05 maart 2020

Utrecht 29 Januari 1945 van Lily : Ja joggie, aan je vriendjes die naar het portret informeren zul je niet meer kunnen zeggen: “die is nog vrij”.

Lieve Oos.
Vanmorgen, 29 Januari 1945 kreeg ik je aangetekende brief van 15 December. Ik was er reusachtig blij mee, en vind het heerlijk dat jij het zo’n goed nieuws vond, wat ik je schreef. Ja, ik had al een hele tijd op antwoord zitten wachten, en het heeft dan ook op de kop af drie maanden geduurd, na het versturen van mijn brief met ’t heugelijke nieuws. Je biedt je excuus aan voor je zg “somberheid” in je brief. Wat jij precies schreef was niet somber, in tegendeel ja, hoe moet ik het zeggen … een beetje philosophisch, en in de geest waarin wij hier ook denken: is het mogelijk in de grootste ellende ook gelukkig te zijn. En ik geloof dat op ’t moment dat jij dat schreef, de ellende hier al groter was dan jij misschien kon vermoeden. Maar zo groot als hij nu is, dat hebben wij zelf niet durven voorzien. Maar, ondanks alles: de moed blijft er in! Je staat verstomd over de weerstand, de geestelijke weerstand wel te verstaan, van de mensen hier in het Westen des lands. Voor Piet en mij is dat voorlopig niet zo erg moeilijk, we leven nog, en wel in en om elkaar, hoewel wij natuurlijk ook ups en downs beleven, dit spreekt vanzelf. We vinden het verloofd zijn héél mooi en héél moeilijk! Toch gaat alles prachtig en we ontdekken telkens weer iets mooiers. Je moet ook denken dat we nu alweer vijf maanden, bijna een half jaar verliefd zijn. Wat gaat de tijd snel, als je ´t zo bedenkt. En, o ja, je hoeft heuselijk niet bang te zijn, nee niet in ´t minst, dat ik al gehuwd zal zijn voor je terug komt! We plagen elkaar altijd zo´n beetje, omdat we voorzien dat we over ±10 jaar wel getrouwd zullen zijn. Er valt nog zo ontzettend veel te doen en te werken, het is bijna niet te overzien. Na de oorlog verloven we ons, dan ga ik snel naar A´dam, tenminste als ´t nog kan … en ik ga werken dat de stukken eraf vliegen evenals Pietertje en we gaan vreselijk sparen en lessen geven want we zijn niet wat je noemt rijk. Enfin, luchtkastelen zonder eind die heus wel in elkaar zullen ploffen, (we steken de kop niet in t zand!) want na de oorlog (als we daar levend door komen allebei …) zal alles wel heel anders zijn dan we nu denken.
Ja joggie, aan je vriendjes die naar het portret informeren zul je niet meer kunnen zeggen: “die is nog vrij”. Weet je wat, je plakt er een papiertje onder, waarop staat: “al bezet” (voor haar hele leven). Dan hoef jij niet telkens dat vermoeiende zinnetje te herhalen.
Het lijkt me voor jullie inderdaad erg zuur om uit Holland zulke berichten te ontvangen als dat van mij. Maar bedenk maar: wat niet is, zal heus nog wel komen, en zoals het nu is, al lijkt ’t ons soms niet al te best, zal het ook wel goed zijn, indirect wel te verstaan. Ik ben blij dat dat Honsetum etc. je zo steunen kan. Ik weet niet meer precies wat er in staat, wel zo’n beetje de strekking, maar niet de bijzonderheden. Bovendien brengt dat gedicht me een beetje een weemoedige herinnering in gedachten, en wel de gedachte aan Arie. Ik heb hem een maand geleden nog eens geschreven, want hij vroeg om berichten omtrent jou. Dat geval met hem is kort, vrij hevig en pijnlijk geweest, maar heeft niets onuitgesproken gelaten. We zijn volkomen open tegen elkaar geweest, en daarom zijn we alle twee erg blij. Als de scherpe kantjes er af zijn gesleten op den duur, dan zal er toch een vriendschap tussen ons blijven bestaan, dat weet ik zeker. Jij vindt dat misschien vreemd, maar als je alles wist, zou je ’t wel begrijpen, neem dat van me aan, want ik kan niet alles vertellen, dit ook op A’s verzoek. Ik wist op dat ongelukkige moment zo pertinent zeker dat ik van Piet ziels veel hield, langzamerhand was gaan houden, eerst zonder ’t zelf te weten, dat het voor mij uitgesloten was A’s vraag bevestigend te beantwoorden. Ik wist toen niets van P’s gevoelens jegens mij, en je begrijpt hoe ik toen in het nauw zat. Ik heb er weken achtereen niet van kunnen slapen en heb toen de knoop doorgehakt door alles openlijk aan A te schrijven. Dat stond voor mij gelijk met een blauwtje. Maar ach, laat ik er nu maar over ophouden. Het is alleen voor de zoveelste maal gebleken dat A. in ’t verkeerde hoekje zit, zelfs in de liefde. Ik vond en vind het nog ontzettend beroerd voor hem, maar wat kan ik er aan doen?
Morgen ga ik naar mijn Pietertje toe, en ik zal hem gauw je brief laten lezen. Ik weet zeker dat jullie goed samen zullen kunnen opschieten. Hij herinnert zich ook nog zoiets als een klein manneke, dus veel geven jullie elkaar in dat opzicht niet toe. Foto’s van jou kan ik hem niet tonen want we hebben ze op jou advies opgeborgen, evenals mijn schilderij. Ik heb één foto’tje (pasfoto) van jou ontdekt, dat staat op mijn bureau waar ik nooit meer achter zit aangezien ik als ik dat deed al lang gestorven zou zijn van de koude. We zitten opgepropt in de eetkamer of hollen langs de straat om nog een heel klein beetje eten te bemachtigen i d vorm van soep, uitgedeeld door de centrale keuken. We haalden het eerst in de Parkstraat, maar die uitdeelpost werd plotseling opgeheven en we werden automatisch overgeschakeld naar de Lang Nieuwstraat. Daarmee was je al ± 3 kwartier kwijt om ’t te halen als je het daar meteen kreeg. Maar met deze barre kou, vorst en duimendikke sneeuw waarover vrijwel alleen met sleden vervoerd kan worden, komt het eten vaak te laat, zoals j.l. Vrijdag, toen kwam het eten dat om 3 uur gehoorde te komen, om half 7 ’s avonds.
Ziezo, Pieter heeft vanmorgen je brief gelezen, en we zijn het er gloeiend over eens dat we nu, na lang wikken en wegen, eindelijk dank zij jou een verlovingsdatum die toch nog in  de lucht hangt, we laten ’t natuurlijk van jou terugkomst afhangen. De dag nadat je teruggekomen bent gaat de kogel door de kerk. Ik geloof dat hij ook nog wat hier onder wil kalken, dus laat ik het hierbij. Nogmaals dank voor je leuke en prettige brief, en kom maar gauw terug!! Kijk, nu zit er ook nog eigenbelang bij dat ik dat schrijf, dat was tot nog toe helemaal niet ‘t geval. Een mens dat lief heeft wordt egoïstisch t.o.v. de hele wereld behalve t.o.v. het lijdend voorwerp zijner (harer) liefde. Dit spreekwoord kan wel in de 20.000 citaten. Hierna geef ik je één bedankzoen voor de 100 verlovingszoenen (ik word daarmee nòg zuiniger dan vroeger! En dat zegt wat) en doe jou zowel als je vriendjes de hartelijke groeten.
Je zus

Amice a.s. zwager, Je lieve zuster geeft me de gelegenheid om zelf je te bedanken voor de vriendelijke gelukwensen, die je aan mijn adres hebt verstuurd. Ik ben daar zeer erkentelijk voor, want het is ten slotte maar een gelukje hoe de familie zal reageren. Gelukkig is dit 100% meegevallen, en Lily en ik hebben besloten om voor we de goegemeente bekend gaan maken, in wijde kring, hoe lief we elkaar vinden, te wachten tot jouw terugkomst. Tenslotte heb je na je lange afwezigheid wel een opfrissertje verdiend en misschien kunnen we je dat op die manier bezorgen. (excuus voor mij smerig schrift. Het is nu eenmaal niet anders). Ik kan het niet nalaten om van de gelegenheid gebruik te maken om je meteen een dienst te vragen. Zou je voor mij alle Duitsche postzegels, die je op de het postkantoor kunt krijgen (dus de op het ogenblik gangbare serie) voor mij willen kopen? Als het te duur wordt om de hoge waarden aan te schaffen (b.v ban 5 en 10 Mark en hoger, als die ten minste bestaan) laat die dan schieten. Doe de rest in een enveloppe met talkpoeder (tegen het vochtig worden) en leg ze onder in je koffer. Bij gelegenheid krijg ik ze dan wel en reken wel met je af. Zie maar wat je doet; als het je te duur wordt ben je wel zo verstandig om het te laten. Tot zover, mijn hartelijke dank en tot spoedig. Wat denk je van 3 maanden?
Hartelijke groet van Piet

{Lily verwijst vermoedelijk naar brief 128. Deze is helaas niet bewaard gebleven. Ook de brief met “het heugelijke nieuws” is er niet meer.}

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...