Utrecht 13-1-‘45
Mijn lieve Oos.
Wij schrijven alweer ’45 en nog
is er niets veranderd aan den toestand. Wij kregen gisteren twee brieven
tegelijk van je: één van eind Nov. en één van 13 Dec. Die laatste heeft minder
dan één maand erover gedaan, wat in deze tijd maar weinig is. Wij waren
natuurlijk dolblij met nieuws van je en verheugen er ons over dat tot toen toe bij
jou alles rustig en gewoon is. Hier maken wij het goed. Wij hopen heel erg dat
je tegen Nieuwjaar den brief hebt gekregen waarin ik je een gelukkig Nieuwjaar toewenschte. Paps had hem geschreven, maar ik heb nog wat in de kantlijn
geschreven. Er was ook een brief van Lily voor je die je gelijk moet bereikt
hebben. Niets nieuws te vermelden sindsdien. Ons leven gaat zijn gangetje,
vervuld van de talloze kleine zorgen voor proviandering etc. Wij zitten bij een
kaars die in een glazen pot met water staat te branden en waarover wij een
witte kap hebben gehangen. Op die manier kunnen wij met z’n viertjes wat lezen
of schrijven. Het dienstmeisje is gelukkig vertrokken naar haar broeder. De
voedselschaarste is oorzaak geweest dat ik haar aangeraden heb naar ’t
platteland te gaan, als zij enigszins kon. Dat heeft zij toen gedaan, al heeft
het heel wat moeite gekost uit te zoeken hoe dat moest. Pas bij de 3e
poging is ‘t gelukt. De vader van haar vrijer en zij, zijn op de fiets gegaan.
De man met de bagage achterop en zij met Dikkie van Grietje achterop. Dikkie is
daarna op de fiets terug gereden, want die fiets was niet van haar en moest
weer hier naar den eigenaar terug. Bij het eerste vertrek was het zoo glad dat
zij in Zeist de tocht op moesten geven en terug kwamen. Bij de tweede poging
werden er fietsen gevorderd en dorsten zij het niet wagen. De derde maal is het
gelukt. En ik ben blij dat ik van die babbelkous af ben. Zij zat den heelen dag
bij mij en haar mond stond niet stil. Ik kon het eenvoudig niet meer harden. De
huishouding is, door het gebrek dat er aan alles heerscht, zoo vereenvoudig dat het makkelijk zonder meisje gaat. Koken doe ik in de huiskamer op de
kachel, dus de keuken is buiten gebruik, of zoo goed als! Vloeren wrijven doen
wij niet meer (geen boenwas) ramen lappen ook niet (geen zeep, spons of zeem
meer). Alleen wat vegen en stoffen. En de groote wasch, wel is waar, maar dat
doet Grietje en ’t kind (“de booi”) heeft er nooit een vinger naar uitgestoken
behalve om er al haar spullen in te doen. Zoodat wij genieten van onze vrijheid
in ons eigen huis. Paps heeft het druk als een baasje met honderd en één
bezigheden. De voornaamste is het bemachtigen van voedsel. Het is hem de
laatste tijd nog wel aardig gelukt en misschien komen er weer een paar pondjes
bij, want wij worden knap mager, al voelen wij ons allemaal wonderlijk fit. Ik
denk doordat wij heel veel groenten eten alles met schil en al. Wij smullen nu
van aardappelen of peren of appelmoes met schil gekookt. Dat behoedt ons voor
gebrek aan vitaminen, en als je die maar krijgt kun je best een pondje vet
missen. Kun je nog werk maken van Gr-père? De stakkerd wordt vandaag 84! Zou
tante Olga bij hem zijn? ’t Is toch erg dat je niet eens een berichtje kunt
sturen! Nu lieve Oosje, je merkt uit deze brief wel dat ons leven zijn gewone
gangetje gaat, net als het jouwe. Dat het voor jou en voor ons zoo moge blijven
tot dat de zoo begeerde vrede er eindelijk is?
Een stevige pakkerd van je Moeder
P.S. Je vriend
Willemse heeft met je verjaardag geschreven en wij kregen een kaart dat hij een
zoon heeft gekregen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten