30 juni 2020

Epiloog, 5 / 5 : de Spreekrans

De Spreekrans.
Alle leden van de Spreekrans hebben de oorlog overleefd, en de jongens konden elk voor zich hun studie weer oppakken. Het bleef echter een hechte groep. In december 1945 al werd de eerste reünie georganiseerd op de zolder van de Maliebaan 127. Uiteraard moest er een lezing gehouden worden en de vader van Jan de Boer werd hiertoe bereid gevonden.

Op de zolder van de Maliebaan, december 1945

Het eerste decennium na de oorlog volgden de reünies elkaar jaarlijks op en zagen de mannen elkaar bij promoties en huwelijken, maar toen drukke banen en het gezinsleven meer tijd gingen vragen, en enkelen een betrekking in het buitenland kregen, beperkte dit zich tot reünies bij de lustra. Vooral Oos heeft zich altijd ingespannen om deze bijeenkomsten te organiseren.
De meest memorabele reünies waren die van 1985 en 1995.
Naast een reguliere reünie in Utrecht is er dat in 1985 een reis naar Berlijn gemaakt, 40 jaar na hun vertrek van daar, waarbij de oude adressen werden opgezocht. Probleem hierbij was het ijzeren gordijn. De meeste plaatsen lagen aan de oostkant en afgezien van de argwaan tegenover de westerling was de kwijnende economie in het oosten een obstakel. Met speciale visa kon men wel in Oost Berlijn rondkijken maar niet zonder een vrij groot bedrag van Dollars in Ostmarken te wisselen. Deze moesten dan in het oosten uitgegeven worden, want meenemen naar het westen was verboden. Het viel best tegen al dat geld uit te geven. Een poging om in het AEG-KWO een kijkje te nemen op het oude lab mislukte. Waarschijnlijk bang voor spionage hield men daar de deuren dicht. Wel hing er voor de gevel een enorm bord waarop men opgeroepen werd de grote verworvenheden die 40 jaar communisme hadden gebracht, te vieren!
Het meest opvallende commentaar dat Oos over deze reis had was dat er in West-Berlijn, afgezien van de Gedechtnisskirche, geen ruïnes meer staan. Bijna alles is herbouwd, door al dan niet smaakvolle bebouwing vervangen of in een park omgetoverd. Aan de andere kant van de Berlijnse muur is dat anders. Daar is weinig veranderd, de puinhopen zijn weliswaar geruimd, maar van herbouw of vervanging is er nauwelijks sprake, vele ruïnes staan er nog onaangeroerd maar het stinkt gelukkig niet meer naar nat, half verbrand hout, dood en verderf. Alleen een vlaagje rioollucht frist soms even het geheugen op.
Tien jaar later reisden de heren weer naar Berlijn en toen was dat wel anders: Het "gordijn" was gevallen en de Wiedervereinigung had plaats gehad. Hoewel de rest van Oost Duitsland nog argwanend tegenover het westen stond was men in Berlijn blij met de nieuwe situatie.
Er kon een bezoek aan het KWO gebracht worden. Sterker nog de groep werd met open armen ontvangen; Helga was daar ook bij. In de bedrijfsperiodiek werd er zelfs een artikel van twee bladzijden aan dit bezoek gewijd, dat hoog opgaf over de vriendschappelijke manier waarop dwangarbeiders en Duitsers bij het KWO met elkaar omgingen. Met de dagboeken vers in het geheugen lijkt "vriendschappelijk" ietwat overdreven, maar dat de jongens er bij KWO een stuk beter van afgekomen zijn dan vele andere is zeker correct.

Jan en Oos houden een speciale band, zien elkaar niet zo direct veel maar rond hun beider verjaardagen zijn er elk jaar weer, urenlange telefoongesprekken.
Rond de volgende eeuwwisseling begonnen de heren, ondertussen gepensioneerd, elkaar tussen de lustra weer vaker te zien maar dit was dan bij begrafenissen. Zo dunde de club gestaag uit en begonnen Jan en Oos zich hardop af te vragen “wie het licht uit zou doen”. De nu bejaarde heren spreken af dat hun dagboeken gezamenlijk, door de langst levende naar het NIOD gebracht zullen worden, voor wetenschappelijk onderzoek.
Oos gaat er toe over weer jaarlijks een reünie te organiseren maar elk jaar zijn er weer minder aanwezigen. Op 14 april 2010 heeft de laatste reünie plaats. Bij Oos thuis, waarbij van de vier overgebleven leden alleen Ward, Jan en Oos aanwezig zijn. Het vierde lid was helaas zodanig gedementeerd dat aanwezigheid niet meer tot de mogelijkheden behoorde.

Oswald A. de Bruin 2010


G. Jan W. de Boer 2010


de Hamer

Uiteraard waren voor deze gelegenheid de voorzittershamer en het dodenmasker tevoorschijn gehaald.
In 2011 verschijnt het boekje “Kofferuit Berlijn” dat gebaseerd is op de dagboeken van Nico Groenhart. Oos krijgt daarvan enkele exemplaren aangeboden door de dochter van Nico, de schrijfster van het boek.
Een jaar later, in 2012, overleed Jan. Jans dagboeken zijn door zijn nabestaanden naar Oswald opgestuurd. Naar aanleiding van het doekje “Koffer uit Berlijn”, leest Oos regelmatig, maar vooral zo rond het begin van de maand mei in alle eenzaamheid in zijn eigen en in Jans dagboeken.
In 2013 kwam er, ondanks zijn hoge leeftijd van 94 jaar volledig onverwacht, een einde aan het leven van Oos. Aan het wegbrengen van de dagboeken was hij nog niet toe gekomen.
De houten koffer, die Oos in augustus 1943 opgestuurd had gekregen en die zo keurig door Frau Lisurek was opgestuurd, behoorde nog steeds tot zijn inventaris, met daarin alle verslagen van lezingen en vergaderingen van de Spreekrans in Berlijn, zijn dagboeken, de brieven naar Berlijn en zijn brieven uit Berlijn. Ook van de reünies zijn nog veel toespraken, overwegingen, correspondentie, en verslagen in deze koffer bewaard gebleven.

Men kan het oneerbiedig vinden, en dat is mij ook wel verweten, dat ik, ongevraagd, tot publicatie van deze geschriften overgegaan ben, maar ik denk dat deze informatie ruimer bekend mag zijn dan alleen diep in het archief van het NIOD.
Nu zijn er van alle brieven en dagboeken digitale versies, in JPG- en grotendeels in DOC-format. Daarvan zal ik een kopie behouden en aan het nageslacht van Oswald doorgeven. De originelen gaan als nog naar het NIOD, om aan de wens van de schrijvers te voldoen. Zelf vind ik dat ook de betere bewaarplaats, daar ik anders verdere nazaten van Oos met de verantwoordelijkheid voor het bewaren ervan opzadel.

Gerrit Maarten de Bruin
2020

Morgen nog een toegift.

29 juni 2020

Epiloog 4 / 5 Russische les

Oos en zijn Russische les.
In het begin van de zestiger jaren neemt Oos zijn Russische les, die Anna Anton hem had gegeven, weer op. Tien jaar later, als hij met vakantie naar Rusland geweest is, schrijft hij daar de volgende verklaring voor:

Waarom naar Rusland voor Vakantie?
Waarom Russische les?
Als je dan niet dol bent op iconen of op de schilderijen in de Hermitage af gaat en geen talenwonder bent: “Zouden die soms van die richting zijn?”.
Nut van talen leren:
4 weken na de 2e wereldoorlog 10 km buiten Berlijn op een boerderij werd ik overtuigd van het nut van talenkennis. Stel je voor: een boerderij, 30 Hollandse jongens, meest studenten, allen door de Duitsers tewerkgesteld geweest, wachtend op transport naar huis.
’s Morgens: een officier te paard, hoog, mooi uniform, ridderorden, prachtig paard, kortom een plaatje. Hij stopt en vraagt iets aan een loslopende Hollander die gewend is dat er gevraagd wordt naar: gouden ringen, horloges, drank, meisjes enz. De Hollander legt op zijn manier uit dat hij niets heeft, gebaart, lacht en …. “нет”. {nièt, Russisch voor nee}.
De Rus herhaalt zijn vraag, de Hollander het antwoord en ten slotte staan er een paar Hollanders de Rus toe- of uit te lachen. Daar wordt de Rus zo kwaad over dat hij van zijn paard komt, zijn revolver trekt en een Hollander dwingt … bij de pomp water te pompen voor hem en zijn paard!
Bogà (вода) in het Russisch is namelijk water; bogka (водка) is drank!
Als u zich nu realiseert dat op korte afstand van hier 225 miljoen Russisch sprekend mensen wonen, dat die als eerste een mens de ruimte in stuurden en dat ze daarom een hoog ontwikkelde industrie moeten hebben en ook wetenschappelijk ver zijn, dan kun je dat niet gewoon maar negeren.
Dus Russisch leren is niet zo gek.

In deze heeft Oos natuurlijk gelijk, de afstand tot de dichtstbijzijnde plek van het IJzeren gordijn was vanuit Utrecht nog geen 350 km, iets meer dan ¼ van de afstand naar Montpellier. Het belang van het goed spreken van de taal van je bezetter was Oos natuurlijk al lang duidelijk geworden. Bij meerdere voorvallen de afgelopen twee jaar was het in zijn belang niet direct, of helemaal niet, als ”Ausländer” herkend te worden.
Bij een tweede ontmoeting met een Russisch officier, heeft Oos mij rond 1970 verteld, kwam het tot een goed gesprek. Deze officier sprak goed Frans en verzuchtte vooral dat hij hoopte dat de Amerikanen snel naar huis zouden gaan zodat het Russische leger direct door zou kunnen lopen naar de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Marine bases aan de Franse kust zijn onontbeerlijk in de strijd tegen het imperialisme van de Amerikanen. (De strijd tegen imperialisme door zelf de communistische wereldheerschappij te vestigen; onder leiding van Moskou natuurlijk) Gelukkig voor West-Europa echter ontwikkelde bondgenoot van Rusland Mao Zetung zich al snel tot een aartsvijand. Er moest dus veel geld en mankracht gestoken worden in een leger aan de grenzen in het Oosten van de USSR. Verder zijn de Amerikanen gebleven zodat het niet tot een uitval naar het Westen gekomen is.
De angst dat West-Europa in een oorlog tussen de USSR en de USA verpletterd zou worden is Oos echter altijd bijgebleven. In de zestigerjaren werden de commentaren van Dr. G.B.J. Hilterman, die “de toestand in de wereld” belichtte, en van een Majoor die daarna in de rubriek “voor burger en militair” de militaire stand van zaken onder de loep nam, werden elke zondag bij de lunch zorgvuldig beluisterd. Absolute stilte was dan geboden aan tafel.
Dat het bij de blokkade tijdens de Cuba-crisis in 1962 slecht één beslissing van één man gescheeld heeft of er was een Amerikaans oorlogsschip door een Russische nucleaire torpedo opgeblazen, is pas 50 jaar later, na het openen van de Russische archieven, bekend geworden. Had die ene officier van die ene Russische onderzeeër “да” (ja) gezegd in plaats van “нет” (nee) dan had de mensheid nu geen probleem gehad met het opwarmen van de aarde maar was de radioactieve nasleep van de derde wereldoorlog het probleem geweest. Volgens sommige wetenschappers van toen een “nucleaire ijstijd”.

28 juni 2020

Epiloog 3 / 5 Frl Kuschel : Im Juni sagte mir Dr. Schröder, es ware jetz fast alles herausgeholt.

Fräulein Rose.
Het huis waar Frl. Rose woonde staat in het deel van Berlijn dat na de oorlog communistisch werd. Het geloof, dat voor haar en de jongens toch een grote steun geweest moet zijn, was daar niet welkom. Het is dan ook uiterst triest dat in maart 1948 haar overlijdensbericht, waarschijnlijk uit armoede, niet gedrukt, maar getypt op een velletje uit een kladblok, aan Oos wordt verstuurd. Vier, passen er op één vel. Niet ouder dan negenendertig jaar is zijn geworden.



Anna, Helga en Frl. Kuschel.
Van Anna Anton, het Russische meisje dat Oos misschien wel mee had willen nemen naar Holland, is geen spoor meer te vinden, of is het deze foto zonder bijschrift die in het fotoboek prominent midden op een bladzijde prijkt.

Van Helga zij er wel sporen. Ook zij kwam achter “het gordijn” terecht. Het vermoeden bestaat dat zij gepoogd heeft weer met Oos aan te pappen om zo naar het Westen te ontkomen. Met een vader die bij de SS in de Totenkofverbände of bij de Eisatzgrupen (de meest misdadige afdelingen van de SS) aan het oostfront gediend had behoorde dat natuurlijk niet tot de mogelijkheden. Tot zeker in de zestiger jaren heeft zij nog regelmatig geschreven, zeer tot ongenoegen van Oswalds echtgenote. Van deze brieven is dan ook alleen een bijgesloten, overigens zeer bevallige, foto bewaard gebleven.
Ook Frl. Kuschel heeft nog aan Oos geschreven. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven maar één er van heeft Oos aan Jan laten lezen, die er voor zijn eigen dagboek delen uit overgeschreven heeft.

Jan :  

Uit en brief van Frl. Kuschel aan Oswald. d.d 17-7-46.

… Das Werk gehört mit zum Amerikanischen Sektor und ist besetzt …
(Jan verschrijft zich hier nogal dramatisch want de Wilhelmienenhofstraße heeft altijd tot de Russische sector behoord.)
… Dr. Nowak, Dr. Hofmeier und H. Riess sind nach dem Westen getürmt. Ebenso H. Schenk. Dr. Schröder und Dr. Trianta sind noch im Werk. H. Hofmann soll Steinsetzer geworden sein H. Roll hilft bei der Reichsbahn Ausladen.
Im Chm/E herscht völliger Durcheinander. Im November habe ich die Abteilung angesehen. Es lässt sich schwer beschreiben. Frl. Harmuth hat 3 mal aufgeräumt. Uber Nacht ist aber immer wieder eingebrochen worden. Man hat es dann  aufgegeben. Im Juni sagte mir Dr. Schröder, es ware jetz fast alles herausgeholt.
Meine bücher habe ich bis auf dem Dach wiedergefunden. Meine anderen sachen sind grösenteils gestolen worden. …

Kortom de Russen laten van de industrie in het door hen bezette deel van Duitsland niets heel. Ook het politieke- en het economische systeem worden door de Russen compleet onderuit gehaald en door een communistisch systeem vervangen. In dat systeem wordt, net als in Nazi-Duitsland, alles bepaald door één partij, in dit geval alleen de communistische-. Als gevolg daarvan komt de economie niet meer op gang, en vervalt de Russische sector, de Deutsche Democratische Republiek (DDR), of Oost-Duitsland in de volksmond, in diepe armoede. Eventuele opstanden hiertegen en vluchtpogingen worden door een nietsontziend repressief apparaat, de STASI, onderdrukt.
Ook blijft het Russische leger prominent aanwezig met grote tankbataljons gericht op de verovering van de rest van Europa voor het communisme. Ondanks alle wapengekletter blijft het bij een Koude Oorlog met het westen.
In de door de westerse geallieerden bezette zone gebeurt het tegenover gestelde. Met financiële steun van de USA, de Marshall-hulp, wordt in geheel West-Europa de industrie weer op poten gezet en het democratisch systeem hersteld dat daar voor de oorlog aan de macht was, en waarin plaats is voor meerdere politieke partijen. Nergens werkt dit zo goed als in West-Duitsland, de Bundes Republiek Deutschland. Tien jaar na de oorlog is de Duitse industrie alweer toonaangevend in West-Europa en daar buiten. Anno 2020 zijn er dan ook analisten die Duitsland de grote winnaar van de tweede wereldoorlog vinden ... economisch gezien.
Het Amerikaanse leger blijft in het westen aanwezig maar voornamelijk met op defensie gerichte eenheden. De tanks die de legers van West-Europa in gebruik nemen komen opvallend snel uit Duitsland (Leopard, in 1963). (Deze naamgeving is, opvallend genoeg, geheel in lijn met die van Nazi-Duitsland, Tiger en Panter)
Wim Kan vermeldde in zijn oudejaarsconference van 1956 (of was het 58), al dat hij het vreemd vond dat men zich er over opwond dat Krup (15 jaar eerder nog wapenfabrikant in Duitsland) geldschieter was in Rotterdam: "Wees blij dat hij tegenwoordig allen nog maar met geld schiet".

27 juni 2020

Epiloog 2 / 5 Vijftig jaar later, Terugblik op Berlijn.


In 1995 schrijft Oos voor de periodiek van de historische vereniging van zijn woonplaats een terugblik op Berlijn. De bedoeling was om dit in de mei aflevering ter gelegenheid van 50 jaar bevrijding te doen maar het stuk is nog niet klaar. Het manuscript zit vol met verbeteringen, doorhalingen en op losse velletjes, nog tussen te voegen zinnen en alinea’s. In zijn dagboek van de laatste dagen heeft hij alles onder het kopje “24 Juni” geschreven maar met potlood zijn er  later toevoegingen van data gedaan. Tenslotte reconstrueert hij zelf dat hij op de 27e thuis moet zijn gekomen maar het dagboek van Jan is eenduidig, het was de 25e. Ook het treinkaartje wijst daarop. Het gestempeld voor de 25e, maar dat ging niet door waarop, op de achterkant gestempeld is voor de 26e maar daar heeft Oos niet op gewacht en is gaan lopen.

Oos : 

THUISKOMST 27 JUNI 1945

Nog een paar kilometer lopen en ik ben thuis! Vanmorgen in het doorgangskamp Amersfoort werd het me te machtig: nòg een dag wachten vóór ik vervoerd kon worden! Dan maar te voet, met in mijn rugzak mijn dagboek en wat schamele bezittingen. Het is warm. Toch durf ik die winterjas niet weg te doen, want je weet niet of er thuis nog een is, hoe het er uit zal zien straks. Waar ik nu loop is er geen puin te bekennen. Maar het laatste bericht dat ik in Berlijn kreeg was een brief van eind november! Wat kan er - zelfs afgezien van oorlogsgeweld - niet allemaal aan narigheid gebeuren in een half jaar. En wat denken ze thuis nu ik, twee maanden na de val van Berlijn, nog niet thuis ben? Twee weken ben ik nu al onderweg uit het Russische verzamelkamp oostelijk van Berlijn. Wat een uitzichtloze ellende was dat in die verwoeste stad. Toch waren de straten al opgeruimd. Tweetallen gewapende Russische soldaten zorgden daar als volgt voor: ze hielden twintig voorbijgangers aan die ze dwongen een half uur puin te ruimen. Na gedane arbeid mochten zij verder gaan, twintig anderen volgden hen op, zo de hele dag door. Wij Hollanders hadden een in het Russisch gesteld papiertje van de Zweedse ambassade waarmee we de soldaten overtuigden dat we geallieerden waren en dus niet hoefden te werken. Waar de mensen allemaal leefden was een raadsel, de meesten in kelders onder de puinhopen.
Even rusten aan de kant van de weg. Er is haast geen verkeer. Zo te zien is er niets veranderd in de ruim twee jaar die ik weg ben geweest. Toch word ik nerveuzer naarmate ik dichter bij huis kom. Zelf heb ik het er levend afgebracht, maar hoe is het met de familie en de ondergedoken vrienden? Dat was pas moeilijk toen we de keus moesten maken: onderduiken of melden. Er werd gedreigd met gevangenisstraf voor de familie als de student zich niet zou melden. Voor mij was het een uitgemaakte zaak dat ik geen anderen in gevaar wilde brengen, noch mijn ouders, noch de mensen van een onderduikadres. Zo kwam ik dan met dertig andere studenten bij een kabelfabriek in Berlijn terecht. Gelukkig was er weinig werk, en als je maar deed of je werkte was het al goed. Er was een ruime keus voor de besteding van vrije tijd. Vanwege de oorlogsreclame vermeden we de bioscoop, maar er was veel te doen in toneel, opera en concerten. Het naziregime deed er alles aan de schijn op te houden dat alles gewoon doorging ondanks de oorlog. Wij maakten zoveel mogelijk gebruik van de geboden gelegenheden. Zo kon ik zelfs, in de tijd van de baas, een cursus wiskunde volgen en naar concerten gaan. Er was voor ons geen avondklok. In 1943 merkte je nog niet veel van de oorlog, maar dat veranderde toen de stad wijk na wijk werd gebombardeerd. De fabriek waar wij werkten kreeg het ook te verduren en er kwamen steeds minder grondstoffen. Maar met al die bombardementen lukte het de geallieerden niet de spoor- en tramwegen telkens langer dan hoogstens een dag te ontregelen.
Heerlijk dat alles hier zo héél is en zelfs goed onderhouden. Zou het met de mensen ook zo goed gegaan zijn? Mijn vrienden moet ik natuurlijk gauw op gaan bellen als ik thuis ben. Of doet de telefoon het niet? Vanuit Maastricht kon ik niet naar huis bellen, maar hoe zou het hier zijn? In Berlijn was het een grote steun dat we elkaar konden opbellen. Zo wist je dagelijks - op kosten van de zaak als je slim was - hoe het na de bombardementen met je vrienden ging. We maakten ook afspraken voor het houden van voordrachten onder elkaar. Met verslagen die in Holland uitgetikt werden en verstuurd naar de ouders. Zo probeerden we het moreel hoog te houden door bezig te zijn. Belangrijk was ook het uitwisselen van gegevens over dokters die je makkelijk ziek verklaarden, over het succes met simuleren van werken, over smoesjes om de fabriekspoort vroeger uit te mogen, enz. enz. Natuurlijk werd dat allemaal steeds moeilijker naarmate de stad verder in puin lag. Het laatste concert dat ik in het kapotte Berlijn kon bijwonen was op 13 april! (symfonie van Schubert). De Russen waren al dichtbij, het voorbereidend kanonvuur voor het laatste offensief was al te horen. Die laatste weken waren wel het ergste wat we mee moesten maken. Nu ging het er niet alleen meer om je zo goed mogelijk te verstoppen voor lukraak vallende vliegtuigbommen tijdens een luchtaanval. We lagen nu voortdurend onder artillerievuur daar midden in de stad. Zo nu en dan moest je wel uit de schuilkelder komen om bij een handpomp, op een binnenplaatsje honderd meter verder, water te halen. Het aantal slachtoffers dat onderweg en bij de pomp lag werd iedere dag groter, want aan bergen dacht niemand meer. De grote vraag was voor ons, hoe lang het nog zou duren voor de straatgevechten ons zouden bereiken. En hoe de soldaten van beide kanten met de burgers zouden omgaan. De propaganda had daarover niet veel goeds voorspeld. Maar dat geniepige geweld speelde zich in andere straten af en op de avond van de eerste mei werd het ineens stil. Er kwam iemand de schuilkelder in die beweerde dat de Engelse zender 's middags al de val van Berlijn had omgeroepen. Maar we hadden midden in het centrum nog geen Rus gezien! Wel Duitse soldaten die om burgerkleding vroegen en anderen die verdwaasd met een revolver in de hand nog probeerden weg te komen. Waarheen?
Ik sjok verder langs de weg en begin moe te worden. Een vrachtauto stopt en ik kan gelukkig een aantal kilometers meerijden, dat helpt! Nu is het nog maar een paar honderd meter, ik kan zien dat ons huis er ongeschonden staat. Dan zie ik de eerste bekende, een oudtante die in het begin van de oorlog uit de kuststreek werd geëvacueerd en onderdak kreeg aangeboden door mijn ouders. Op mijn kamer, voor mij bleef er nog een prima zolderkamer over, waar ik heel goed kon studeren. "Alles goed met de familie?" "Ja hoor, vader, moeder, broer en zus zijn er goed door gekomen". Dat lucht op!
Met veel geweld van de bel en geroep kondig ik mijn komst aan, iedereen moet horen dat ik er ben! Heelhuids terug uit die verwoeste stad Berlijn. Een feestmaaltijd zit er natuurlijk niet in (bonnen), maar misschien is er nog een flesje wijn om te drinken op ons aller gezondheid... Daar komt mijn moeder te voorschijn. Ze huilt. Geen wonder bij zo'n emotionele ontmoeting. Maar ze blijft huilen, intens verdrietig. Eindelijk vertelt ze, stukje bij beetje, dat de verloofde van mijn zus op de dag van de bevrijding, als ondergrondse strijder, is gesneuveld. De hele familie is dus in diepe rouw. Stilletjes verdwijn ik naar mijn zolderkamertje, en probeer te genieten van het weerzien van mijn boeken, mijn foto's, mijn bureau, mijn spulletjes. Dan komt mijn vader de kamer binnen. Zwaar aangeslagen ook. Hij was militair in de eerste wereldoorlog. Gewapend verzet van burgers paste niet bij hem. Met lijdelijk verzet lukte het hem in zijn fabriek nooit iets voor de bezetter te hoeven maken. We praten nog uren lang door. Dan is het duidelijk: een feestje na twee jaar afwezigheid, nee het kan ècht niet.

