29 Jan. ‘44
36
Beste allemaal.
De fabriek staat er nog, wat
mijn afdeling betreft, en mijn barak ook. Stil is het in de straten en
in de winkels. Alleen de openbare vervoermiddellen zijn overvol. Ik ben nog
niet in Berlijn zelf geweest, na de laatste aanvallen, hoe het er daar uitziet
weet ik niet. Maar ongeveer 40 zware bommen kwamen bij ons in de buurt terecht,
zodat we genoeg aan ons zelf hadden. Het percentage blindgangers is enorm, maar
zo is het al erg genoeg. Kapotte ruiten en daken maken het leven voor vele
mensen moeilijk. Vooral als het regent, zoals nu. Algemeen wordt er door de
bevolking enorm veel gepresteerd wat betreft blussen en elkaar helpen huizen
ontruimen. Wat de oorlog betreft maken we hier dus meer mee dan menig soldaat.
De verloren bezittingen zullen niet makkelijk weer vervangen kunnen worden.
Maar daarover kun je eigenlijk niet spreken. Het belangrijkste is dat de oorlog
een eind neemt vóór we allemaal beesten geworden zijn. Durft iemand nu nog
hopen dat het bijtijds zal zijn? Het zal helaas echter wel niet op tijd zijn.
Zaterdag middag.
Inderdaad, Paps heeft gelijk, als
hij ergens in een brief schrijft dat jullie je niet goed kunt voorstellen wat
we hier meemaken. Daarvoor zijn geen woorden te vinden. Niet alleen tijdens het
vallen van de bommen, maar vooral ook later. Stel je maar eens voor. Vannacht
geslapen van half elf tot drie, en van 5 tot 7. Daarna naar de fabriek, waar de
verwarming het niet doet, en waar de ruiten gedeeltelijk kapot zijn. Na het
werk geprobeerd met Bob in Köpenick te eten, wat niet ging, restaurants
gesloten. Toen met de tram bus naar
mijn vroegere woonplaats. Onderweg gezien dat het aloude huis Plugk–Harttugstraße 7 volledig uitgebrand is! Ons bezoek van Maandag was dus
net op tijd. Je moet hier geluk hebben, een week eerder en we hadden beiden
onze zomerspullen verloren! Wat er met die arme vrouw gebeurd is, en de twee
“Bombenbeschädigten” die ze in huis had, het zal wel ellende troef zijn. Die
oude moeder van 92 jaar zal het wel niet overleefd hebben denk ik. En dan te
denken dat ik bijna zo eigenwijs geweest ben daar te willen blijven wonen! Nu
zit ik te eten. Tegenover me zit een oude dame die haar vork niet meer vast kan
houden van de vermoeidheid, en constant zit te zuchten en te steunen. Kennelijk
gisteren alles of een gedeelte verloren, en een paar dagen niet kunnen slapen.
Je hoeft er niet meer naar te vragen, je ziet het de mensen aan, als je een
beetje “geoefend” oog hebt.
Ja, Donderdagavond was het wel
heel erg deze keer, zo èrg dichtbij. En er zijn erge dingen gebeurd. De twee
grote arbeiderslagers zijn beide zwaar beschadigd. In één daarvan is er een
brandbom in een houten schuilkelder geslagen, een fosforbom, terwijl de schuilkelder
op slot zat! De man die de sleutel had was maar naar een betere schuilkelder
gegaan. Deze man zal opgehangen worden als hij gevonden wordt, hij is
voortvluchtig. Het dak van die schuilkelder bestaat uit planken met een laagje
zand erover, volstrekt onvoldoende. De directeur heeft zich persoonlijk van
deze ramp die ± 100 mannen, (Fransen en Belgen) het leven heeft gekost, op de
hoogte gesteld en zoekt de verantwoordelijke personen. Als het kalf verdronken
is … Veel van deze wantoestanden liggen aan de Lagerfürer, de onze zou beslist
de hele A.E.G. op zijn kop gezet hebben voor zo’n schuilkelder die onvoldoende
is. Wat dit betreft kan ik me geen betere kampleiding voorstellen, ze zorgt dat
we alles krijgen waar we recht op hebben.
Dit zijn zo de dingen die mij
direct raken. De barak staat er nog, ik heb mijn werk nog als vroeger,
theoretisch is er dus niet veel gebeurd. Ik ben wel benieuwd hoe het Jan, Klaas
en Kees gaat.
In de barak is het ook koud, de
stoker is uitgebrand en krijgt dus een week verlof, zodat we deze tijd zonder
verwarming moeten doen. Maar we zijn erg dankbaar dat we het leven er vanaf
gebracht hebben, de rest is eigenlijk bijzaak. Gisterenmiddag, tussen twee
zware bombardementen dus, ben ik naar een concert geweest! Het gekke was, dat
de chef het niet eens gek vond me daarvoor vrij te geven! De pastorale van Beethoven
en een pianoconcert van Chopin onder leiding van Herman Abentroht. Vooral de
tegenstelling met al die ellende maakte deze middag onvergetelijk. We vragen
ons af hoe lang die ellende nog door kan gaan. De bommen komen steeds
dichterbij, telkens brandt er wat af, en wijzelf zijn nog gespaard. Kan dat wel
zo doorgaan? Vandaag zal ik een zwaar pak naar huis sturen met dingen die ik
niet steeds naar de schuilkelder wil slepen. Mijn zenuwen ben ik nu weer de
baas al is mijn methode twijfelachtig van aard: tijdens het vallen van de
bommen houd ik tegenwoordig mijn oren dicht! Dapper hè! Het is de beste
oplossing als je in een stinkende kelder zit en niets kunt doen dan afwachten
wat er gebeurt. Het is beter een baantje te hebben als brandwacht, dan heb je tenminste
een plicht, en je aandacht is op iets anders gevestigd.
Lieve ouders en verdere familie,
ik hoop dat ik de verjaardag van Mams weer thuis kan vieren, en niet hier op de
manier van vier jaar terug. Mensen die zich op zo’n verjaardag verheugen zij niet
waard dat ze het zelf goed hebben, het zijn geen mensen meer.
Veel liefs
Oswald
Geen opmerkingen:
Een reactie posten