Maandag 31 Jan. ‘44
37
Lieve Paps Mams en Lily.
Alweer een paar dagen verder, en
ik schrijf maar weer eens, om jullie gerust te stellen, al helpt dat niet veel.
Verder schijnt het vandaag dan toch definitief de laatste dag te zijn dat we
brieven afgeven kunnen zonder beperkingen. Ik zal ook Grandpère nog even wat
schrijven.
Gisteren in de Staatsoper geweest, waar ik echt genoten heb,
even heb ik aan jullie moeten denken, toen er alarm kwam, omdat ik datum en uur
in één van mijn brieven geschreven heb. Nu is er niets gebeurd, ’s middags, de
grote aanvallen kwamen pas ’s avonds, toen we al weer thuis waren. Deze keer niet
bij ons in de buurt. Ik heb nog geprobeerd mijnheer Ficher te bereiken. Maar
dat ging niet. Er heen reizen gaat practisch niet door de slechte verbinding,
en verder is de telefoon overbelast. Zaterdag kreeg ik geen gehoor. Ik heb ook
niet veel puf meer om daar achteraan te sjouwen, het is iedere dag hetzelfde,
en gerust worden jullie toch niet meer. Vanavond probeer ik nog een keer te
bellen.
Nog steeds kan ik er niet over
uit, dat Frau Schlegel uitgebrand is. Het is nog al meegevallen, alleen de
bovenverdieping is uitgebrand, (parterre staat nog) maar het huis is toch
ontruimd. Een gedeelte van het dak staat nog, het huis kan na de oorlog wel
weer opgebouwd worden. Ik heb Frau Schlegel niet te spreken gekregen, het huis
was totaal verlaten.
Vandaag is het o.a. de verjaardag
van Arike, ik had toch wel gehoopt deze onder iets gunstiger omstandigheden
door te brengen. Het ziet er niet naar uit dat we met verlof zullen kunnen
gaan, militaire gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. Het kan zijn dat het
al afgelopen is in Mei, maar ik denk dat het spul dan pas goed begint.
Wat leven we hier toch een gek
leven. Ik heb lang gezocht naar een vergelijking, b.v. met een zigeunerleven,
maar het gaat allemaal niet op. Het ene moment zit je in de schuilkelder te
sidderen bij iedere bom, dan sta je in de rook en as, je gaat slapen alsof er
niets aan de hand is, en je gaat de volgende dag weer aan het werk, en b.v.
naar een opera, waar je dan weer het mooiste te zien krijgt wat er op dit
gebied te koop is. Die tegenstellingen, die zijn haast niet te verwerken. Ik
heb weer kaarten gekocht voor andere opera’s, maar je moet er rekening mee
houden dat alles vannacht afgebrand is. Niemand kan je op het moment zeggen of
de Staatsopera er nog staat, dat ze er gisteren nog stond is geen garantie! En
zo sukkel je maar verder de tijd door, als het donker is zit je gewoon te
wachten tot er alarm komt. Je probeert je er aan te onttrekken, maar het alarm
beheerst je hele leven, en dat is op den duur zenuwslopend. We wachten dan ook
op de volle maan, die ons een weekje rust zal verschaffen, naar we verwachten.
Er is verder sinds mijn vorige
brief weinig te vertellen, geen groot nieuws en geen klein nieuws. De lust om
lange brieven te schrijven is nog niet teruggekeerd, ik schrijf de laatste
dagen toch veel omdat er telkens gezegd wordt dat het de laatste gelegenheid
is. In het vervolg zullen er dus meer briefkaarten komen.
Veel
liefs en tot ziens
Oswald
Jan schrijft in zijn dagboek:
Maandag 31 Januari 1944
…
De hele ochtend heb ik geklooid als nooit te voren. Er was niets voor me te doen, en ik had geen zin mijn kleren smerig te maken, zoodat ik niet meehielp aan het dichtmaken van de kapotte ruiten met karton. Ik heb dan ook maar zoo’n beetje rondgelopen van Oswald naar Cor en terug.
Daarna ben ik gaan graven in onze puinhoopen, en heb mijn lepel, mes en vork weer aan het licht gebracht. Het mes is waarschijnlijk niet meer te gebruiken, lepel en vork wel.
Reinartz begon ook te graven, en vischte triomfantelijk de sleutel van de W.C. op. “Ja … das Leben geht weiter”. …