ik te bang was de trein naar Stendahl te nemen! Jan Egberts zit al bijna thuis, denk ik, en ik wacht hier op mijn dood. Want zo is het toch feitelijk. We doen wel of we er al bijna door zijn, maar tenslotte is het front nog niet over ons heen gegaan, en dat zal nog moeten, als er geen wonder gebeurt.
Vanmorgen wordt de eerste dode uit dit lager gemeld. Een van de Duitsers, ze liepen met zijn drieën op straat toen er een granaat insloeg. De anderen zijn gewond. Direct zakt de stemming. Nu is het wel waar dat deze kerels altijd op straat liepen. Op weg naar de pomp in de Gartenstrasse liggen twee doden , een man en een vrouw. Niemand haalt ze weg, ze liggen er al sinds gisterenmiddag. Wat een verruwing!
De werkster, Sophie, die halve gare die lijkt op de heks van Sneeuwwitje, als ze probeert Frans te praten, is vanmorgen gewond toen ze water ging halen.
Voor het Lasarusziekenhuis, vlak bij het station, wilden de soldaten een kanon opstellen, met de rug naar het grote rode kruis! Na lang delibereren is het gelukt ze weg te krijgen. De bewoners zullen zich zeer scherp teweerstellen als de D. soldaten mochten proberen zich in het huis te nestelen. Dat zal ze anders niet lukken, denk ik, wat begin je tegen een zwaar gewapende SS man bij meningsverschillen!
Het vuur komt nu weer steeds dichterbij, iedere dag het zelfde. Het verkeer is versperd naar het Stettinner Bahnhof en men zegt dat de Russen al bij het Lehrter Bahnhof zitten.
Verweij heeft gelijk in zijn gedicht, er zit me onder het zwaarste artillerie- en salvenvuur een vogel rustig, languit zijn liedje te zingen. Hoeveel mensen lijden erop het ogenblik een onmenswaardig bestaan in deze aardse samenleving? Hier in Europa al ettelijke milloenen. En dat allemaal in naam van de rechtvaardigheid, en beter leven. Paps had wel gelijk toen hij beweerde dat een oorlog een natuurverschijnsel is. Deze lijkt er inderdaad veel op. Dit is niet meer iets, dat door een paar mensen aangericht wordt, dat is haast niet mogelijk.
De stad ziet er verschrikkelijk uit. Overal puin en glas op de straat, de tramdraden liggen dwars over de straat. Slechts een paar mensen wagen zich op straat, en dan nog langs de huizen en met een helm op. De gezichten zijn allen bleek en van angst vertrokken. Vrolijkheid bestaat niet meer. Vanmiddag trekt er een kudde Russische arbeiders en vrouwen langs. De spulletjes op de rug, richting Stettinner Bahnhof. Een andere vrouw heeft in een deken een koffer en een pan, het geheel op haar rug. De pan valt op de grond, de deken vouwt open. Ze probeert alles weer bij elkaar te knopen maar dat lukt niet. Ze moet de pan achterlaten, misschien de helft van haar bezit! Als de horde goed en wel voorbij is, maakt ze plotseling keert, en komt weer langs. Het verkeer mag niet verder dan het station. Onder het zware artillerievuur gaan ze dus maar weer terug, deze hoopjes ellende. Nog is het met ons niet zo ver, maar hoe lang nog?
We zijn lichtplutocraten. Weliswaar branden we geen kaarsen meer, maar we hebben nog parafine, waar we een pit in draaien. De anderen branden al schoensmeer, omdat ze niets meer hebben. Ik moet me met Jan associëren op handelsgebied na de oorlog, we hebben een goede “feeling”.
Vanavond is het rustig buiten, de artillerie is bijna stil, zo nu en dan geweer- en mortiervuur van dichtbij. Lehrter Bahnhof wordt genoemd, dat is ook niet ver. Geen luchtactiviteit, het regent, slecht zicht.
Zo nu en dan komen er weer een paar salvo’s over, die erg verraderlijk zijn, omdat je er niet op verdacht bent. Verder is er een erg onhebbelijk stuk luchtdoelgeschut, dat steeds op onverwachte ogenblikken een knetterend scheet laat.
De dode die we betreuren is ’s avonds al weer bijna vergeten. Hij had bonnen van Frau Lisureck bij zich, dat is niet prettig voor haar. Het water halen wordt een probleem, het is een gevaarlijk karwei, en er zijn niet genoeg vrijwilligers te vinden. Ieder “zit” op zijn water. We koken het water uit voorzorg, tegen typhus gevaar.

Jan : 


Zaterdag 28 April 1945.
De tweede week van het beleg van Berlijn ging vrij rustig in. Het vuur was lang niet zoo geconcentreerd als gisteren. Niettemin zijn de eerste slachtoffers uit het lager al gevallen: een Keulenaar, die hier woonde is vanochtend in de Ackerstrasse gedood, en een werkster die water haalde heeft vanochtend een ontmoeting gehad met een stel granaatsplinters. De wonden zijn gelukkig niet ernstig, maar zeer talrijk: over haar geheele rechterzijde, van enkel tot oor aan toe. De waterkwestie wordt anders wel zeer penibel, vooral met de W.C.’s. De meeste van de Belgen en de Franschen hebben een ware koolrabiorgie gevierd van de bij de Reichsbahn gestolen koolrabi, met het gevolg dat bijna iedereen diarrhee heeft, en de W.C.’s allen verstopt zijn. Van doorspoelen is dus geen sprake meer. Een ontzettende zwijnenstal.
De stad biedt een merkwaardigen aanblik. Alles is tot in het uiterste verwaarloosd. De ramen van de huizen zijn kapot, het carton, waarmee ze dichtgemaakt zijn, hangt er aan stukken gescheurd uit. Jalousiën hangen scheef en kapot er voor. Geen levende ziel zie je. Hier en daar liggen verminkte lijken, sommigen toegedekt met matrassen en dergelijken. Over de rijwegen ligt overal puin; tramdraden krioelen rond en het wegdek zit vol met gaten van ingeslagen granaten, waarvan natuurlijk ook duizenden splinters overal verspreid liggen. Over alles heen een dikke laag stof, en verder als afsluiting naar boven dikke rookwolken, waardoor de zon totaal verduisterd wordt. Geen opwekkend geheel dus.

27 april 2020

Vrijdag 27 April 1945. Oos : We eten het vlees dat met levensgevaar gehaald is, zo goed aten we voor de oorlog thuis nauwelijks!

7e dag artillerievuur, enkele treffers in de buurt.

Vrijdag 27 April   7e dag   Een week belegering

We worden uit bed gejaagd door de artillerie. Salvengeschütze schijnen het te zijn, die raketprojectielen het vervelende ervan is dat er een stuk of 20 projectielen tegelijk neerkomen, je hebt geen tijd dekking te zoeken. Het beste is dus: in de kelder blijven. Het komt zo dichtbij, dat we ons maar gaan aankleden.
Ontbijt met een stuk koek, en een beschuitje kaas. Gerrit is een gezellige vent om mee te kamperen, rustig en vlijtig. Echt een goede aanvulling bij ons. Jan v.d. Braak is wat lastig, die loopt altijd precies waar je hem niet wilt hebben, erg onhandig. Overigens gaat het best zo met zijn vieren, als we niet steeds dat geschreeuw van die Belgen naast ons hadden zou het zelfs gezellig zijn.
Frau Lisureck heeft een lang gesprek met Jan, over Paans en Heijkens. Heijkens is volkomen naar de bliksem geholpen door Paans. Het is een dood goede jongen, maar tegen Paans is hij niet opgewassen. Dit is overigens onze eigen opvatting ook. Toen Heijkens weg ging had hij Frau L. bedankt, en gezegd: U heeft me weer een beetje mens gemaakt.
Om een uur of twaalf liggen we weer zwaar onder vuur. Verschillende treffers in de straat, gelukkig niet in huis. We eten bruine bonen met spek, het vlees dat met levensgevaar gehaald is, zo goed aten we voor de oorlog thuis nauwelijks!
In een kamer is een huls van een Salvengeschütz neer gekomen. Dunne staalwand, de springstof is kennelijk niet volledig gedetonneerd. Zoiets op je hoofd en je bent wel weg ook. En die overvallen komen veel te vlug om nog een kelder op te zoeken.
Rook en as, hoe zal het ons nog gaan met dit huis. Het brandt overal maar we hebben hier het voordeel dat we middenin de puinhopen staan.
Er komen voorbijgangers de kelder in vluchten, die vertellen dat de Russen alle mannen doodschieten, als je het wilt geloven. Deze verhalen imponeren ons niet meer, we trekken ons nergens wat van aan. Het is haast niet mogelijk, vermoedelijk is zoiets gebeurd na weerstand, plaatselijk, de SS maakt per slot van rekening ook geen gevangenen, waarom de Russen dan wel?
Het grote nieuws van vandaag: het Wehrmachtsbericht van gisteren: Görlitzer station, Schleninder Bahnhof enz. (ingenomen?) Verder: aftreden van Göring. Of dit nog politieke gevolgen heeft, ik vrees van niet. De boel is wel aan het gisten, maar instorten zal het niet. Gezien de fronten kunnen we ieder ogenblik de Russen verwachten.
De hele middag ben ik haast niet buiten geweest, de stad ligt stevig onder het vuur.


Jan : 


Vrijdag 27 April 1945.
Een onrustigen dag. Voortdurend liggen we onder beschieting. Een stel granaten is voor en achter het huis ingeslagen. Vlak in de omgeving brandt het hevig. Als het hier gaat branden is er niets meer aan te doen, want er is geen water en alles is kurkdroog. Bovendien tocht het overal vanwege de kapotte deuren. En ik vermoed dat in de naaste toekomst dit huis ook wel in brand zal raken. Gunstig voor ons zijn de puinhopen om ons heen.
En zoo scharrel je maar rond tusschen eerste verdieping en kelder. Je denkt aan eten dat je zult doen als er weer eens vrede is, en aan lekkere tabak die er dan zonder meer weer eens te krijgen zal zijn. Verder aan lichte luchtige Hollandsche huizen en schoone, goed onderhouden steden.

26 april 2020

Donderdag 26 April 1945. Oos : Overigens lagen er weer doden in het zand, voor de ingang een dode vrouw.

Geen alarm, geen vliegtuigen, wel artillerievuur (6e dag); de hele dag af en aan.

26 April 1945 6e dag van het beleg.
Zesde dag dat ik niet uit de kelder ben. Vuil en vies, niets aan te doen.
Frau Lisureck was gisterenavond in een merkwaardige stemming, zoals ik haar nog niet ken: ze had een borrel op. Met Paans en Moens in het kamertje boven was het een vrolijke stemming. Na zonsondergang zag het er overigens merkwaardig uit, ontzettende zwarte rookwolken, niet ver weg. Dan onverwacht weer schieten van artillerie.
De kastanjes staan in bloei. Wat betekenden dat vroeger wel voor me, met mijn bijen, en veel vrije tijd. Op het ogenblik zie ik ze bloeien, tegen een pikzwarte achtergrond van een brandende, ondergaande stad, in de schaarse ogenblikken dat ik me naar buiten waag omdat het moet voor de inkopen. Op het ogenblik zou ik graag afstand doen van mijn vroegere aspiraties, en als schoenmaker of landwerkman …
Jan v.d. Braak komt puffend en blazend de kelder binnen. Hij was in de markthallen toen de granaten er weer eens in vlogen. Er was een man die direct van de gelegenheid gebruik maakte om te plunderen, terwijl een derde dat weer verhinderde. Overigens lagen er weer doden in het zand, voor de ingang een dode vrouw, en een hand op een paar meter afstand.
Bijna de hele dag zit ik binnen, maar om een uur of vier ga ik er even uit, naar de hallen. De dode vrouw was bedekt met een matras, het bloed en een stuk arm staken er nog uit. In de hallen ligt overal bloed. In de kelder wordt vlees verkocht, prachtig vlees, zoals we het jaren niet gezien hebben. Allemaal ingevroren, de koelhuizen worden leeg verkocht.
Prachtig zomerweer het wordt warm … Dat belooft wat, als het erg warm wordt zonder water.
De zesde dag dat ik niet uit de kleren ben. Morgen gaan we water halen om ons helemaal te wassen. Vandaag heb ik in het afvalwater van Witteveen mijn voeten gewassen. Dank zij de uitstekend schoenen die ik heb, valt de viezigheid nogal mee.
’s Avonds wordt het weer rustig. De lucht is grauw maar niet zo onheilspellend als gisteren. “Men” verwacht dat de Russen bij de “Millionenbrücke” (Gesundbrunnen) teruggeslagen zijn. Inderdaad wordt het rustiger.
Twee opgewonden vrouwen komen langs, rood aangelopen. “zijn hier al Russen?” “nee, nog niet.“ zie je wel, verderop vertelden ze ons al dat het Stettinnerbahnhof al bezet was, en dat de Russen al verder waren.
We hebben ons twee maal door de linies geslagen, twee maal zijn we door de Russen bezet geweest. We komen uit Wittenau. Pas op, zegt de andere, anders worden we nog opgehangen, omdat we vertellen dat de Russen ons doorgelaten hebben! Bij ons hangen de mannen al aan de bomen.
De stemming is vanavond vrij goed, we eten als gekken. Vanmiddag heeft Jan bij Besader met en kaars als geschenk een goede oogst gehad: een paar pond suiker en wat kaas. We bakken meteen een heerlijke taart van goed meel met heel veel suiker. Het ding smaakt voortreffelijk. Verder brood met leverpastei van Arnberg. Smaakt prima. Onze dagelijkse borrel, vergezeld van beschuitjes besluit het feest. Vroeg naar bed.
’s Avonds ben je al weer vergeten dat ’s middags de doden en verminkten in de straat lagen. Je denkt alleen maar aan eten. Om een uur of zes gaat het gerucht dat er groente te krijgen is. Er is bij het station een barak waar groente ligt te bederven. Gerrit en ik willen er heen, maar daar beginnen ze natuurlijk weer met de artillerie te schieten. Ook weer vliegtuigen in de lucht. We wachten dus even.
Op het terrein van de plundering, (want meer is het niet!), een barak van de keuken van de Reichsbahn. De uien en wortels zijn al weg een hoopje rot spul ligt er nog en stinkt ontzettend. We zoeken nog wat goede koolrabi op, en als we aan het zoeken zijn komt er een eskader vliegtuigen over. Als je maar iets te doen hebt ben je niet bang, je zoekt rustig door.
Een aangrenzend gebouwtje wordt ook geplunderd, meel, erwten, bonen enz. alles wordt er ook uit gehaald. Zelfs borden! De Belgen zijn de eersten die met het direct gestolen spul komen aanzetten, en het ook direct weer verhandelen. Bob tikt voor 20 cigaretten een baal van 5 pond bakpoeder op de kop, waar hij heerlijke pap van kan koken.
Mooi is het, als die twee super cultuurindividualisten, de “vrienden” van v. Dalen en Hoornik, de lange Fernandel en de kleine pooier, ruzie krijgen omdat de één vindt dat de ander een derde niet genoeg afgezet heeft voor een ruil. Een half brood voor een half pond boter, inderdaad was v.d. Braak met de boter goed af! Maar toen die scheldpartij van v. Dalen! Dat sappige Vlaams, uit Hottentottenkelen, rauw en onbeschaafd, het is de moeite waard om een grammofoonopname van te maken!
Rustige nacht.

Jan : 

Donderdag 26 April 1945.

Het was vandaag een drukken dag na een onverwacht rustige nacht. Eerst water halen en toen op boodschappen uit. Vooral de boodschappen is een ware obsessie voor me aan het worden, daar we nog alle mogelijke dingen moeten hebben. De margarine heb ik alleen nog niet kunnen krijgen, en dat is jammer want het vertegenwoordigt een hoeveelheid van anderhalf pond voor ons drieën.
Twee maal, terwijl ik in de hallen was hebben ze er een paar granaten ingeschoten, maar beide keeren ben ik er goed afgekomen. Maar beide keren zijn er dooden gevallen. Het is dan ook bijna onverantwoord om op straat te loopen. Maar het moet nu eenmaal, en omdat de anderen er nu eenmaal niets voor voelen om over straat te gaan, komt alles op mij neer. Ik heb dan ook nog nooit zoo vaak dat eindje naar de Markthallen gesjouwd als vandaag.
Overigens heb ik een bijzonder goede ruil gedaan: twee kaarsen tegen:
5 blikjes gecondenseerde melk
90 gr margarine
2½ pond suiker
1 pond meel
¾ pond griesmeel
½ pond volle melkpoeder
180 gr kaas
De moeite waard dus. Maar daarmee hebben we onze margarine nog niet.

Nadat ik dit geschreven had, hebben we tot onze groote verbazing toch nog succes gehad, en ons heele anderhalve pond margarine geïnd. Met veel moeite heb ik zelfs Oswald bewogen even mee te gaan, om even een frissche neus te halen. Maar natuurlijk begonnen ze uitgerekend net weer te schieten toen we buiten kwamen.
Verder worden hier en daar al voorraden bonloos uitverkocht. Helaas was de groote run net voorbij, toen we er aankwamen. Maar toch kregen we er nog een paar kilo koolrabi te pakken.
Die groente mee te nemen kun je altijd nog verdedigen omdat de boel lag te rotten, maar om aan de plunderingen mee te doen, daarvoor ben ik nog steeds wat huiverig; straks is “Ausländer dit en Ausländer dat”
...

25 april 2020

Woensdag 25 April 1945. Oos : Sinds ik gisteren een granaatje voor me op de grond zag ontploffen, ben ik voorzichtig.

5e dag artillerievuur.

Woensdag 25 April 1945  5e dag van het beleg
De nacht is lang, het klokje rond, maar onrustig. Er vallen bommen, één vlak voor de deur. Grote verwoesting. Natuurlijk liggen er een paar kerels in hun bed, o.a. Paans en Pieter Bos. De laatste ligt bedolven onder het puin. “Ik laat me liever kapot schieten dan dat ik uit mijn warme lakens kom” zegt hij later.
Geruchten van gisterenavond: overeenkomst met de Amerikanen, Berlijn wordt bezet door de Amerikanen en dan gaat het verder tegen de Russen. De wens is de vader van de gedachten! Velen vertellen dat de eerste vijandelijkheden al hebben plaats gehad, en hier in Berlijn onderhandelingen gevoerd worden. Dit volk kent zijn meesters slecht! Er is geen sprake van dat er iets dergelijks gebeurt. {De werkelijkheid ligt iets anders: de Amerikanen laten Berlijn aan de Russen! Maar dat weet bijna niemand.}
Vanmorgen weer een koek gegeten, van meel met koffiesurrogaat. Erg lekker zijn die dingen niet, maar voor ontbijt zijn ze uitstekend geschikt. We eten nog niet slecht, dankzij de aardappels en mijn meel. 4 pond is er straks al door!
Onze buren Belgen, van Dalen en Hoornick braken een taaltje uit waarvan je werkelijk kotst. Die kerels moeten na de oorlog maar putjesschepper worden. Ze lopen op het ogenblik met gouden ringen rond, de winst van hun zwarte handel.
Er is nu helemaal geen water meer, we moeten bij de pomp gaan tappen in de Ackerstrasse. Ik waag me nauwelijks uit de kelder, Jan en Gerrit {de Vries} zijn veel dapperder. Sinds ik gisteren een granaatje voor me op de grond zag ontploffen, ben ik voorzichtig.
Nu er geen water meer is vervuil je meteen, je handen worden haast niet meer schoon.
De morgen was vol activiteit in de lucht, en regelmatig schieten van de artillerie. Ik waag me haast niet meer buiten.
Vanmiddag het grote succes van Paans en Frau Lisureck: ze komen met levensmiddelenbonnen aandragen! Een paar uur moesten ze er voor sjouwen, onder hevig vuur, maar het is dan toch gelukt. De stemming is plotseling helemaal veranderd, de gezichten zijn opgeklaard. Eten is toch wel erg belangrijk. Of liever: de lege magen zijn belangrijk.
Frau Lisureck komt nog met een ander, minder prettig nieuws: ze heeft iemand gesproken die een oude-lieden-huis overgegeven heeft aan de Russen. De propaganda heeft nog niet kunnen beschrijven wat daar voor beestachtigheden zijn gebeurd, het is verschrikkelijk. De oude mannen werden door een commissaris aangewezen om gefusilleerd te worden, de jonge mannen blijven leven. Vrouwen worden verkracht enz. enz. Even kom je er toch wel van onder den indruk, gelukkig dat we meteen afgeleid worden door de jacht op eten. In de rij staan voor brood, de rij staat verscholen in een poortje. 1500 gram brood op mijn bonnen.
De toestand wordt critiek, mijne heren. Dit is de algemene opinie zo tegen zessen, hoewel de activiteit in het algemeen zeer gering is geworden. Zo nu en dan een vliegtuig, verder haast niets. Er zijn wel veel soldaten in de straat. Geschut wordt opgesteld op de hoek bij de markthallen, maar dan weer direct weggehaald ook. Soldaten met pantservuisten verschuilen zich in de ruïnes en gaan dan weer weg ook. De Russen zijn tot aan Gesundbrunnen doorgedrongen, grote zwarte rookpluimen vlak bij tonen dat dit gerucht waarschijnlijk wel waar is.
Het zal een wonder zijn als we er goed door komen, dat heb ik wel in de gaten!
Er worden veel buitenlanders aangehouden, en door de SS naar Spandau gebracht en geconcentreerd. Wat staat ze daar te wachten? Hoe het ook zij, er is geen gaatje meer waardoor we kunnen ontsnappen, we zitten in de val. Vanavond onze buik vol gegeten, en nog eens een goede borrel drinken, dat is het enige wat we doen kunnen, schrale troost.
Volgens de propaganda moet het heerlijk zijn in een grote tijd te leven, maar dat valt in de practijk lang niet mee! Het is maar vervelend. We mogen dan later kunnen zeggen dat we het beleg van Berlijn hebben meegemaakt (voor het geval we het overleven!), maar op het ogenblik zat ik liever thuis.
Vanavond verkondig ik dat ik met een half jaar wonen in deze kelder graag mijn behouden thuiskomst zou willen afkopen. Dit geeft een idee van de stemming.
Een dubbele borrel en heel wat beschuitjes besluiten deze emotievolle dag.

Jan :

Woensdag 25 April 1945.

 Vanmorgen in de vroegte werden we gewekt door een regelrecht bombardement met zware bommen. Vlak voor het huis is er één op de straat gevallen met het gevolg dat het lager er weer fraai uitziet. Deuren en ramen er uit, kalk van de plafonds enz. enz. Overigens heb ik me er niet veel aan gelegen laten liggen, en ben rustig door geslapen. De Russische bommen hebben nòch luchtmijn-, nòch brisantwerking, maar zijn in hoofdzaak ingericht op splinterwerking.
In de loop van de nacht kwam er nog een bom ergens in de buurt terecht waardoor ik een stuk steen uit het kelderplafond op mijn voet (gelukkig niet op mijn hoofd) kreeg.
Vanmiddag kregen we dankzij de bemoeiïngen van Frau Lisurek onze bonnen. “Urlauber” karten, en dus kwamen we er zelfs nog beter af, dan dat we onze buitenlanderbonnen kregen. Met veel moeite hebben we ons brood nu geheel binnen. Maar straks kunnen we er mee sjouwen, en dan moeten we het misschien onderweg weggooien omdat het pak te zwaar is ….
Gezien de voorbereidingen, gaat het spul binnen zeer korte tijd beginnen. Maar we mogen de moed niet verliezen. Komt tijd, komt raad, en we zullen het er vanavond nog maar eens extra van nemen met eten. Niettemin zie ik de zaak vrij somber in, en ik wilde dat het maar een week verder was.
Ik hoop in ieder geval dat aan Amsterdam een dergelijke tijd bespaard mag blijven. Wij hebben wat voorraad kunnen maken, maar dat konden ze thuis niet doen.
Het weer was prachtig vandaag, echt voorjaar en daardoor was het in de kelder lang zoo kil niet als de vorige dagen.





24 april 2020

Dinsdag 24 April 1945. Oos : Een grote zwarte rookpluim kondigt aan dat de AEG fabriek in de Brunnenstrasse in brand staat.

4e dag artillerievuur.

Dinsdag 24 April 1945   4e dag van de belegering
Lange nacht, van 9 tot 8 geslapen dit is de beste manier om de tijd door te komen. Het wordt al moeilijk de tijd dood te slaan. Het eerste nieuwtje is er af, en we hebben ons goed geïnstalleerd in ons separétje. Deze nacht heb ik beter geslapen dan gisteren, heerlijk op twee matrassen. Geen last van de kou. Jan heeft vanmorgen de zelfde ervaringen met buikloop gehad, als ik indertijd in de wijngaard in Châtel-Guyon, maar hij treft het in zoverre niet dat er nu geen water is. Een klein kraantje loopt nog beneden in de kelder, en daar staat de gemeente met pannetjes en potjes omheen.
Gisterenavond kwam Frau Lisureck met een paar boterhammen met vlees aandragen, voor Jan en mij, zegt ze er speciaal bij. Het is me niet helemaal duidelijk of ze dit tegen Gerrit bedoeld heeft, of dat ze het onbewust is geweest. Ze heeft het overigens niet makkelijk met al de hongerige gezichten, die haar nog verwijten maken op de koop toe. Het is overigens de vraag of ze wel helemaal vrijuit gaat, wat betreft de levensmiddelenkaarten! Ze had zelf moeten gaan, Vrijdagmiddag, en het niet aan Paans moeten overlaten.
Een grote zwarte rookpluim kondigt aan dat de AEG fabriek in de Brunnenstrasse in brand staat. Verder doen de wildste geruchten de ronde: vijftig Russische tanks zijn vanmorgen vroeg door de Invalidenstrasse komen rijden! De oude juffrouw die het vertelde, werd nog boos ook toen Jan het niet geloven wilde.
De luchtactiviteit is vandaag groot, steeds jagers in de lucht, en zo nu en dan bommenwerpers. Geen enkel Duits vliegtuig.
De etenspositie wordt steeds slechter, de Fransen zijn helemaal door hun eten heen, en willen iets gaan “doen”. Ze hebben wel een massa demonstratie op het oog, een gevaarlijke zaak, waar ik niets voor voel.
Mijn stemming is vandaag wel iets beter, alleen vóór de middag wordt er over het eten gepraat, later niet meer. We vinden het eerste Russische pamflet, bij de inspectie van de kelder tegenover ons huis, onder de puinhopen. Dit laatste voor het geval we de kelder bij ons moeten ontruimen. Het feit dat er mensen zonder eten zitten maakt ons bang voor amok!
Hoe groot is de kans dat ik door deze ellende veilig heen kom? Puur geluk zegt Paans. Daar is wel wat van aan. Vijftig procent kans? Ik ben blij dat ik Jan een brief en een portret heb meegegeven.
Bob schat 80 tot 90 % kans thuis te komen.
Paans komt terug van een excursie die het doel had, enkele mensen te overtuigen dat het nodig is ons eten, of minstens, bonnen te geven. De desorganisatie hier is veel groter dan die in 1940 bij ons geweest is. Nergens is een mens te vinden, alle kantoren zijn leeg, je loopt overal maar in en uit. Minstens 6 instanties heeft Paans afgelopen, en het effect is: vage beloften. Een “hoge mieter” vertelt dat het niet lang meer zal duren. Verder zal er waarschijnlijk een centrale keuken komen. Dat is een oplossing.
Vroeg naar bed, na een spelletje schaak met de Vries.

Russisch pamflet uit Jans dagboek:




Dinsdag 24 April 1945.
De gisteren al aangekondigde diarrhee is vannacht acuut losgebroken. Maar op eeb dergelijke wijze dat er geen houden meer aan was. Net een Russische doorbraak. Voor ik de W.C. kon bereiken, was het al mis. Voor hrt eerst sinds ik uit de luiers ben, heb ik in mijn broek gepoept. Ik heb me voor mezelf doodgeschaamd, en dank er nu nog met walging aan terug. Ik ben min of meer leeg gelopen, en toen dat klaar was ontdekte ik tot mijn grooten schrik, dat er geen water meer was. Dus kon ik me niet eens wasschen, en moest me met een papiertje schoonvegen. Een meer dan walgelijke vertooning was het.
Maar na een paar uur lekker slapen, en nadat ik me geschoren had, voelde ik me alweer een beetje mensch. Ik heb nu maar twee pakken over elkaar aangetrokken, en mijn pyama er nog onder, dan heb ik het tenminste niet koud.
Vanmiddag heb ik na een uurtje in de rij staan een kilo brood veroverd ik ben benieuwd hoe lang we de volgende week in de rij moeten staan!
Aan de Prenzlauer Allee wordt zwaar gevochten. Aan de Friedrichstrasse zijn alle ruines bamand met soldaten. Maar bij ons in de straat zie je betrekkelijk weinig militairen.
Het is maar goed dat het donker is in de kelder, want je gaat er uitzien als een beest. Vooal nu we onze handen niet meer kunnen wasschen daar er tenslotte sinds vanochtend niets meer in de waterleiding is.

23 april 2020

Maandag 23 April 1945. Oos : Bral heeft vanmorgen de eerste dief betrapt. Deze pooier kon mij ook wel eens bestolen hebben.

3e dag artillerievuur en Tiefflieger.

Maandag 23 April 1945
Rustige nacht gehad, goed geslapen. Er wordt niet veel meer geschoten, maar in de loop v.d. ochtend neemt de activiteit toe.
Opschudding in het lager omdat er geen eten is. De eerste muiters komen al tevoorschijn: ze verwijten Frau Lisureck dat ze geen kaarten voor levensmiddelen hebben. Een stuk of 10 man zit al zonder een hap eten!
Bral heeft vanmorgen de eerste dief betrapt. Hij lag in zijn bed, terwijl de anderen allemaal in de kelder lagen. De deur gaat open, en de kleine zwarte Belg, de vriend van v. Dalen, komt binnen. Heel zacht, wacht even, en gaat dan verder. Zogenaamd zoekt hij naar matrassen, als hem gevraagd wordt wat hij doet! Deze pooier kon mij ook wel eens bestolen hebben.
Lekker gegeten. Aardappels met gort, en tomatenpuree als ontbijt een bord grutjes. Tijden geleden dat we zo goed gegeten hebben, geloof ik. Het smaakt ook zoveel beter, als je met een paar man eet, en niet alleen.
Geruchten zijn er niet veel meer, maar het schijnt toch wel zo te zijn, dat de Russen al aan de ringbaan zitten in het Noorden en in het Oosten. Lichtenberg is in het Wehrmachtsbericht genoemd. Hoe zal Jan {Egberts} het vinden als hij het hoort? Gelukkig dat hij daar niet meer zit.
Soldaten willen wijn ruilen voor brood, ze hebben vandaag nog geen eten gehad!
Tanks komen voorbij rijden, er wordt steeds meer geschoten, maar er is geen luchtactiviteit. In de straten komen nu steeds meer soldaten, vanmorgen was er nog niets te zien, nu lopen er steeds voorbij.
Wehrmachtsbericht: Köpenick, station, door D. heroverd, Russen tot Prenzlauerallee doorgedrongen, in het Zuiden tot Teltow. Kortom: het ziet en niet hoopvol uit, dit gevalletje kan een week duren, op zijn mist. Ik voel me niet best vandaag, de kelder begint zijn uitwerking te hebben. Het is ook geen doen. Gelukkig is er weer licht, en we hebben in onze afdeling een lampje hangen.
Het is een ellendig leven zo. Er wordt voortdurend geschoten, de Duitse artillerie staat in de straten te schieten. De Russen antwoorden daar natuurlijk op, hier en daar met bommenwerpers en duikvliegers. Steeds maar dat schieten in de lucht, dat is zo ellendig deprimerend. Je loopt met je ziel onder je arm: eerst trek je je er niets van aan, maar dan flitsen er een paar granaten en je duikt weer in de kelder. Daar is het dan weer koud en vervelend, en dan wil je weer naar buiten.
Stemming? Afwachten, en kankeren over het eten. Dat is alles wat er gebeurt! Langzamerhand merken we dat het ernst wordt, vooral nu we overgelaten zijn aan ons zelf wat het eten betreft. De Duitsers krijgen extra rantsoenen, wij zelf niet eens de bonnen van deze week. Er is natuurlijk niets te krijgen voor ons, geen groente en zo, of bieten of iets anders wat de maag vult. Wat ben ik blij met mijn voorraad heb! Wat gek anders, dat alle idealisme verdwijnt, zodra er honger is.

Jan : 


Maandag 23 April 1945.
De levensmiddelenpositie begint er in het lager niet beter op te worden. Wij hebben genoeg om een week met drie man op te leven, maar de meeste anderen hebben niets meer sinds vanmiddag. Het is natuurlijk buitengewoon onaangenaam om nu nog dingen te koken, want ze kijken het je gewoon uit de mond weg, en ik voorzie, dat het over twee dagen amok lopen gaat worden. Maar we zullen ons voorraadje niet zonder meer door anderen op zien eten. De meesten hebben absoluut geen voorraad gevormd. Eerlijk gezegd, was ik ook nooit tot een dergelijke voorraad gekomen, als ik niet met Oswald samen gewoond had, want onze voorraad mag er werkelijk zijn. In de winkels is niets meer te krijgen, en bij de bakkers staan de menschen in heel lange rijen. Onze laatste weekkaarten zijn ons ook door den neus geboord; Witteveen en Nieuwkerk zijn gisteren naar de fabriek gegaan, maar vonden op de kaartenafdeling (die in Köpenick in de Lindenstrasse gevestigd is) geen mensch, daar de Russen halverwege in Köpenick zitten. In Schöneweide zijn de bruggen al opgeblazen. In Köpenick werd in de winkels bonloze uitverkoop gehouden.
In de stad zijn op verschillende plaatsen soldaten opgehangen, die een burgerpakje over hun uniform aangetrokken hadden. Een hartverheffend gezicht! En onderdehand proberen ze het volk zoet te houden met het verspreiden van geruchten over een afbreken van de diplomatieke betrekkingen tusschen Engeland en Rusland. Maar zelf daaraan begint het Duitsche volk eindelijk te twijfelen.

22 april 2020

Zondag 22 April 1945. Geobbels : "Lastige buitenlanders onschadelijk maken, huizen die de witte vlag hijsen direct opblazen enz".

Alarm wordt niet gegeven maar er zijn wel bombardementen.
2e Dag artillerievuur.

Zondag 22 April 1945
Om een uur of zeven sta ik maar vast op, ik ben goed uitgerust, en eerlijk gezegd, heb ik de laatste weken niet zo rustig geslapen als deze nacht! Maar het is koud en vochtig in de kelder, en dat is niet prettig. Buiten is alles rustig, weinig mensen op straat. Een paar terugtrekkende soldaten, en wat mensen met rugzakken op weg naar huis of familie.
Twee Volksstormers komen bij ons gauw naar binnen als er een granaat inslaat. Liefst zouden ze direct naar de kelder wandelen, en daar blijven zitten, dat kun je aan hun gezicht zien! Ze besluiten samen verder te gaan. Met de buitenlanders wordt geen woord gewisseld.
Over de rantsoenen heb ik nog niets geschreven. Typisch is, dat er in de krant staat dat Duitsers de etenswaren van de volgende periode al halen kunnen, terwijl er over de buitenlanders niet gesproken wordt! Verder hebben wij nog niet eens de bonnen van de volgende periode week, we zitten dus van vandaag af zonder eten.
Goebbels heeft een redevoering gehouden, hoofdpunten zijn: lastige buitenlanders afschieten onschadelijk maken, huizen die de witte vlag hijsen direct opblazen enz. Zijn vrouw en kinderen zitten ook in Berlijn, zegt hij.
Vanmiddag beginnen de vliegtuigen actief te worden. Eerst Tiefflieger, en langzamerhand zwaardere vliegtuigen. Tegen de avond een bombardement, maar niet voor ons bedoeld.
De etensdistributie is beslist goed, maar het eist veel van je zelfopoffering. Het idee dat je niet kunt gaan eten van je eigen, uit je mond gespaarde eten, kunt nemen, en er ter wille van de anderen af moet blijven, is veel gevergd.

Jan : 


Zondag 22 April 1945.
Onze laatste spullen, die gekookt moesten worden, hebben we meteen gekookt vandaag, voortdurend gestoord door Tiefflieger en in de buurt inslaande granaten de voordeur is doorzeefd met splinters. Honger zullen we niet lijden, want we hebben een vrij aardigen noodvoorraad. Op dat gebied zijn we echter ongeveer de eenigsten, want de meesten hebben alles meteen opgegeten. We zullen dus moeten oppassen voor stelen, en houden daarom doorlopend de wacht.
De oproep die Geobbels in zijn kwaliteit als gouwleider van Berlijn uitgevaardigd heeft, spreekt van “aufsässige Ausländer beseitigen”. Wij zullen ons wel rustig houden, en onze tijd afwachten.
Tegen den middag nam het artillerievuur weer in hevigheid toe, en de branden kwamen dichterbij. Binnen een paar uur gaat het spel voor ons beginnen.

21 april 2020

Zaterdag 21 April 1945. Oos : De fles gaat open: de borrel wordt geschonken. Gisteren probeerde ik nog er meel of brood voor te krijgen.

Alarm nr. 288 van 22:30 tot 00:30.
Eerste artillerievuur. {Van de regen in de drup dus.}

Zaterdag middag 3 uur
Even stil gezeten, wacht houden bij het eten. De toestand is verschrikkelijk. De hele morgen al beschietingen van de artillerie, verhalen over granaten die in de buurt ingeslagen zijn.
Het ergste is echter, dat een groot deel van de bewoners al zonder eten zit.

Zaterdag avond.
Gerrit de Vries heeft zich bij ons aangesloten, een prettige kameraad. We hebben ons keldertje met matrassen belegd en zoals Jan zegt: Je zou haast met God en alle mensen in vrede komen. We liggen netjes naast elkaar.
Ontzettend wat heb ik gegeten vandaag. Ik kots er haast van. De morgen besteed met het plaatsen van een kachel, tot grote vreugde van Frau Lisureck, die zich in deze dagen beslist van een goede kant laat zien.
Jan gaat nog proberen naar de fabriek te gaan, omdat zijn eetketeltje er nog staat. Hij komt echter onverrichter zake terug.
De Belgen, het onsympathieke slag ervan tenminste, zijn de enigen die nog aan eten weten te komen. De anderen lopen met bonnen rond, zonder wat te krijgen. Ik ben blij met mijn voorraad, en geniet er ook van.
Het Wehrmachtsbericht komt zelfs nog uit vandaag. Paans heeft een krant. Bernau wordt al genoemd.
Het is negen uur, alles is rustig. De meesten liggen al te slapen in hun geïmproviseerde slaapgelegenheden.
De fles gaat open: de borrel wordt geschonken. Gisteren probeerde ik nog er meel of brood voor te krijgen, maar nu de Russen volgens de geruchten toch al in Weißensee zitten, willen we er maar liever aan beginnen.
Gisteren heb ik een depressie gehad. Ik was plotseling bang voor mijn eten enz. enz. Minder voor de granaten, die overal insloegen, dan voor de hongersnood die voor de deur staat. Paans verkondigt al de theorie, dat, als je geen eten meer hebt en je gaat het bij een ander stelen, deze daad verantwoord is. Iets dergelijks gaat mij, die al maanden voor deze dagen gespaard heeft, door hart en ziel. Wat heb er nu aan, had ik het maar allemaal opgegeten, nu komen Paans e.d. het je toch afnemen.
Maar vanavond ben ik al weer verzoend. We hebben Gerrit er bij genomen, Gerrit zonder voorraad, zonder iets. We gaan vanaf morgen gezamenlijk eten, alles bij elkaar.
Gerrit (de Vries) is aan den dood ontsnapt. Zijn vlucht uit Wriezen is een romantisch verhaal. Eerst beschieting door de artillerie, hetzelfde wat we nu meemaken. En dan de vlucht, met twee karren met spek en brood. Halverwege, bij Tiefensee, worden ze door scherpschutters beschoten. Alles laten ze in de steek, Gerrit komt zonder iets in het lager aan. Jaapje heeft van zijn laatste bezittingen ook nog het een en ander opgegeten en verruild, zodat hij werkelijk zo kaal als een kikker is.
Hoe zouden ze het thuis maken? Als ze maar wisten hoe het met ons gaat, dat zou een hele geruststelling voor ze zijn. Maar hoe maken ze het zelf wel? Misschien ook, zoals wij, in de kelder, daar is veel kans op. Niet te veel nadenken. Als ze maar blijven leven, dan is alles al goed. Blijft het huis nog ongeplunderd staan, dan is het helemaal prachtig.
Hoe lang zal het nog duren, in die rotzooi in Berlijn… luidt het liedje. Dit vraagstuk is wel erg actueel geworden. Ik schat zelf, dat we er over hoogstens anderhalve dag af zijn, maar ik kan me vergissen. Wat er aan soldaten voorbij komt, maakt de indruk van een vluchtend leger.

De eerste beleggingsnacht.
Drie man op de grond in de kelder. Gelukkig met een volle maag, maar dat is dan ook het enige lichtpuntje. Het is er nat en koud. Niettemin slaap ik vast in, ik word pas wakker als er een Hollander komt die zich bij ons in het keldertje installeert. Er is ongeveer de helft van de bezetting in het station gaan overnachten, bang voor een Engels bombardement. Maar om vier uur moet het station ontruimd worden: de treinen gaan weer rijden!
Het artillerievuur duurt haast de hele nacht door, ’s morgens wordt het wat rustiger. Er slaat een granaat in vlak tegenover het lager, in het puin. Verderop wel vijf of zes bij elkaar. Het is wonderlijk, maar niemand vindt het erg. Als je gewend bent aan luchtmijnen, dan is dit ook niet erg meer. Je blijft haast buiten staan!

Jan : 


Zaterdag 21 April 1845.
Vanmorgen werd het artillerievuur steeds heviger. Niettemin heb ik nog geprobeerd de fabriek te bereiken. Met veel moeite eeb ausweis voor de derde groep te pakken gekregen. Tot Tempelhof (ik moest over de Zuidring omdat bij het Schlesischer Bahnhof de zaak onder vuur lag) ging alles goed maar toen moest ik naar de Hermannstrasse loopen. Ik kende de weg niet, en kwam tenslotte in Britz terecht. Daar stond ik in dubio, zou ik doorloopen tot Schöneweide, of zou ik het met de S-Bahn proberen. Het was inmiddels al rijkelijk laat geworden, en bovendien hoorde ik voortdurend granaten fluiten, dus besloot ik tot het laatste. Hoewel ik zeker een half uur te lang geloopen heb tusschen Tempelhof en Hermannstrasse, stond ik daar toch tenslotte met de zelfde menschen waarmee ik in Tempelhof was ingestapt. De dienst bestond echter uit één halve trein per uur, en dus ben ik toen maar naar huis geloopen. Daar begonnen de granaten ook aardig te fluiten, en vlak in de buurt waren er een paar ingeslagen. Steeds als je een “Tiefflieger” hoorde, vluchtte je op de gang. Verder was de eenige lichamelijke reactie een enormen honger. Merkwaardig, in 1940, toen wij in de oorlog raakten, kon in geen stuk eten door mijn keel krijgen.
Morgen gaat bij ons drieën de gemeenschappelijke verzorging in. Oswald is tot ceremoniemeester benoemd. Misschien is het niet noodig, des te beter.
Hans Bornewasser is uit het ziekenhuis ontslagen, daar dit voor 50% ontruimd moest worden wegens gewonde soldaten. Nu hebben we hem in den kelder in een bed geïnstalleerd.
Overigens gaat het best in de kelder. Met wat gevoel voor humor kom je overal overheen. Frau Lisurek houdt zich erg goed, ze had vanavond een koffiebuffet aangericht in het Gemeinschaftsraum. Het is er alleen nogal koud en kil.
Hoewel ik het zelf niet gehoord heb, hebben ze vanavond nog alarm gegeven van 10.30-12.30. Er is echter niets gebeurd.

20 april 2020

Vrijdag 20 April 1945. Oos : De bommenwerpers draaien hun mooie bochten en laten hun kleedjes los.

Alarm nr. 286 van 09:25 tot 11:55.
Alarm nr. 287 bombardement nr. 64 van 21:30 tot 02:45.

Vrijdag 20 April
Geen zin naar de fabriek te gaan, eerst maar eens uitslapen. Met van Duren, die eerst nog een uurtje in het bed van Jan slaapt, naar het studenten restaurant, na het alarm.
Het is mooi weer, er zitten veel Engelse jagers in de lucht die schitteren als kerstboomgoed. De markeringstekens staan bij tientallen in het Noorden en Westen in de strakblauwe lucht. De bommenwerpers draaien hun mooie bochten en laten hun kleedjes los. Er valt ontzettend veel naar beneden, wee degenen die er onder zitten. We horen hier alles in de verte, verder hebben we geen last. Dit is het eerste alarm bij dag, dat ik alles goed heb gezien.
In het studentenrestaurant nog geen eten, dus eerst naar boekhandels. Een paar boekjes gekocht, en verder moeheid in mijn benen gehaald: door de beperking van het verkeer  moeten we alles lopen. In het studentenrestaurant is natuurlijk geen eten meer! Overal staan files, de restaurants hebben niet kunnen koken door het alarm.
Tenslotte thuis wat gegeten, er stonden nog wat aardappels en wat vlees (zwart!)
Naar Portegies. Daar begint het met geruchten: de Russen zitten bij Bernau, aan het einde van de S-Bahn. Ik koop een krant, voor het eerst sinds ik hier in Berlijn ben moet ik er een veldslag voor leveren. We kijken op de kaart na, en concluderen dat er een flinke doorbraak moet zijn. De stemming in de stad wordt merkwaardig onrustig, er zijn overal huisvrouwen die aan het kopen zijn, en verder staan de mensen al bij groepjes te praten.
Jo is erg rustig, zelfs bij het bericht dat morgen het S-Bahn verkeer practisch stilgelegd wordt. Ook met de groene kaart mag men niet reizen, alleen met een gele kaart.

De "schitterende"  jagers zijn waarschijnlijk  Amerikaanse Mustangs. Deze waren, om gewicht en luchtweerstand te besparen, niet geverfd, maar blank, gepoetst aluminium.
Oos heeft in augustus een fiets geleend en is tot in Bernau gereden.

Jan : 


Vrijdag 20 April 1945.
Vandaag is het de verjaardag van Hitler. Op weg naar de fabriek heb ik geen enkele hakenkruisvlag gezien.
De reis naar Schöneweide duurt tegenwoordig ca. 2 uur, dank zij een pendelverkeer met één halve trein per uur tusschen Günau en Treptow. Ik ben sinds 6 weken geen dag op tijd gekomen. Zoo langzamerhand voel ik me net chef: laat komen, niets doen en als het gaat, weer vroeg verdwijnen. Net wilde ik me beginnen te scheren, toen er alarm kwam. Gelukkig was ik nog niet half bezig. Het alarm liep van 9.25-1155. Ze hebben het Noorden weer eens op de korrel genomen, Oranienburg en omgeving.
In Schöneweide rinkelen de ruiten en trilt het gebouw voortdurend van het geschut van het front. De S-Bahn rijdt vanaf morgen slechts voor menschen die in de groep III van de Fahrausweise zitten, de allerbelangrijkste individuen. Ik mag dus niet meer reizen, want ik zit in de eerste groep.
De Russen zijn doorgebroken naar Strausberg en Bernau. Gerrit de Vries is uit Wierzen gevlucht en goed aangekomen. Hij had 20 broden en een enorme hoeveelheid spek bij zich gehad toen hij vertrok, maar had alles onderweg weg moeten gooien. Weerstand was er niet meer, vertelde hij trouwens de Russen waren in een dergelijk aantal op komen zetten, dat er geen houden meer aan was.
Blijkbaar hebben ze de electriciteitsvoorziening van Berlijn ofwel kapot gegooid, ofwel afgesneden, want het is ineens uit met de stroom. S-Bahn en tram rijden, zooals ik al zei in beperkte mate, en ik vermoed, dat ze morgen wel heelemaal niet meer zullen rijden.
Vanavond kregen wij ook bommen in de stad voor er alarm gegeven werd. Een en ander had natuurlijk een overvolle kelder tengevolge, daar veele mensche van straat bij ons een onderkomen zochten.
Het niet meer kunnen reizen convenieert me heelemaal niet, want ik heb net op de fabriek wat wasch in de week gezet vandaag. Bovendien staat mijn eetketeltje er nog, en dat had ik ook liever thuis. Eens kijken, of we er morgen kunnen komen. Het zal alleen wel loopen worden, maar in godsnaam dan maar. Hopelijk worden we niet onderweg door de Russen ingehaald. Het alarm liep van 9.30-02.45, het langste dat we tot dusverre hebben meegemaakt.

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...