Oswald A. de Bruin

En dan komt in augustus brief 137 uit Berlijn, van 9 maart, aan die eindigt met de woorden "Misschien kom ik nog wel eens thuis".

26 juni 2020

Epiloog 1 / 5 Grand-père en de "Villa des Cèdres"

Dit is een pijnlijk einde aan twee jaar één maand en drie weken weg geweest te zijn. Het meest pijnlijke moment echter heeft Oos zelfs in 1995 niet op willen schrijven. Rond 1970 heeft hij, in de auto, rijdend op de Biltseweg onderweg naar de Maliebaan, met zicht op de Dom-toren wat hem aan 1945 deed denken, dit verteld: Toen hij voor het eerst weer door de Maliebaan liep was de eerste vraag van tante Anna stelde, waarom hij niet meteen van zich had laten horen. Hij was immers twee weken na de bevrijding al in het land! Iemand, mogelijk zijzelf, had hem op een Canadese vrachtwagen zien zitten! Het heeft enige moeite gekost haar ervan te overtuigen dat dàt iemand anders was.

Na de landingen van de geallieerden bij Marseille, in augustus 1944 (operation Dragoon) hebben de Duitsers de Franse Alpen ontruimd. Dit geeft Grand-père in oktober de gelegenheid met hulp van Eva terug te keren naar Montpellier, maar met zijn gezondheid gaat het niet best. Als het oversteken van de Middellandse zee weer relatief veilig is komt Olga uit Bône naar hem toe en dringt er, na de bevrijding van Nederland, als de briefwisseling weer op gang komt, bij Mams op aan te komen. Die doet haar best maar aanvankelijk krijgt zij geen toestemming van de autoriteiten om het land te verlaten. Er is een uitreisvisum van Nederland, een doorreisvisum voor België en een inreisvisum voor Frankrijk nodig. Ze reist met haar 1,55 meter lengte ook liever niet alleen in de naoorlogse chaos. Tenslotte krijgt ze de benodigde visa, maar Lily, die ze graag mee had gehad, niet. Ze gaat uiteindelijk wel en wordt in Parijs op het Gard du Nord opgewacht door in Parijs wonende verre familie, die tijdens de oorlog briefwisseling met Grand-père verzorgd heeft. Daar brengt ze de nacht door en wordt ’s morgens naar het Gard de Lyon gebracht voor de verdere reis.
Zo overlijdt Grand-père in september 1945, met zijn zuster Olga, zijn dochter en mogelijk Eva, aan zijn zijde. Hij had Oos ook nog graag gezien alvorens te verscheiden, schreef hij eind 1944 nog aan zijn neef Louis Ponsard, maar dat is niet gelukt.
         le Vila des Cèdres vu du vigne

Grand-père, Oswald Auguste Genouy, wordt in St Hippolyte du Fort, in het graf dat hij in 1938 voor zijn echtgenote gekocht heeft ter ruste gelegd. Dit graf zal voor de familie tot in lengte van jaren een bedevaartsoord blijven. Verwijzend naar Holland worden er nog altijd met enige regelmaat tulpenbollen op geplant.

Vermoedelijk in 1946 pas komt er mogelijkheid zaken uit de door de Russen bezette zone in Duitsland naar het westen te sturen. Oos schrijft in april een bedankje aan Frau Lisurek als hij verneemt dat zijn houten koffer onderweg is. (concept):
Uit de tekst blijkt echter dat het mogelijk zelfs 1947 is geweest.

Ook Helga houdt zich aan haar belofte en stuurt een kist met boeken op.
Hun inhoud heeft uiteindelijk bijgedragen tot het samenstellen van deze publicatie.

Oos maakt er een missie van alle personen die tijdens zijn gedwongen verblijf in Berlijn belangrijk waren, of geworden zijn, op te zoeken. Zo is er de vage figuur van Grietje Brink, wiens labjas hij in augustus 1943 bij vergissing opgestuurd had gekregen. Hij kent alleen haar naam en weet dat zij zeer dankbaar was voor het spek dat hij in april 1944 naar huis had opgestuurd. Ook het overlijden van haar vader, in januari 1944 is hem bekend. Hij vindt haar in Baarn, waar zij, in het kader van haar studie biologie, onder leiding van prof. Westerdijk, onderzoek doet naar populierenkanker.

Porf. Johanna Westerdijk en haar team. Uiterst rechts Grietje Brink

Zij woont aan de Westerstraat 32 op een kamer boven de bakkerij. Om een lang verhaal (en dat zijn wel een paar kantjes) kort te maken: In 1949 trouwen ze en hun huwelijksreis brengt hen naar tante Olga in Bône. Ze krijgen twee zoons, in 1950 en in 1952, de tweede waarvan de schrijver dezes is. Nadat Oos in 1955 een auto heeft gekocht, wat toen nog uitzonderlijk was, reizen zij voor vakanties vaak naar het zuiden van Frankrijk, Montpellier, le Vigan, en St Hippolyte en brengen bezoeken aan Eva in la Haute Beaume, aan Louis Ponsard en aan de familie in Parijs.

Op weg naar de zwemplek 1956

Het landhuis van Grand-père wordt na diens dood als twee appartementen grotendeels verhuurd, alleen de kamer halverwege de trap, de “chambre mi-escalier” dient enige jaren als vakantieverblijf en ook de helft van het koetshuis zal als zodanig dienst doen. De kinderen, mijn broer en ik dus, sliepen dan in een tentje dat ergens in de tuin opgezet werd.
Pas in de jaren 1970 wordt de “villa des cèdres” vanwege de steeds groter wordende bouwvalligheid, uiteindelijk verkocht en gesloopt. In plaats van de villa en in de oude vigne worden huizen gebouwd maar de tuin blijft als park bewaard, met daarin vier van de oorspronkelijke acht enorme … zilversparren die altijd voor ceders aangezien zijn.

25 juni 2020

Maandag 25 Juni 1945. Oos : Het is 18 KM lopen, en snikheet, hetgeen voor iemand met winterkleren en een dikke winterjas geen grapje is!

Maandag 25 Juni 1945
’s Morgens vroeg passeren we Eindhoven, en we gaan daarna met een flink tempo verder naar Nijmegen, waar we om zeven uur aankomen. Om een uur of negen komen dan de auto’s en we worden naar Amersfoort getransporteerd.
De verwoesting in Nijmegen valt, voor zover we kunnen beoordelen, nogal mee, een dorpje tussen Nijmegen en Arnhem is wel bijna volledig weg, en dan komt Arnhem, waar ook veel verwoest is. Maar voor Berlijnse begrippen is er niet veel gebeurd.
In Amersfoort is de ontvangst weer op zijn Russisch: we moeten een paar uur voor het hek wachten. Wáár we op wachten weet niemand. Van elf tot twee wachten we, en als we dan binnen gelaten worden wordt bekend, dat we pas morgen verder gaan. Ellendig om zo vlak bij huis te zitten, ik probeer dan ook weg te komen. Als de dokter in een andere barak aan het keuren is, ga ik er direct heen, en met zijn stempel verdwijn ik meteen.

Jan : 

Maandag 25 Juni 1945.
De reisroute was Maastricht  Lanaken Diepenbroek Hasselt Meervelt Eindhobven Boxtel ’s Hertogenbosch Oss Nijmegen. De duur was 8½ uur, waarvan 2x1 uur bij de grensovergang en 1 uur in Eindhoven. In de Belgische Kempen is niet veel te zien van oorlog. Ook Hasselt is er vrij goed vanaf gekomen. Maar de oorlog begin je pas goed te merken als je bij den Bosch komt. Overal zie je daar kapotte bruggen en kapotte bovenleidingen van de trein. Om7 uur waren we in Nijmegen. Te vroeg, d.w.z. de auto’s waren te laat besteld. En dus werd het wachten. De bezetting van het station bestond uit Engelschen, Canadezen, Noren en Belgen. Vooral de laatsten deden me weer ouderwetsch onsympathiek aan: de Hollanders gaven anders ook weer een kooi nummertje weg, door een complete rel te gaan maken bij enkele coupes van een binnenrijdende transporttrien, waar de Engelschen sigaretten uitgooiden, zooals wij vroeger in Artis ons vermaakten met suikerklontjes naar de apen te gooien, en ons dan verlustigden in de daardoor ontstane ruzies. Walgelijk.
Eindelijk werden we op vrachtwagens geladen, nadat we weer een stempel op onze kaart gekregen hadden: “Richting A-H-R” (Amsterdam, den Haag, Rotterdam)
In Nijmegen is betrekkelijk weinig kapot. Het viel me tenminste heel erg mee. De spoorbrug mist de middenboog, maar de verkeersbrug is met één lasch weer in gebruik.
Ook de Betuwe is er vrij goed afgekomen. Hier en daar zie je echter aan een kapotte boerderij en een uitgebrande tank dat er wel degelijk slag is geleverd. De boomgaarden zijn tamelijk verwaarloosd, maar dragen prachtig. Elst is zwaar getroffen. Het weer dat we hadden was prachtig, niet te warm, wat wolken en een heerlijk briesje. Op de open vrachtwagens was het dan ook een ideale temperatuur.
Eerst sliepen we een uurtje om wat bij te komen van de emoties en toen kregen we eten. Dunne koolsoep, echt concentratiekampkwaliteit. De heele sfeer is typisch een strafkamp. Hierdoor werd onze stemming natuurlijk niet direct verbeterd. En de stemming zakte pas goed, toen we merkten, waar de zoo absoluut noodzakelijke medische keuring op berustte: we moesten onze armen opsteken om aan te toonen dat we niet bij de SS (tatoeëeren van de bloedgroep onder de oksel) geweest waren, en verder werd even naar hoofd en schaamluizen gekeken. Toen kregen we het stempel en dat was alles.
Oswald kon tenminste nog naar huis, nu alles zoo gouw afgelopen was.




Oos : 

Het is 18 KM lopen, en snikheet, hetgeen voor iemand met winterkleren en een dikke winterjas geen grapje is! Maar de drang naar huis is een geweldige stimulans. Als ik ±7KM gelopen heb neemt een vrachtwagen van v. Gent e. Loos me mee, en zet me op de hoek van de Donderstraat af. Uit de verte zie ik al dat ons huis niets mankeert. Ik loop langs tante Fie, en zie dat tante Anna juist vertrekt naar ons toe.
Je voelt je meteen vertrouwd met die Maliebaan, er is niets veranderd. Als ik Tante Anna inhaal en vraag of ze de deur open wil doen, merk ik al, dat ook de mensen niets veranderd zijn. Met de bel sla ik direct alarm, en mams komt naar me toe gehold. Ze is nog precies dezelfde. Wat mager, en nog iets kleiner maar verder toch de zelfde.
Het welkom is hartelijk, mams is erg blij en ontroerd, maar ik voel dat er iets hapert. Dan barst ze in tranen uit: “Weet je, Piet Laseur is gesneuveld …” … Wat een nare bijsmaak heeft nu mijn thuiskomst. Ze zouden toch de officiële verloving vieren als ik thuis kwam.
Een kwartiertje later komt Vader thuis, mager, maar ook nog de zelfde.
Jammer, dat de vreugde niet uitbundig kan zijn. Ik moet me steeds, om der wille van de anderen, inhouden als ik mijn geluk niet op kan. Alles precies zo als ik het verlaten heb in mijn kamertje.
Maarten heeft niet stil gezeten: toen ik weg ging hadden ze een baby van een week, en nu ik terug kon wéér. Nu een zoon Gerrit.

Oos heeft de oorlog dus overleefd en gaat morgen meteen op pad om zich te registreren en bonnen voor alle levensbehoeften te halen.



Maar hoe nu verder? In Berlijn staat de houten koffer nog op Invalidenstrasse 7 en een kist vol boeken bij Helga. en de Spreekrans, is die meteen vergeten? Hoe is het met Grand-père, het laatste bericht is dat hij in de Alpen zit, bij zijn nicht Eva, in La Haute Beaume, maar dat bericht is meer dan een half jaar oud.
Morgen de 1e epiloog.

24 juni 2020

Zondag 24 Juni 1945. Oos : Er ligt een Jood uit het concentratiekamp in Dachau, waar hij 3 jaar gezeten heeft. Ook TBC-patient.


24 Juni Zondag
Poging naar de Waalse kerk te gaan, maar de kerk houdt haar deuren gesloten. Biertje gedronken in het café met “no beer”. Jan en ik bespreken onze teleurstelling over de toestanden hier. Als we alle ergernis die we in D. opgespaard hebben over bepaalde toestanden daar, moeten schrappen van het conto der moffen omdat we hier nu het zelfde beleven, dan blijft er niet bar veel meer over waarvoor we gevochten hebben. Het is toch wel bar, dat een willekeurige arbeider zo maar ronduit en ongevraagd beweert: hadden we de moffen maar weer terug!
Nu is het altijd zo geweest dat een contrarevolutie moeilijker is dan een revolutie.
Bezoekje aan Bob. Hij ligt hier op een zaal met mensen die veel zieker zijn dan hij, enkelen liggen er te sterven. Er ligt een Jood uit het concentratiekamp in Dachau, waar hij 3 jaar gezeten heeft. Ook TBC-patiënt. Bob is gelukkig een groot boekenliefhebber, en het bedarrest zal voor hem niet zo erg zijn. Het is wel erg zo dicht bij huis te stranden.
Om 6 uur staan we allemaal met bagage in groepen van 30 man opgesteld op het binnenplaatsje van de school. We lopen naar het station, de koffers worden met de trein gebracht. De goederentrein die op ons staat te wachten is 45 wagons lang. Niemand had gedacht dat het aantal liefhebbers voor het Noorden zo groot zou zijn. Per wagon 30 man. We laden in, en dan maar wachten tot de trein zin krijgt te vertrekken. Bij een wandeling langs de trein ontmoet ik een zoon van de Vries, die ook twee jaar in Berlijn gezeten heeft. Dit is het begin van het weerzien van oude kennissen.
Om elf uur vertrekt de trein dan eindelijk, en we gaan over Hasselt richting Eindhoven. Helaas staat de trein telkens stil. Er wordt een nummertje ruzie tussen België en Holland weggegeven met mensen die langs de stilstaande trein proberen te handelen.

Jan : 


Zondag 24 Juni 1945.
We wilden naar de kerk toe vanmorgen, maar er kwam niets van, daar de dienst verkeerd was aangekondigd. Daarom zijn we maar als goede christenen een biertje gaan drinken. In het café wraakten we in gesprek met een Amsterdamsch musicus (uit cinema Royal op de Nieuwendijk) die vertelde dat het nieuwste op cultuur gebied een boycot was van alle kunstenaars die tot de cultuurkamer behoord hadden. Dat ontbreekt er nog maar aan! Dit betekent, dat alle groote orkesten, alle toneelgezelschappen en alle uitvoerende kunstenaars, beeldhouwers en schildersinclusief, die door hun werken in d eoorlogsjaren de menschen uit de Duitsche propagandafilms gehouden hebben, nu een ander beroep zullen moeten kiezen. Dus wèg Concertgebouw, wèg gemeentelijk theaterbedrijf, wèg residentieorkest, wèg residentietoneel ….. En dat alles ter wille van enkelen die door hun gunstige financieele positie (Charlotte Höhler bv., die toch minstens ƒ1000.= per avond verdiende, van Dalsum e.d.) hebben kunnen onderduiken. Enfin, de reactie hierop zal wel niet uitblijven. Mijns inziens gooit Nederland op het oogenblik op alle mogelijke wijzen zijn eigen glazen in. En ik vermoed dat velen zoodra ze ertoe gelegenheid krijgen, zullen emigreren. Ik voor mij zou het liefste naar Zuid Amerika gaan.
Overigens is de houding van Denemarken nog zoo gek niet geweest. Die hebben het steeds puik gehad, hebben niet gedaasd over begrippen als “Nationale eer” (iets waarvoor ik ook eens warm ben gelopen, maar waarvoor ik nu teveel materialist geworden ben), en zitten nu toch ook maar lekkertjes met alle andere geallieerden aan de conferentietafel als je zooiets overlegt, raak je alle idealen kwijt.
Voor het eerst sinds onze kennismaking met de geallieerden moesten we een eind loopen. De bagage werd op een auto geladen, en wij moesten naar het station loopen. Natuurlijk kwam er net een donderbui opzetten, en regende het dat het goot, maar dat frischte op. Onze kaart met personalia en resultaten van de doktersonderzoek kregen we ook terug, alsmede een label om in ons knoopsgat te dragen. Tegen wegraken zeker.
...









23 juni 2020

Zaterdag 23 Juni 1945. Oos : Bij het eten wordt bekend gemaakt dat morgen naar het Westen een transport gaat.


Zaterdag 23 Juni.
In de boekwinkel is er niet veel te koop. Mijn stemming is erg in mineur, ik ben van plan een brief aan vader op te stellen en mijn hart te luchten over de toestand in ons land, maar ik kom niet zover.
Na het eten naar de Pietersberg. Het is prachtig weer, en we genieten van het uitzicht over Limburg. In de grot is het koel en droog. Een enorm labyrint. Het eerste bier gedronken van de laatste maanden.
Bij het eten wordt bekend gemaakt dat morgen naar het Westen een transport gaat. Gelukkig maar, het wordt tijd. We gaan even afscheid nemen bij Knols, en horen daar het laatste nieuws van de mijnen. Laat nu het platina van het stikstof bindingsbedrijf door de moffen meegenomen zijn! Verder komt weer het probleem ter sprake hoe de arbeiders aan het werk gezet moeten worden. Met geweld, de moffen methode.
Op de terugweg maken we een wandeling langs de Maas, waarbij we langs het gedeelte van Maastricht komen, dat door de oorlog heeft geleden.
De linde ruikt zwaar.

Jan :


Zaterdag 23 Juni 1945.
Vanmiddag de gloeiende zomerhitte ontvlucht door een wandeling in de St Pietersberg. Zeer interessant en heerlijk koel. Van tijd tot tijd denk je werkelijk in een Egyptische tempel te loopen. We waren er toevallig getuige van dat de schilderijen uit het Rijksmuseum, die daar voor de oorlogshandelingen opgeborgen waren, weer ingeladen werden overigens is de grot prachtig droog, en uitstekend geschikt als ondergrondsche fabriek. Na afloop in de stad een glas bier gedronken op het Vrijthof, in een kroeg waar uitdrukkelijk “on beer” op stond. Het smaakte best; het was bijna twee maanden terug, dat ik bier gedronken heb.
...

22 juni 2020

Vrijdag 22 Juni 1945. Oos : Vriendjes gedoe! De vrachtauto’s komen vol met kennissen, en de repatrianten komen er niet aan te pas.

Vrijdag 22 Juni.
De ochtend besteed met pogingen een vrachtauto te vinden die ons naar huis brengt. Ook hier is het weer een vriendjes gedoe, de vrachtauto’s komen vol met kennissen, en de repatrianten komen er niet aan te pas. Het bevrachtingskantoor stuurde ons deze adressen af.
Na het eten naar de schouwburg om kaartjes te halen voor de avondvoorstelling. We zoeken naar een loket, en vinden dan een administrateur waar we mee in gesprek raken. Eerst de verdeeldheid in de kunstenaarswereld, later de algemene toestand. De man is erg ontevreden en praat zelfs van een revolutie om het “militair gezag” aan de kant te zetten. Het zit de mensen wel erg hoog hier, en dat volkomen terecht.
We eten drie ijsjes en drinken wat limonade in een café dat nog toegelaten is voor normale mensen. Je komt G.v.d. in het bevrijde Nederland niet in een behoorlijk café, terwijl je in Berlijn als vuile “Ausländer” nog overal in kon. De Duitse propaganda krijgt waarachtig nog gelijk! toen ze beweerden dat we nog eens de D. bezetting zouden terug wensen.
We kankeren een flink nummertje, en concluderen dat we nog oppassen moeten in ons landje, anders krijgen we moeilijkheden. Wat een teleurstelling maken we toch mee.
De avond doorgebracht met zoeken naar een bioscoop, en vinden ten slotte kersen. We eten ieder meer dan een kilo op, en wandelen nog wat over de wallen van Maastricht.
We horen toevallig dat een medereiziger uit de trein, een zeer sympathiek jongmens, opgepakt is. Hij had zich gemeld voor de S.S. en de prik onder de arm al te pakken, hoewel het nooit tot een opleiding gekomen is. Dat geval doet ons wel even pijn, want Jan en ik hadden juist tegen elkaar gezegd dat het zo’n verdomd aardige, rustige jongen was, die als een vader voor de anderen zorgde. Hoe komt zo’n jongen er bij, en wat heb je toch in dit opzicht een verrassingen te slikken.
Vanavond ben ik wel in een enorme mineur stemming. De laatste dagen eigenlijk al. De kater, na de vreugde van de terugkomst in het Vaderland. De teleurstelling, omdat je je hier nog meer moet ergeren dan in Duitsland. Kort samengevat erger je je over:

1e de Zondagse stemming van: Wij hebben de oorlog gewonnen.
2e de gele bussen conserven, die onze afhankelijkheid van de hulp van Engeland en A. demonstreren.
3e de gesloten café’s, je voelt je meer Ausländer dan in Berlijn.
4e de vrouwen die zich aan de Amerikanen verslingeren.
5e het geheel ontbreken van initiatief om de schade te herstellen. De mannen lopen met armbanden van “Repatriëring” en vegen de zalen aan: typisch vrouwenwerk. In plaats van de brug over de Maas te herstellen.
6e de honderden armbanden en uniformen waaraan de Hollanders zich te buiten gaan alsof het Moffen waren.

Bob hoort het resultaat van het doktersonderzoek: meteen opname in het ziekenhuis, later pas transport naar Groningen. Dik de lul dus. Bob huilt bijna van emotie als hij het vertelt. Kort hartroerend afscheid als hij in de ziekenauto weg rijdt.

Jan :


Vrijdag 22 Juni 1945.
Vanmorgen wilden we naar de Pietersberg gaan, maar daar we vannacht een ware wolkbreuk beleefd hebben , zijn we uit angst voor de modder maar van idee veranderd, en gewoon de stad ingegaan. We hebben geprobeerd om bij enkele fabrieken toestemming te krijgen om met hun vrachtwagens mee te rijden naar Amsterdam. Maar dat ging niet vlot. We zijn niet de eersten, en bovendien is het “vriendjes-systeem” heel sterk vertegenwoordigd. Bij de aardewerkfabriek “de Sfinx” werden we niet eens toegelaten, hoewel vanmiddag 6 vrachtwagens naar Amsterdam vertrokken. Maar mijnheer pastoor kon zonder meer naar binnen rijden.
Bij het middageten kregen we uitgereikt een zakgeld van ƒ 2,50 en verder 10 sigaretten, een stuk goede toiletzeep en een pakje zeeppoeder.
En hoe het zoo kwam weet ik niet, maar we hebben in dat kantoor een uur met den administrateur zitten praten. Eerst over het tooneel. Daar bleek nogal een groote verdeeldheid bij te heerschen in Limburg. Allemaal kleine groepjes met 1 of 2 werkelijk goede spelers, en verder niets, in plaats van 1 groep met allemaal sterke krachten. Precies als vóór den oorlog: de een gunt de ander het licht van zijn oogen niet!
Toen kwamen we op de algemene toestand, en naar wat de administrateur vertelde, bleken de Amerikanen precies dezelfde ongeciviliseerde bende te zijn als de Russen. Ze hadden 4 maanden in het theater gelegen, en na afloop was er geen stoel meer heel, en bovendien zat alles onder de kauwgom. Verder hadden ze op bals en dergelijke, als ze bezopen waren, bijna al het glaswerk stukgesmeten. Maar hij raakte pas goed op streek toen we over de binnenlandsche politieke toestand te spreken kwamen. Toen predikte hij complete revolutie. “Ik ben nooit communist geweest, maar nu ben ik er heel dicht aan toe”. En dat heb ik van vele anderen gehoord ook. En het is ook een schandaal als je het ziet: er is werk in overvloed, maar er wordt niets gedaan. De Maasbruggen liggen nog onveranderd in de rivier, maar er is geen mensch die ze op zal ruimen, of de rivier bevaarbaar zal maken. En dan is het om je dood te ergeren, als je dan ziet dat er voor een nieuw hekje om de kerk wel werkvolk is.
De Amerikanen kunnen waarachtig van de moffen nog heel wat leeren. Ik heb nog nooit een mof voor een café zien zitten met zijn beenen op tafel. En het aantal café’s dat het leger in beslag heeft genomen is meer dan de helft van het totaal aantal kroegen hier. De Amerikanen hebben ook hun “Finterweiben” meegenomen. Walgelijks types, die direct de nadruk leggen op hun beroep van hoer. Opgescholderd en zoo.
Toen ik verschillende keeren in de Völkische Beobachter las dat de bevolking in de door de geallieerden bezette gedeelten van Nederland verzuchtte dat het onder de Duitsche bezetting zooveel beter was, heb ik me daar hevig over opgewonden. Maar nu begin ik te beseffen, dat er een heel groote waarheid in steekt.
De administrateur vertelde ook, dat de organisatie voor de gerepatrieerden pas zoo goed is geworden sinds prinses Juliana een bezoek hier heeft gebracht. Bij dat bezoek heeft ze alles persoonlijk geïnspecteerd veel en veel diepgaander dan in de bedoeling lag van de personen die haar rondleidden. Ze liet zich door niets haasten, en onderzocht alles zelf. Een week later waren de meeste misstanden opgeheven.
Het oog van de meester.

De eerste gevolgen van de Amerikanen hebben zich dezer dagen kenbaar gemaakt. Enkele meisjes van 14 jaar zijn in een van de ziekenhuizen bevallen. Een is er gestorven. Nu is dat alles getolereerd; de meiden die zich met de moffen afgaven, werden gemeden als de pest. En nu kijken de meiden geen Hollandsche jongen meer aan…..


21 juni 2020

Donderdag 21 Juni 1945. Oos : Hier in dit bureau ook weer: iedereen rookt Engelse sigaretten. Overal corruptie.


Donderdag 21 Juni
Vanmorgen eerst achter enkele dingen aan: de vrouw van Borris is hier nog niet gerepatrieerd. Verder gaat de reis per rode kruis wagen naar Utrecht niet door, maar ik kan een briefkaart meegeven. Dinsdag zouden we eventueel mee kunnen. Hier in dit bureau ook weer: iedereen rookt Engelse sigaretten. Overal corruptie.
Vertrek van de Noorderlingen en Hans. Ze gaan met een veewagen en zijn vanavond om negen uur thuis! Bob blijft achter, de dokter heeft TBC ontdekt, en het onderzoek is nog niet afgelopen. Zielig voor Bob, TB is ellendig.
Thijs vertrekt ook, zodat Jan en ik met Bob achterblijven. Ons transport tegen 6 uur aangekondigd, gaat niet door. We gaan maar naar een concert van het Maastrichts stedelijk orkest. Lang niet slecht. De solist Maria Schreuder zingt de aria “Ach ich habe sie verloren” uit Orphuis in het Frans. Het klinkt erg gek, als je de Duitse tekst gewend bent.

Jan : 


Donderdag 21Juni 1945.
Vanmorgen de stad ingeweest en geprobeerd te weten te komen of Borris en zijn vrouw al gerepatrieerd zijn. Resultaat natuurlijk nihil. Op de terugweg de O.L. Vrouwekerk bezichtigd, die me erg tegenviel.
Voor N. en Z. Holland zou vanavond een transport gaan, dat echter plotseling werd afgelast. Dus zitten we hier nog minstens 24 uur. De reden schijnt een geval van vlektyphus in den transporttrein te wezen. Hopelijk veroorzaakt het geval hier geen quarantaine. In ieder geval kunnen we a.s Dinsdag met een Rode Kruistansport mee door bemiddeling van Hillen.
’s Avonds naar een concert geweest, dat werkelijk uitstekend was.
...


20 juni 2020

Woensdag 20 Juni 1945. Oos : Mijnheer is nog niet thuis, en mevrouw heeft het druk: geen dienstbode (vroeger twee!)


Woensdag 20 Juni 1945.
Goed geslapen, helaas niet erg lang. Het ontbijt is weer heerlijk, we genieten met volle teugen. Briefkaarten geschreven. Korte wandeling in Maastricht. Heerlijk, zo’n Hollandse stad. Twee honderd Mark, die ik vergeten had, nog laten registreren. De mensen van het bureau, die gisteren hard gewerkt hebben, tonen vandaag dat ze ambtenaren zijn, ze doen niets en hangen rond. Ik maak een praatje, om vast een idee te krijgen van de stemming hier. Er is veel onderling geharrewar, dat staat wel vast. De heren zijn wel bewust van hun eigen goede organisatie.
Vanmiddag op bed geluierd en brieven geschreven naar Jan E., Klaas en Kees, Barend, Bastiaanse enz.
Na het eten met Jan naar de aannemer Knol. Onderweg ontmoeten we een paar types soldaten, die we critisch bekijken en we zeggen: dat is een Jood, dat kon wel eens een Rus zijn zo loopt hij er bij. De Amerikanen zijn toch minder sympathiek dan de Engelsen, dat staat vast. Als we bij de familie aankomen, staat er voor de deur een Amerikaan, die zich daar thuis gewassen heeft na zijn tocht met een autocolonne uit Leipzig in één ruk. Mevrouw krijgt sigaretten en chocolade voor de kinderen. De jongens zijn zeer sympathiek.
Mijnheer is nog niet thuis, en mevrouw heeft het druk: geen dienstbode (vroeger twee!) We gaan bij de radio zitten in de grote suite, en genieten van de luie stoelen en de muziek. Het is goed vast een beetje te wennen aan de geciviliseerde sfeer. Dan komt mevrouw, een buurvrouw en een jongmens Hille, die juist uit Amsterdam komt met een Rode Kruis auto. Bij Jan de Boer is alles in orde thuis! Maar vader de Boer maakt zich erg ongerust. Begrijpelijk.
Dan komen de verhalen los, we vertellen van de Russen en van het beleg, en het is wel duidelijk dat ze veel nieuws horen. Dan komt mijnheer Knol zelf, en dan krijgen we een regelmatig verslag van de gebeurtenissen, en een beschrijving van de moeilijkheden. Het blijkt dat onze sceptische houding tegenover de regering in Londen wel juist is geweest. De heren daar hebben, toen Nederland bevrijd werd, een tochtje hierheen gemaakt, en alles geïnspecteerd. Als voorbeeld nemen we de O.D. (orde dienst). In plaats van bij de politieautoriteiten te vragen om zoveel betrouwbare personen die dergelijke diensten konden verrichten, werd iedere willekeurige pooier aangenomen en in uniform gestoken. De heren “organiseerden” (vorderden) auto’s van artsen e.d. en reden daarmee naar de café’s in Brussel. De zwarte handelaars wisten dus direct hun slag te slaan, en zaten aan de goede kant: goed betaald, weinig werken, goed eten, en macht over anderen.
Hoewel er langzamerhand veel verbeterd werd, is in hoofdzaak deze wantoestand blijven bestaan. De mijnwerkers krijgen slecht te eten en lage lonen, moeten hard werken en voelen zich dus verneukt. Het gevolg is: minder arbeidsprestatie. De productie daalde tot 1/3 van die onder de moffen, per arbeider daalde de productie tot de helft. De zweep zit er niet meer achter, er is geen kans meer op doodstraf wegens sabotage, en dus werkt men niet meer.
De bevolking van Limburg heeft de hele winter eigenlijk geleefd van de giften van het 9e leger, en de bevolking bevond zich daar best bij: het werken raakte uit de mode. Zwarte handel werd er enorm gedreven, op een schaal die niet te beschrijven is. Goed beschouwd is de toestand dus ernstiger dan toen de moffen de putjesscheppers tot burgemeesters bombardeerden. In plaats van de “burgemeesters cursussen” kan er nu eens een “majoors cursus” voor ongeletterden ingevoerd worden. De meest twijfelachtige figuren krijgen fantastische promoties, en verdwijnen naar het Noorden, omdat hun reputatie hier niet best is. Dit alles leeft op kosten van de bevolking, en oefent macht uit ten koste van de bevolking. We zullen dus wat desillusies meemaken. We bedanken voor de gezellige avond, en hollen naar huis, want om half twaalf sluit de boel.
Er slaapt een jongen bij ons die uit Utrecht komt, en bevestigd dat er niets gebeurd is in de Maliebaan.

Het grote probleem: hoe krijgen we de mensen weer aan het werk? Via de distributie van levensmiddelen is het niet mogelijk. Maar hoe dan? Als je lang nadenkt zie je maar één oplossing, een dictatuur. Daar heb je zes jaar tegen gevochten, en nu moet je er toe overgaan! Een pijnlijke geschiedenis.

