Zondag 29 April 1945
9e dag van de belegering.
Vrij rustige nacht, we drinken ’s
avonds onze borrel en maken een kort wandelingetje door het huis voor de frisse
lucht. Dan slaap je best, al is het op een koude vochtige grond in de kelder, met
je kleren aan. Wat zal het prettig zijn als we weer tussen echte lakens kunnen
liggen!
Vanmorgen is er weer enorme
activiteit in de lucht, en verder zwaar artillerievuur. Het geschut bij het
station, dat gisteren tijdens het artillerievuur werd opgesteld, is weer verdwenen,
alleen de stenen muurtjes staan nog midden op straat.
Juliaantje is vandaag jarig. Wat
een feest zal dat zijn in Holland! Voor zover het door de honger niet gestoord
wordt! {Oos vergist zich een dag Prinses
Juliana is 30 april jarig}
Ik vraag me af of alles goed gaat,
het volgende feest door ons ook gevierd kan worden.
Jan en ik zitten beiden op de
grond, het pitje voor ons. Schrijven in je dagboek. Gerrit zit te lezen, zo
goed en zo kwaad als het gaat. Heeft het nog zin in het dagboek te schrijven?
Het komt toch nooit naar huis, dat zal ik wel kwijt raken, als ik er zelf
levend door kom.
Soms heb ik even een
pessimistische bui, maar dan plotseling slaat dat om, dan is er zo’n geweldige
drang, een wil om te blijven leven, iets wat ik vroeger nooit zo gekend heb. Op
zo’n moment denk je bergen te kunnen verzetten. Dan geloof je alleen nog maar
aan je eigen onsterfelijkheid, en je bent niet meer dan dat kleine bijtje, dat
gehoorzaamt aan de korfgeest.
Vannacht was ik weer in mij droom
onderweg naar huis. Je wordt dan wel ellendig wakker, moet ik zeggen!
Je weet niet wat er om je heen
gebeurt. In het kleinste dorp in America weet iedereen hoe de strijd in Berlijn
verloopt. Maar zelf weet je er niets van, al zit je er midden in. Niets weet
je, de Wehrmachtsberichten van een paar dagen terug, dat is alles. En verder
geruchten die niets nieuws brengen, alleen maar onrust. De angst voor de Russen
neemt aanmerkelijk af.
Rang. Rang! Telkens slaat er weer
een granaat in. De kelder schudt en dreunt. Het is weer niet ver weg. Nog een
paar inslagen. De straat ligt onder vuur. Gelukkig zit ik in de kelder. Het
komt altijd onverwacht, dat schieten. Ongeduldig wordt je soms. Is dat dan nog
niet afgelopen? Wat een ongelofelijke misdaad toch, zo’n verloren oorlog verder
te vechten!
Vanmiddag is er plotseling een
verandering in de stemming. Twee Belgen, vies, vuil, met ongeschoren gezichten
en bebloede hoofden komen uitgehongerd langs het lager. Ze worden opgevangen en
vertellen het volgende over de gevechten om de bunker {Mogelijk een Flakturm} op de
Alexanderplatz.
Nadat de mensen een week in deze
bunker hebben zitten wachten, komt eindelijk de Rus. Eerst twee kerels met een
mitrailleur, daarna nog meer. Twee tolken komen mee, en vertellen aan de
populatie, dat er geen reden is voor angst, rustig blijven zitten, er zal ze
niets gebeuren. De bezetting van de bunker, die daar een week in de ellende
heeft gezeten, is zo blij, dat er geapplaudisseerd wordt. (Bevestigd door
anderen, Duitsers!) toen kwam plotseling de tegenaanval van de SS. De tolken
werden doodgeschoten, en de SS bezette de bunker. De bevolking werd toen weggestuurd!
Door het moordende artillerievuur heen gestuurd, met onbekende bestemming,
terwijl de Russen maar een paar honderd meter weg waren. De twee Belgen zijn
toen gebleven, en hebben zich tegoed gedaan aan het achtergebleven eten van de
Duitsers die vertrokken waren en niet alles mee konden nemen. Toen ze goed
bezig waren kwam de SS er achter dat ze gebleven waren, en wilde ze
doorschieten wegens plunderen! Later vonden ze het toch maar beter ze te
gebruiken om water te halen voor de gewonden. Deze jongens zijn helemaal niet
bang voor de Russen. Er komen veel mensen langs uit die bunker, en ze vertellen
allemaal hetzelfde.
De invloed van dit verhaal op onze
stemming is enorm. We zitten bij elkaar en vertellen wat we gaan doen als we
thuis komen. Eerst goed wassen, dat is bij iedereen het eerste. We worden er
opgewonden van, en horen het zware artillerievuur niet meer. Het kan vervloekt
gezellig worden in die kelder, als de stemming er even is. Bij een wakkelend
kaarslichtje, gestookt in een jampotdekseltje met resten van de kaarsen. Zelfs
Bob komt uit de plooi. Gisteren nacht heeft hij overgegeven en hij heeft nog
niet veel kunnen eten. We hebben hem van ons wat beschuitjes gegeven, dat is
altijd goed bij maagbezwaren. We blijven een paar uur praten, de tijd vliegt
om. Het is zo gezellig te praten over thuis, over de reis naar huis enz. De
Wilde is bekend in Ouderkerk, zijn vrouw is familie van Verhoef, onze vroegere
buurman. Holland, Holland, hoe lang nog voor we je weer kunnen begroeten?
’s Avonds laat willen we nog water
gaan halen, maar Paans biedt aan ons te wekken om 5 uur, dan zal het rustiger
zijn en minder gevaarlijk.
Vanavond wordt me voor het eerst
verweten dat ik mijn plichten als foerier niet vervul, ik heb zo’n plezier in
het leven dat ik maar steeds boven en buiten loop. Met een borrel, een
beschuitje met leverpastei gaan we naar bed. Half tien is het, gewoonlijk
liggen we er vroeger in.
Jan :
Zondag 29 April 1945.
Vanmorgen uren achtereen hevige
artillerieactiviteit, vermoedelijk voor de omgeving van de Alexanderplatz
bedoeld. De bruggen bij Lehrter Bahnhof over de haven zijn opgeblazen. Er is
dus een kleine kans, dat ze van daar direct de regeringswijk inwandelen. Dat
zou voor ons de gunstigst denkbare oplossing zijn. Want als de Rijks kanselarij
eenmaal veroverd is, is dat een heele prestigeklap. Trouwens ik zou niet weten,
waar de hooge heeren, die de verdediging van Berlijn leiden anders naar terug
moeten trekken (als ze tenminste nog in Berlijn zijn, wat zeer de vraag is).
Maar we zullen moeten afwachten. Vóór Pinksteren zijn we in ieder geval levend
of dood, met of zonder bagage, van het gedonderjaag af.
Gisteren was er hier een soldaat,
die even kwam schuilen voor een granaatschervenbui, die vertelde dat Nederland
nu geheel door de Duitschers ontruimd was. Ik vindt het haast te mooi om te
gelooven. Als het waar is, wat zou dat fijn zijn!
…
Goddank hebben we vandaag de
doodbiddersmentaliteit uit de kelder gebannen. Tot nog toe was het vreeselijk:
ik was meestal boven, en als je dan beneden kwam, trof je daar drie man aan met
een meer dan armzalig pitje, waar ze in zaten te staren, zonder een woord te
zeggen. Meer dan ergerlijk deprimeerend. Meestal vluchtte ik maar weer zoo gauw
mogelijk naar boven toe. Ter afwisseling gingen ze dan nog liggen slapen ook.
En de humeuren waren dan ook navenant. Gisteren werd het me te gek. Ik heb
Oswald naar boven gestuurd, en hem gezegd dat ik hem het eerste half uur niet
meer beneden wenschte te zien. Schoorvoetend verdween hij, maar na een uur
ongeveer kwam hij geheel opgefrist terug. En vandaag bleef hij tot mijn groote
verbazing heel rustig in zijn pap staan te roeren op de eerste etage onder een
vrij hevige beschieting. Hij is dus over zijn angst heen. En dat mag waarachtig
ook wel, hij is tenslotte 26 jaar en dus geen klein kind meer.
…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten