29 april 2018

Nummer 100



Nummer 100.

Schuin tegenover het huis van het gezin de Bruin staat Maliebaan nr 100. Daar woonde een tante van Oos, (zuster van zijn vader, Sophia) met haar man, Albert van Egmond, die arts was. Het gezin bestond verder uit drie dochters, de nichtjes van Oos: Arike, To en Mies, alle drie enige jaren jonger dan hij. Tot haar overlijden in 1940 had de grootmoeder van Oos, moeder van Paps en tante Fie, op nr 100 gewoond.
Deze aanduiding, nr 100, werd in het gezin de Bruin gebruikt om “de overkant” of het gezin van Egmond aan te duiden, maar heeft in de volksmond ook een andere betekenis. Het is dan ook wel voorgevallen dat Paps gemeld had naar nr 100 te gaan en dat Mams zich na een kwartier of zo afvroeg waar hij zolang bleef, waarbij zij een andere nr 100 (het kamertje waar zelfs de keizer te voet gaat), in gedachten had dan waar Paps gezellig een kopje koffie zat te drinken.


28 april 2018

Hector en Olga


Hector en Olga

Oswald Genouy, Grandpère voor Oos, had een broertje en een zusje. De eerste, Hector, was vier jaar jonger dan Oswald en was leraar Engels en oude talen in Bône, Algerije. Dat was in die tijd een Franse colonie, juridisch gewoon een deel van Frankrijk. Paps had niet zo’n hoge pet op van het Engels van Hector wat een nogal zwaar Frans accent gehad schijnt te hebben en volgens paps door een Engelsman niet begrepen zou worden. De overlevering wil dat hij ook nooit in Engeland geweest is.
Het zusje, Olga, was elf jaar jonger dan Oswald. Opvallend genoeg had zij medicijnen gestudeerd (de eerste vrouwelijke student in Frankrijk) en was huisarts in Bône. Zij ontfermde zich daar vooral over de autochtone bevolking wat haar bij deze bevolkingsgroep zeer geliefd maakte. De ouders van Oswald, Hector en Olga waren nadat Oswald Genouy naar Nederland vertrokken was ook naar Bône gegaan en zijn daar in de jaren 1910 overleden.
Bij aanvang van de oorlog leken Hector en Olga buiten het oorlogsgeweld te blijven maar dat pakte anders uit. Bij de Noord Africaanse veldtocht van de Duitsers werd Bône in 1941 door de Duitsers ingenomen. Tijdens de herovering van het gebied door de geallieerden, operation Torch, (november 1942) moeten Hector en Olga vluchten maar komen wel aan de geallieerde kant van het front terecht. Communicatie met hun broer in Frankrijk kan dan allen nog via rodekruisbrieven, maar die doen er nog al eens een paar maanden over om aan te komen.

27 april 2018

Grandpère.

Grandpère.

Oos noemde zijn grootvader van moeders kant Grandpère. Deze, Oswald Genouy, werd op 13 januari 1861 in Cournonsec, in het zuiden van Frankrijk geboren. Hij werd dominee, en zijn eerste beroeping was in Saint Hippolyte du Fort. Aanvankelijk woonde hij daar op kamers. Hij huwde de kleindochter van zijn hospita. Zij kregen hier twee kinderen, Henry en op Adrienne. Bij de gemeente maakte deze jonge dame zich echter als domineesvrouw bepaald niet geliefd. Oswald moest zijn gemeente opgeven en ging als zakelijk partner met zijn zwager mee naar Spanje waar de laatste in verzekeringen deed. Al snel werkte Oswald zelfstandig en liet zijn gezin over komen. In Valladolid werd hun derde kind, Hélène, geboren.
Binnen korte tijd vergaarde hij een aanzienlijk vermogen, wat hem echter geen geestelijke voldoening gaf zodat hij op zoek ging naar een nieuwe beroeping. Hij vond deze in Clairac, Lot et Garonne, in het zuidwesten van Frankrijk. In die zelfde periode echter overleed zijn jongste dochter, nog geen vier jaar oud. Ook in Clairac liep het niet op rolletjes alhoewel de streek hem kennelijk wel beviel. In 1898 vond hij een nieuwe beroeping in Rotterdam, en twee jaar later in Utrecht; het gezin volgde hem. Een woning in Clairac heeft hij echter aangehouden en het gezin reisde daar regelmatig heen. In 1906 sloeg het noodlot opnieuw toe toen zijn zoon ziek terug keerde uit Parijs waar hij studeerde en in Utrecht overleed. Na zijn emeritaat ging hij terug naar Clairac maar verhuisde al snel naar een riant, maar enigszins bouwvallig, landhuis aan de rand van Montpellier, Hérault, dat hij gekocht had. Reislustig bleef hij wel, in de zomer verbleef hij vaak in le Vigan, in de Cévennes. Daar was het ook dat, in augustus 1938, zijn echtgenote overleed.
Bij de aanvang van de oorlog woonde Granprère dus alleen op het landhuis in Montpellier; zijn meest naaste familie, zijn dochter, woonde in Utrecht, zijn broer en zuster, in Bône in Algerije, dat na de onafhankelijkheid van dat land in 1962 Annaba zou gaan heten. Verder had hij nog contact met een achternicht, Eva; die woonde in la Haute Beaume, een dorp in Hautes Alpes en het geboorte dorp van Oswalds vader.

22 april 2018

Het gezin en het huis

Het gezin en het huis. 

Het gezin waaruit Oos vertrok, bestond uit paps, mams, en Lily, zijn zuster. Verder woonden er: in het souterrain de huishoudster, op zolder het kamermeisje en, eigenlijk in de kamer van Oos, die naar de zolder “verbannen” was, tante Anna een oudtante van Oos die bij het evacueren van de zeereep door de bezetter uit haar huis gezet was. Ten slotte, en dat was met de precaire situatie rond de kruitfabriek niet makkelijk, een Duitse officier, die daar, vanwege de grootte van huis, door de bezetter was ingekwartierd. De kat heette Chips.
Het huis van waar Oos vertrok stond in Utrecht aan de Maliebaan. Een riant herenhuis mag men het noemen. Gasten kwamen er binnen door een porte-brisée voordeur, zeven treden boven straatniveau. Via het halletje, met rechts de vestibule, kwam men op de belle etage met zijn verdiepinghoogte van meer dan drie meter, eerst in een groots trappenhuis. Daar bevonden zich, afgezien van de trappen en de glazen deur naar het halletje, vier deuren die toegang gaven tot: het toilet, de voorkamer, de achterkamer (deze twee uiteraard en suite) en de eetkamer. De keuken bevond zich in het souterrain, waar de huishoudster het eten bereidde, dat dan via een liftje naar de eetkamer ging. Die keuken was wat men anno 2018 een zeer ruime leefkeuken zou noemen maar had een verdiepinghoogte van niet veel meer dan twee meter, net als de rest van het als woning voor de huishoudster en haar man ingerichte souterrain. Aangezien de tuin aanmerkelijk lager lag dan de straat liep men vanuit het souterrain op gelijke hoogte de tuin in.
De tuin was niet bijzonder groot maar er stonden wel wat fruitbomen in. De oudste daarvan was en appelboom die nog bij de boomgaard van het klooster hoorde. De achterzijde van deze boomgaard grensde ooit aan de Maliebaan. Bij de aanleg van het Maliebaanspoor en de bouw van de huizen, was deze boom gespaard gebleven, en gaf, vermoedelijk uit dankbaarheid, ondanks zijn respectabele leeftijd, nog jaarlijks een riante oogst aan “kloosterappels”; zeer geschikt voor het maken van appelmoes.
Aan de achterzijde was, aan de belle etage, een houten serre gebouwd met daarop een balkon voor de slaapverdieping. Deze slaapverdieping had een inrichting ongeveer gelijk aan de verdieping er onder maar was minder hoog en in plaats van het toilet was een eigenlijk opvallend kleine badkamer, met daarin een toilet. De zolder was deels voorzien van een schuin dak, maar in het midden was het dak plat. Op deze zolder waren drie kamertjes afgeschoten, waarvan twee met wastafel, en er bleef nog een riante, als “zolder” te gebruiken ruimte over.
In tegenstelling tot gasten, moesten leveranciers rechts van het gebouw door een smal gangetje hun weg vinden naar de zijdeur, die, ter hoogte van het trappenhuis, toegang gaf tot het souterrain. Dit gangetje was van de straat gescheiden door een poortje dat ’s nachts op slot was, met daarboven een toog die bekroond was met gebroken glazen flessen die in metselspecie vast gezet waren. Dit om personen met verkeerde bedoelingen de gang naar de achtertuin te ontmoedigen.

21 april 2018

Mams

Mams.