Jan : 

...
Ook de militaire instanties, het z.g “Militair gezag“ had een bijzonder slechten naam. Zoo langzaam, in de loop van 10 maanden waren de scherpe kantjes er wat afgesleten, maar in Holland maakten ze op het oogenblik de zelfde chaotische toestanden door. Verder was er een decreet afgekondigd, waarbij aan studenten, die in Duitschland gewerkt hadden, het recht tot studeren ontzegd werd, welk decreet echter later weer in was getrokken. Hoe dan ook, ik had me geen illusies gemaakt over de toestanden hier, maar dit overtreft toch alles, en de controverses, die ik verwacht had, zijn helaas niet uitgebleven. Voor de rest waren de Limburgers vrij sterk gebelgd over het feit dat alle hulpverlening naar het Westen ging (Walcheren, Wieringen), terwijl in Roermond en Venlo de menschen nog in kippenhokken wonen.
...
Zooals ik zei, het was erg gezellig, maar tenslotte werd het een geforceerde marsch door de verlichte straten om voor 11.30, de sluitingstijd, thuis te komen in de Oda School.


19 juni 2020

Dinsdag 19 Juni 1945. Oos : De organisatie is de beste die we tot nu toe meegemaakt hebben! Een pluimpje voor de Hollanders.


Dinsdag morgen 19-6-1945
Maastricht. Met muziek worden we gewekt, en dan volgt het Wilhelmus. Mijn pet gaat eerbiedig van het hoofd. Meer dankbaar dan eerbiedig. Dankbaar dat ik eindelijk in ons goede vaderlandje ben. Hollandse militairen in uniform, verder padvinders en echte Hollandse verpleegsters.
We moeten ons opstellen, en worden dan naar een school getransporteerd met Auto’s. Daar worden we keurig ontvangen, direct goed ingedeeld en zo. De organisatie is de beste die we tot nu toe meegemaakt hebben! Een pluimpje voor de Hollanders.
We krijgen goed te eten, we smullen gewoon van het brood, dat nu eens niet zuur is. Ik koop direct zware tabak voor ƒ 7.- per 100 gram. Voor vader en mij.
Schoon ziet alles er hier uit! Je vindt het eigenlijk heel gewoon dat alle opschriften in de Nederlandse taal gesteld zijn. Je realiseert je nu goed dat je eigenlijk al thuis bent.
De dag wordt verder gebruikt met ontluizen, pascontrôle en registratie. Met veel moeite blijven wij studenten bij elkaar. We trekken van school tot school en vragen steeds: hoeveel dagen nog voor we thuis zijn? Twee à drie … Morgen is Jan Egberts jarig. We schrijven even een briefje, naar huis gaat van mij een briefkaart met: ben in aantocht … verder niets!
S.S. en Duitse vrouwen worden er uit gezeefd. Gelukkig dat de contrôle vrij scherp is.
Als een oude man zit ik op een bankje van het schoolplein, op mijn sloffen, en schrijf wat in mijn dagboek. Dan maak ik een korte wandeling, heel langzaam, als een herstellende zieke één blokje om. Ik ben weer in Holland. Kiplekker voel je je daarbij. Alle ellende is vergeten, naar huis! Alleen het idee dat thuis best kapot kan zijn, en er zieken zouden kunnen zijn, werpt een schaduw op de vreugde.
Schone straten, schone en vooral mooie huizen, alles is zoals je het hebben wilt.

Sois juste, bienfaisant, contraire a tout extrême,
Indulgence pour toi frère, rigoureux pour toi même,
D’ou tu viens, ou tu vas, renonce a le savoir,
Et marche vers ta fin, sans crainte et sans espior.

Voltaire,   Sur la loi naturelle


Wees eerlijk, welwillend, in tegenstelling tot alle extremen,
Verwennerij voor je broer, streng voor jezelf,
Waar je vandaan komt of waar je heen gaat, geef het op,

En loop naar je einde, zonder angst en zonder hoop.


De staat van deze kaart en de overlevering, doen vermoeden dat hij er wel eens heel lang over gedaan kan hebben om in Utrecht aan te komen. Onwaarschijnlijk is dit ook niet, daar de bruggen over de grote rivieren nog lang niet volledig hersteld waren.

Jan :


Dinsdag 19 Juni 1945.
Om ±0.30 vertrokken we. Ik had me vast voorgenomen, de grensovergang mee te maken, maar plotseling werd ik met schrik wakker in Valkenburg. Het eerste waaraan ik Nederland herkende, waren de wit-zwarte waarschuwingsborden langs de rails en de voorseinen. Ik moet eerlijk bekennen, dat het me een schok gaf, me te realiseren, dat ik op Nederlandschen bodem aangeland was. alleen spijt het me, dat ik de mijnstreek gemist heb. Maar volgens Hans was de ONI in volle werking. Om 4.15 waren we in Maastricht, en werden we daar met het Wilhelmus ontvangen. Dat sneed heelemaal door me heen, zelden heeft het Wilhelmus me zoo ontroerd. We moesten ons daar opstellen, en werden met vrachtauto’s naar de Ambachtsschool gevioerd, een eindje van misschien 10 minuten loopen! De Russen hadden ons dat stukje zeer zeker laten wandelen, maar wij weten wat service is. Trouwens, voor de heele organisatie hier neem ik mijn pet heel diep af. Het is tot in de kleinste kleinigheden tot in de perfectie in orde. We werden in de kelder ondergebracht en begonnen met een paar uut slapen. Om 9 uur kregen we een ontbijt, wat zeer welkom was, want we rammelden van de honger. Het was een waar koningsmaal: 4 sneden wittebrood, heerlijk versch en dik gesneden, en niet zuur, belegd met jam en vet. Later konden we nog brood na krijgen. Verder kergen we koffie en wat biscuits. De koffie was het minste. Enfin, na dit heerlijke ontbijt gingen we slapen, en toen we wakker werden was het middageten. Dit bestond uit een goede dikke stamppot van witte kool, waarbij we drie sigaretten kregen. Deze waren niet bijzonder . daarna weer een uurtje slapen. We waren doodmoe, wat te begrijpen was, tenslotte had ik in 8 dagen maar drie dagen in bed geslapen.
Om ca. 2 uur werden we weer in auto’s afgehaald en naar een groote school aan de andere zijde van de stad gebracht. Van de stad is practisch niets kapot, wat me heel erg meeviel. Alleen de Maasbruggen zijn wat beschadigd.
In ons nieuwe verblijf werden we ontluisd, d.w.z. wij en onze kleeren werden met insectenpoeder bespoten. Daarna kwam de registratie. Onze personalia werden op een in het Engels gestelde kaart opgenomen. Vervolgens kwamen we in de “doorlaatpost”, waar we ons geld af konden geven. Een regeling was nog niet bekend, maar dit zou de eenige manier zijn, geld gewisseld te krijgen. En toen kwam de vuurproef: we moesten allen een soort kort kruisverhoor ondergaan of we NSBér waren of niet. Bij sommigen duurde dat heel lang, maar bij ons studenten was dat gauw klaar. Trouwens, de studenten werden door de man allen met “U” aangesproken, de anderen niet. De NSB’ers werden onmiddellijk opgesloten, nadat ze met de ledenlijsten van de NSB en SS vergeleken waren. Mij vroeg hij alleen of ik de Loyaliteitsverklaring getekend had, en of ik mijn bloedgroep onder mijn arm getatoueerd had (dat werd bij de SS namelijk gedaan). Vervolgens was de medische contrôle aan de orde. Deze begon met een doorlichting. Daarna werd temperatuur rectaal opgenomen (een mooi gezicht, als je binnenkwam, die bloote billenparade), en bouw, keel en geslachtsdeel onderzocht. Van Hans en mij werd speciaal genoteerd, dat we dysenterie gehad hadden. Al met al een zeer bevredigend onderzoek. Heel wat beter dan de Russische vertooning. Als avondeten kregen we weer vier dikke pillen brood, met jam en leverpastei. Tot slot werden we naar weer een andere school gevoerd, waar we voor de nacht ondergebracht werden, op uitstekend stroodekken. We kregen nogmaals vier sneden brood, zoodat we de buik goed vol hadden. Werkelijk, de organisatie si buitengewoon. En het aardige is, dat iiedereen zoo meewerlt om de boel goed te laten slagen. Er valt geen onvertogen woord, zooals bij de Russen nogal eens het geval was, en niemand kankert.
De W.C. in de kleuterschool is een waren gymnastische oefening om op te zitten: de pot is ±30 cm hoog. De urinoirs idem

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...