Eerste artillerievuur. {Van de regen in de drup dus.}
Zaterdag middag 3 uur
Even stil gezeten, wacht houden
bij het eten. De toestand is verschrikkelijk. De hele morgen al beschietingen
van de artillerie, verhalen over granaten die in de buurt ingeslagen zijn.
Het ergste is echter, dat een
groot deel van de bewoners al zonder eten zit.
Zaterdag avond.
Gerrit de Vries heeft zich bij ons
aangesloten, een prettige kameraad. We hebben ons keldertje met matrassen
belegd en zoals Jan zegt: Je zou haast met God en alle mensen in vrede komen.
We liggen netjes naast elkaar.
Ontzettend wat heb ik gegeten
vandaag. Ik kots er haast van. De morgen besteed met het plaatsen van een
kachel, tot grote vreugde van Frau Lisureck, die zich in deze dagen beslist van
een goede kant laat zien.
Jan gaat nog proberen naar de
fabriek te gaan, omdat zijn eetketeltje er nog staat. Hij komt echter
onverrichter zake terug.
De Belgen, het onsympathieke slag
ervan tenminste, zijn de enigen die nog aan eten weten te komen. De anderen
lopen met bonnen rond, zonder wat te krijgen. Ik ben blij met mijn voorraad, en
geniet er ook van.
Het Wehrmachtsbericht komt zelfs
nog uit vandaag. Paans heeft een krant. Bernau wordt al genoemd.
Het is negen uur, alles is rustig.
De meesten liggen al te slapen in hun geïmproviseerde slaapgelegenheden.
De fles gaat open: de borrel wordt
geschonken. Gisteren probeerde ik nog er meel of brood voor te krijgen, maar nu
de Russen volgens de geruchten toch al in Weißensee zitten, willen we er maar
liever aan beginnen.
Gisteren heb ik een depressie
gehad. Ik was plotseling bang voor mijn eten enz. enz. Minder voor de granaten,
die overal insloegen, dan voor de hongersnood die voor de deur staat. Paans
verkondigt al de theorie, dat, als je geen eten meer hebt en je gaat het bij
een ander stelen, deze daad verantwoord is. Iets dergelijks gaat mij, die al
maanden voor deze dagen gespaard heeft, door hart en ziel. Wat heb er nu aan,
had ik het maar allemaal opgegeten, nu komen Paans e.d. het je toch afnemen.
Maar vanavond ben ik al weer
verzoend. We hebben Gerrit er bij genomen, Gerrit zonder voorraad, zonder iets.
We gaan vanaf morgen gezamenlijk eten, alles bij elkaar.
Gerrit (de Vries) is aan den dood
ontsnapt. Zijn vlucht uit Wriezen is een romantisch verhaal. Eerst beschieting
door de artillerie, hetzelfde wat we nu meemaken. En dan de vlucht, met twee
karren met spek en brood. Halverwege, bij Tiefensee, worden ze door
scherpschutters beschoten. Alles laten ze in de steek, Gerrit komt zonder iets
in het lager aan. Jaapje heeft van zijn laatste bezittingen ook nog het een en
ander opgegeten en verruild, zodat hij werkelijk zo kaal als een kikker is.
Hoe zouden ze het thuis maken? Als
ze maar wisten hoe het met ons gaat, dat zou een hele geruststelling voor ze
zijn. Maar hoe maken ze het zelf wel? Misschien ook, zoals wij, in de kelder,
daar is veel kans op. Niet te veel nadenken. Als ze maar blijven leven, dan is
alles al goed. Blijft het huis nog ongeplunderd staan, dan is het helemaal
prachtig.
Hoe lang zal het nog duren, in die
rotzooi in Berlijn… luidt het liedje. Dit vraagstuk is wel erg actueel
geworden. Ik schat zelf, dat we er over hoogstens anderhalve dag af zijn, maar
ik kan me vergissen. Wat er aan soldaten voorbij komt, maakt de indruk van een
vluchtend leger.
De eerste beleggingsnacht.
Drie man op de grond in de kelder.
Gelukkig met een volle maag, maar dat is dan ook het enige lichtpuntje. Het is
er nat en koud. Niettemin slaap ik vast in, ik word pas wakker als er een
Hollander komt die zich bij ons in het keldertje installeert. Er is ongeveer de
helft van de bezetting in het station gaan overnachten, bang voor een Engels
bombardement. Maar om vier uur moet het station ontruimd worden: de treinen
gaan weer rijden!
Het artillerievuur duurt haast de
hele nacht door, ’s morgens wordt het wat rustiger. Er slaat een granaat in
vlak tegenover het lager, in het puin. Verderop wel vijf of zes bij elkaar. Het
is wonderlijk, maar niemand vindt het erg. Als je gewend bent aan luchtmijnen,
dan is dit ook niet erg meer. Je blijft haast buiten staan!
Jan :
Zaterdag 21 April 1845.
Vanmorgen werd het artillerievuur
steeds heviger. Niettemin heb ik nog geprobeerd de fabriek te bereiken. Met
veel moeite eeb ausweis voor de derde groep te pakken gekregen. Tot Tempelhof
(ik moest over de Zuidring omdat bij het Schlesischer Bahnhof de zaak onder vuur
lag) ging alles goed maar toen moest ik naar de Hermannstrasse loopen. Ik kende
de weg niet, en kwam tenslotte in Britz terecht. Daar stond ik in dubio, zou ik
doorloopen tot Schöneweide, of zou ik het met de S-Bahn proberen. Het was
inmiddels al rijkelijk laat geworden, en bovendien hoorde ik voortdurend
granaten fluiten, dus besloot ik tot het laatste. Hoewel ik zeker een half uur
te lang geloopen heb tusschen Tempelhof en Hermannstrasse, stond ik daar toch
tenslotte met de zelfde menschen waarmee ik in Tempelhof was ingestapt. De
dienst bestond echter uit één halve trein per uur, en dus ben ik toen maar naar
huis geloopen. Daar begonnen de granaten ook aardig te fluiten, en vlak in de
buurt waren er een paar ingeslagen. Steeds als je een “Tiefflieger” hoorde,
vluchtte je op de gang. Verder was de eenige lichamelijke reactie een enormen
honger. Merkwaardig, in 1940, toen wij in de oorlog raakten, kon in geen stuk
eten door mijn keel krijgen.
…
Morgen gaat bij ons drieën de
gemeenschappelijke verzorging in. Oswald is tot ceremoniemeester benoemd.
Misschien is het niet noodig, des te beter.
Hans Bornewasser is uit het
ziekenhuis ontslagen, daar dit voor 50% ontruimd moest worden wegens gewonde
soldaten. Nu hebben we hem in den kelder in een bed geïnstalleerd.
Overigens gaat het best in de
kelder. Met wat gevoel voor humor kom je overal overheen. Frau Lisurek houdt
zich erg goed, ze had vanavond een koffiebuffet aangericht in het
Gemeinschaftsraum. Het is er alleen nogal koud en kil.
Hoewel ik het zelf niet gehoord
heb, hebben ze vanavond nog alarm gegeven van 10.30-12.30. Er is echter niets
gebeurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten