De Spreekrans.
Alle leden van de Spreekrans
hebben de oorlog overleefd, en de jongens konden elk voor zich hun studie weer
oppakken. Het bleef echter een hechte groep. In december 1945 al werd de eerste
reünie georganiseerd op de zolder van de Maliebaan 127. Uiteraard moest er een
lezing gehouden worden en de vader van Jan de Boer werd hiertoe bereid
gevonden.
Op de zolder van de Maliebaan, december 1945
Het eerste decennium na de oorlog
volgden de reünies elkaar jaarlijks op en zagen de mannen elkaar bij promoties
en huwelijken, maar toen drukke banen en het gezinsleven meer tijd gingen
vragen, en enkelen een betrekking in het buitenland kregen, beperkte dit zich
tot reünies bij de lustra. Vooral Oos heeft zich altijd ingespannen om deze
bijeenkomsten te organiseren.
De meest memorabele reünies waren
die van 1985 en 1995.
Naast een reguliere reünie in Utrecht is er dat in 1985 een reis naar Berlijn gemaakt, 40 jaar na hun vertrek van daar, waarbij de oude adressen werden opgezocht.
Probleem hierbij was het ijzeren gordijn. De meeste plaatsen lagen aan de
oostkant en afgezien van de argwaan tegenover de westerling was de kwijnende
economie in het oosten een obstakel. Met speciale visa kon men wel in Oost
Berlijn rondkijken maar niet zonder een vrij groot bedrag van Dollars in
Ostmarken te wisselen. Deze moesten dan in het oosten uitgegeven worden, want
meenemen naar het westen was verboden. Het viel best tegen al dat geld uit te
geven. Een poging om in het AEG-KWO een kijkje te nemen op het oude lab mislukte.
Waarschijnlijk bang voor spionage hield men daar de deuren dicht. Wel hing er
voor de gevel een enorm bord waarop men opgeroepen werd de grote verworvenheden
die 40 jaar communisme hadden gebracht, te vieren!
Het meest opvallende commentaar
dat Oos over deze reis had was dat er in West-Berlijn, afgezien van de
Gedechtnisskirche, geen ruïnes meer staan. Bijna alles is herbouwd, door al dan
niet smaakvolle bebouwing vervangen of in een park omgetoverd. Aan de andere
kant van de Berlijnse muur is dat anders. Daar is weinig veranderd, de
puinhopen zijn weliswaar geruimd, maar van herbouw of vervanging is er
nauwelijks sprake, vele ruïnes staan er nog onaangeroerd maar het stinkt
gelukkig niet meer naar nat, half verbrand hout, dood en verderf. Alleen een
vlaagje rioollucht frist soms even het geheugen op.
Tien jaar later reisden de heren weer naar Berlijn en toen was dat wel
anders: Het "gordijn" was gevallen en de Wiedervereinigung had plaats gehad.
Hoewel de rest van Oost Duitsland nog argwanend tegenover het westen stond was
men in Berlijn blij met de nieuwe situatie.
Er kon een bezoek aan het KWO
gebracht worden. Sterker nog de groep werd met open armen ontvangen; Helga was daar ook bij. In de
bedrijfsperiodiek werd er zelfs een artikel van twee bladzijden aan dit bezoek
gewijd, dat hoog opgaf over de vriendschappelijke manier waarop
dwangarbeiders en Duitsers bij het KWO met elkaar omgingen. Met de dagboeken
vers in het geheugen lijkt "vriendschappelijk" ietwat overdreven, maar dat de jongens er bij KWO een stuk beter van afgekomen zijn dan vele andere is zeker correct.
Jan en Oos houden een speciale
band, zien elkaar niet zo direct veel maar rond hun beider verjaardagen zijn er
elk jaar weer, urenlange telefoongesprekken.
Rond de volgende eeuwwisseling
begonnen de heren, ondertussen gepensioneerd, elkaar tussen de lustra weer vaker
te zien maar dit was dan bij begrafenissen. Zo dunde de club gestaag uit en
begonnen Jan en Oos zich hardop af te vragen “wie het licht uit zou doen”. De
nu bejaarde heren spreken af dat hun dagboeken gezamenlijk, door de langst
levende naar het NIOD gebracht zullen worden, voor wetenschappelijk onderzoek.
Oos gaat er toe over weer
jaarlijks een reünie te organiseren maar elk jaar zijn er weer minder
aanwezigen. Op 14 april 2010 heeft de laatste reünie plaats. Bij Oos thuis,
waarbij van de vier overgebleven leden alleen Ward, Jan en Oos aanwezig zijn. Het vierde lid was helaas zodanig gedementeerd dat aanwezigheid niet meer tot
de mogelijkheden behoorde.
Oswald A. de Bruin 2010
G. Jan W. de Boer 2010
de Hamer
In 2011 verschijnt het boekje “Kofferuit Berlijn” dat gebaseerd is op de dagboeken van Nico Groenhart. Oos krijgt
daarvan enkele exemplaren aangeboden door de dochter van Nico, de schrijfster
van het boek.
Een jaar later, in 2012, overleed
Jan. Jans dagboeken zijn door zijn nabestaanden naar Oswald opgestuurd. Naar aanleiding van het doekje “Koffer uit Berlijn”, leest Oos regelmatig, maar vooral zo rond het
begin van de maand mei in alle eenzaamheid in zijn eigen en in Jans dagboeken.
In 2013
kwam er, ondanks zijn hoge leeftijd van 94 jaar volledig onverwacht, een einde
aan het leven van Oos. Aan het wegbrengen van de dagboeken was hij nog niet toe
gekomen.
De houten koffer, die Oos in
augustus 1943 opgestuurd had gekregen en die zo keurig door Frau Lisurek was opgestuurd, behoorde nog steeds tot zijn inventaris,
met daarin alle verslagen van lezingen en vergaderingen van de Spreekrans in Berlijn, zijn
dagboeken, de brieven naar Berlijn en zijn brieven uit Berlijn. Ook van de
reünies zijn nog veel toespraken, overwegingen, correspondentie, en verslagen in
deze koffer bewaard gebleven.
Men kan het oneerbiedig vinden, en
dat is mij ook wel verweten, dat ik, ongevraagd, tot publicatie van deze
geschriften overgegaan ben, maar ik denk dat deze informatie ruimer bekend mag
zijn dan alleen diep in het archief van het NIOD.
Nu zijn er van alle brieven en
dagboeken digitale versies, in JPG- en grotendeels in DOC-format. Daarvan zal ik een kopie behouden en aan het nageslacht van Oswald doorgeven. De originelen gaan als nog naar het NIOD, om aan de wens van de schrijvers te voldoen. Zelf
vind ik dat ook de betere bewaarplaats, daar ik anders verdere nazaten van Oos met
de verantwoordelijkheid voor het bewaren ervan opzadel.
Gerrit Maarten de Bruin
2020
Morgen nog een toegift.