Oos noemde zijn moeder Mams. Deze, Adrienne Genouy, werd op 14 mei 1888 in Saint Hippolyte du Fort, in de Cévennes in Frankrijk geboren. Na vele omzwervingen kwam het gezin waarin zij opgroeide op haar 12e, in Utrecht te wonen waar zij aan het Stedelijk Gymnasium school ging. Onderweg van school naar huis botste zijn, omdat zij zich met haar zuid Franse temperament plotseling omdraaide, tegen een rijzige gestalte aan. Adrienne was toen 14 en nogal klein van stuk, en de jongeman waar ze tegenaan liep, was nogal lang en van haar leeftijd. Dit voorval was de aanleiding voor een relatie die, na enig uitstel vanwege de oorlog die toen buiten Nederland woedde, in 1915 tot het huwelijk tussen deze twee leidde. Zij kregen drie kinderen, Maarten op 19 juli 1916 en Oos op 20 december 1918 in Utrecht ten huize van haar ouders en Lily op 13 juli 1920 in Ouderkerk aan den Amstel waar het gezin de directiewoning van de kruitfabriek aldaar bewoonde. Adrienne oefende geen beroep uit anders dan het regelen van het huishouden. Dat hield in haar geval in dat zij de huishoudster en het kamermeisje dagelijks van instructies voorzag en afspraken regelde met de wasbaas, de tuinman al alle detaillisten die in die tijd nog aan de deur kwamen.
Toen, in het midden van de dertiger jaren de politieke spanningen in Europa, naar de mening van haar echtgenoot, zorgwekkende vormen aan begonnen te nemen, verhuisde het gezin naar een statig herenhuis aan de Maliebaan in Utrecht. Dat leek veiliger dan een woning naast een kruitfabriek. Er werd echter nog vaak in Ouderkerk gelogeerd vanwege de goede vriendschap die tussen het gezin en de nieuwe bewoner van de directiewoning bestond. Ook de kano, een houten Hollandse zeilkano en de tot kajuitzeiljacht omgebouwde voormalige reddingsloep van een zeeschip, die het gezin rijk was, hadden in de Amstel hun vaste ligplaats.

20 april 2018

Paps

Een kleine introductie van de familie van Oos lijkt wel op zijn plaats, om een goede achtergrond te schetsen bij de brieven en dagboeken.

Paps

Oos noemt zijn vader Paps. Deze, Gerrit de Bruin, werd op 4 augustus 1888 geboren, studeerde scheikunde. Dit ging bepaald niet vanzelf. In zijn tweede jaar, maart 1908, overleed zijn vader, die leraar was aan de veeartsenijschool te Utrecht. (deze zou later als veterinaire faculteit in de universiteit opgaan.) Door handelen van Gerrits  moeder was de toelage die zij als weduwe kreeg veel lager dan had gekund, waardoor er eigenlijk geen geld meer was voor de studie van Gerrit. Gelukkig had hij tijdens zijn dienstplicht er voor gekozen bij de vrijwillige militie te gaan. Dit leverde, zolang hij in de zomermaanden dienst deed, een aardige toelage op. Ook gaf hij bijlessen aan scholieren en zo konden zij de eindjes aan elkaar knopen.
Toen zijn studie voltooid was werd hij uitgenodigd om aan de universiteit assistent te worden maar met een universitaire carrière voor zich brak in 1914 de oorlog uit die later de eerst wereldoorlog zou gaan heten. Uiteraard werd Gerrit gemobiliseerd en moest rond Utrecht verschillende artilleriestellingen bouwen en bemannen. Hierbij viel zijn organisatie talent en de manier waarop hij met de “troep” omging op. De luitenant kolonel Gey van Puttius vond dan ook dat hij beter op zijn plaats zou zijn bij de verenigde Buskruitmakers, de fabriek die alle springstoffen voor het leger en de marine maakte maar waar het nu niet bepaald goed georganiseerd was. Hij werd daar eerst bedrijfsleider; met “groeimogelijkheden”. Zodoende was Gerrit in 1940 bij het uitbreken van de oorlog directeur van “de kruitfabriek” zoals die in het gezin genoemd werd.
Door zijn kinderen ondertussen Paps genoemd was het Gerrits grootste doel de fabriek deze oorlog door krijgen: “zonder ook maar één gram kruit voor de moffen te maken”. Om de fabriek niet failliet te laten gaan maakte hij van alles wat voor de burgerbevolking nuttig kon zijn of surrogaat voor iets. Ondanks bezoeken van SS en SD en zelfs een ondervraging van de SD op de Maliebaan in Utrecht wist hij het steeds zo te draaien dat er geen springstoffen gemaakt werden. Dit laatste was des te zuurder omdat hij zelfs ook aan de Maliebaan woonde; voor de Duitsers het “unter den Linden von Holland”. Hierover kon Paps natuurlijk niets in brieven naar Berlijn schrijven vanwege de censuur!
Paps werkte in die tijd hoofdzakelijk op het hoofdkantoor van de fabriek in Amsterdam maar ging wekelijks bij beide fabrieken, Ouderkerk en Muiden, op inspectie.



Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...