Dr G de Bruin
Utrecht 23 December
1944
Mijn
beste Oswald
Onverwacht krijgen we
gelegenheid een brief te verzenden per snellere gelegenheid dan de normale en
daarvan maken we natuurlijk onmiddellijk een gretig gebruik in de hoop dat je
deze brief die tot de grens wordt medegenomen spoedig zult ontvangen. Gisteren
werden we verblijd met je brief van 9 November, No
125 die ons natuurlijk plezier deed. We zien er uit dat je het nog goed maakt
gezien de omstandigheden en we hopen nu maar dat dit zoo blijven zal en het
einde niet al te lang op zich zal laten wachten.
Hier maken we het ook allen nog
goeden laat ik er meteen bijschrijven dat ook de familie van Jan de Boer het
goed maakt. Zij hebben n.l. vlak in hun buurt een bombardement gehad maar hebben
gelukkig geen schade opgelopen. Dit ter geruststelling als er soms geruchten
daarover tot Berlijn zijn doorgedrongen. Je zult wel het meest verlangend zijn
te horen hoe het leven hier nu is. Ja, ongetwijfeld is de boel hier danig in de
war, maar we kunnen ons ten slotte nog best redden, hoor. We hebben geen gas en
geen electriciteit maar gelukkig nog wel water hetgeen belangrijk is, en een
beetje Pegus zodat we het vorstvrij kunnen houden. Er moet dus gekookt worden
op het kacheltje dat we in de eetkamer hebben staan en dat gaat wel als de pot
maar eenvoudig wordt gehouden, hetgeen overigens tegenwoordig niet zo moeilijk
is gezien het weinige dat toegewezen wordt. De voedselnood is op het ogenblik
tamelijk ernstig en er zijn er velen die al werkelijk honger lijden. De mensen die
gewoon zijn, uit noodzaak of uit laksheid, van de hand in de tand te leven zijn
er nu ellendig aan toe, zowel ook de mensen die gewend waren maar zwart eten te
kopen en op te eten zien zich nu in eens beroofd van hun aanvoer, hebben niets
geen voorraad en moeten nu van hun bonnen leven hetgeen onmogelijk is. Wij zijn
er zelf betrekkelijk heel goed aan toe, mijn volkstuin heeft heel wat
opgebracht en ook van de vorige oogst die ook vrij goed was hebben we nog wat
opgespaard dat nu zeer te pas zal komen, verder had ik nog een raapvergunning
voor aardappelen die mijn een paar mud aardappels opleverde wat uiterst
behaaglijk is. Voor mensen die nergens voor gezorgd hebben en dachten het toch
wel met hun geld los te krijgen is het nu echter slecht gesteld. Ik geloof
overigens dat we op het ogenblik in het dieptepunt zitten; het is toch niet
zozeer dat er over het geheel zoo’n gebrek heerscht, maar het vervoer heeft ons
in de steek gelaten. Op de ene plaats liggen tienduizenden tonnen graan en op
de andere is er geen korrel en er is geen gelijkheid om het te verwerven. Men
wil deze aangelegenheid nu centraal aanpakken in overleg met de Duitsche
overheid en ik verwacht dat dan de toestand wel weer wat beter zal worden, als
de vorst tenminste intusschen het verkeer niet gaat stremmen. Het ziet er op
het ogenblik, na een lange natte periode, vorstig uit maar toch geloof ik niet
dat het noemenswaard zal gaan vriezen. Al valt zooiets niet te voorspellen. Je
weet nu hoe de voedselkwestie is, niet mooier en niet lelijker voorgesteld dan
zij is en ook dat wij relatief tot de bevoorrechten behoren, die dankzij de
opbrengst van de volkstuin enz. althans nog over eenige aanvulling beschikken.
Je behoeft je dus over ons in het geheel niet ongerust te maken wat dit
betreft.
’s Avonds zitten we dus in het
donker, maar we hebben alweer voor wat licht gezorgd. We hadden nog van voor de
oorlog petroleum en kaarsen bewaard die nu te pas komen. Verder hebben we in
Ouderkerk uit verschillende ingrediënten een soort surrogaat kaarsen
gefabriceerd die als je die aansteekt in elkaar zakken maar in een vernuftig
apparaatje tot den nek in het water staande het wondergoed doen en dan 6 à 8
uur branden. Zoo redden we ons ook hier weer. We eten met een petroleumlichtje in
de Ornstein-lamp wat wel een zeer gedempt licht is, natuurlijk, maar het voordeel
heeft dat er geen schaduwen vallen in de kamer en dat je niet in het
hinderlijke pitje zit te kijken. Na het eten scharrelen we zoo’n beetje tot 8
uur, bij maanlicht ga ik buiten loopen en anders eens naar den overkant, en dan
leest er van 8 tot 9 uur iemand voor; op de tafel zittend vlak onder de lamp of
anders bij een kaarsje. Dan breken we op zoodat we voor tien uur in bed liggen
tot de volgende morgen het weer licht wordt d.w.z. thans over 8 uur. Je ziet
dus wel dat we lang genoeg rusten, het geen goed is nu het voedsel schaarscher
wordt. Zoo nu en dan ga ik er vroeg op uit om groenten te bemachtigen wat me
over het algemeen nogal gelukt. Je gaat er wel dikwijls voor niets op uit maar
als het raak is breng ik gewoonlijk voor ettelijke dagen genoeg mee. Gek dat
het nu zoo heel gewoon is voor me om met een groote jute zak met groenten op
mijn rug door Utrecht te stappen en dan door de een of andere prof. bestaard te
worden met de vraag waar je dat vandaan gehaald hebt en dat is het stijve
Utrecht.
Vanmorgen hadden we Postema hier,
uit Ouderkerk. Hij bracht goede kerstgaven mede, zoodat we met Kerst het weer
eens goed zullen hebben. We hebben weer een klein opkikkertje nodig want
juistens werd een plakkaat aangeplakt dat alle mannen van 17 – 40 zullen
worden opgeroepen voor de Arbeitseisatz, hetgeen natuurlijk een nieuwe consternatie
bracht. Dat zal weer heel wat ellende geven, maar wat is er aan te doen. De
oorlog gaat voort en zolang deze duurt zijn zulke maatregelen te verwachten.
We houden er echter den moed in,
hoor. Wat je, dunkt me, uit den brief ook wel gemerkt zult hebben. We klagen
niet en we treuren niet, zoo nu en dan eens kankeren maar dat is nu eenmaal de Hollandse
aard. Maarten en Nel en Petertje maken het ook goed al is de toekomst voor den
eerste nog onzekerder geworden door den nieuwen maartegel de overkant is ook in
goede gezondheid, To is weer zo goed als beter en komt met oud en nieuw thuis.
Zoo zie je dat alles hier nog zijn gewone gangetje gaat en we hopen dat dat het
geval zal blijven en dat je bij je terugkomst hier alles nagenoeg zult vinden
als je het verlaten hebt. Ik heb daar goede hoop op en is dat niet het
geval, nee, als we elkaar maar allen in gezondheid terugvinden mogen we
tenslotte niet klagen na zoo’n vreeselijken tijd.
Mams en Lili zullen het
randschrift verzorgen dus maak ik er maar een einde aan. Hou je maar goed jong,
wij doen het ook en we hopen op een vrij spoedig weerzien.
Een poot van je Vader.
Lili heeft een afzonderlijke brief
geschreven GB
Als lichtpuntje in deze donkere
tijden mogen wij op dezen Kerstdag een brief aan je schrijven, die je wellicht
vóór ’t nieuwe jaar zult krijgen. Hij brengt je onze aller, allerbeste wenschen
en dat wij elkaar spoedig mogen weerzien. Het Roode Kruis voor de
correspondentie werkt hier niet meer. Kun jij Grand Père soms bereiken via het
Roode Kruis of de App? De arme oude man zal wel in ongerustheid over ons
verkeren! Dag lieve jongen. Een stevige pakkert van je moeder.
De Ornstein-lamp werpt door zijn reflectoren het meeste licht naar beneden, op de tafel die er meest onder staat. De rest van het licht wordt door het gat aan de bovenkant op het plafond gericht, waardoor de gehele kamer in diffuus licht gezet wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten