06 januari 2020

Utrecht 23 December 1944. van Pas : Ik had nog een raapvergunning voor aardappelen die mijn een paar mud aardappels opleverde.



Dr G de Bruin
Utrecht 23 December 1944
Mijn beste Oswald
Onverwacht krijgen we gelegenheid een brief te verzenden per snellere gelegenheid dan de normale en daarvan maken we natuurlijk onmiddellijk een gretig gebruik in de hoop dat je deze brief die tot de grens wordt medegenomen spoedig zult ontvangen. Gisteren werden we verblijd met je brief van 9 November, No 125 die ons natuurlijk plezier deed. We zien er uit dat je het nog goed maakt gezien de omstandigheden en we hopen nu maar dat dit zoo blijven zal en het einde niet al te lang op zich zal laten wachten.
Hier maken we het ook allen nog goeden laat ik er meteen bijschrijven dat ook de familie van Jan de Boer het goed maakt. Zij hebben n.l. vlak in hun buurt een bombardement gehad maar hebben gelukkig geen schade opgelopen. Dit ter geruststelling als er soms geruchten daarover tot Berlijn zijn doorgedrongen. Je zult wel het meest verlangend zijn te horen hoe het leven hier nu is. Ja, ongetwijfeld is de boel hier danig in de war, maar we kunnen ons ten slotte nog best redden, hoor. We hebben geen gas en geen electriciteit maar gelukkig nog wel water hetgeen belangrijk is, en een beetje Pegus zodat we het vorstvrij kunnen houden. Er moet dus gekookt worden op het kacheltje dat we in de eetkamer hebben staan en dat gaat wel als de pot maar eenvoudig wordt gehouden, hetgeen overigens tegenwoordig niet zo moeilijk is gezien het weinige dat toegewezen wordt. De voedselnood is op het ogenblik tamelijk ernstig en er zijn er velen die al werkelijk honger lijden. De mensen die gewoon zijn, uit noodzaak of uit laksheid, van de hand in de tand te leven zijn er nu ellendig aan toe, zowel ook de mensen die gewend waren maar zwart eten te kopen en op te eten zien zich nu in eens beroofd van hun aanvoer, hebben niets geen voorraad en moeten nu van hun bonnen leven hetgeen onmogelijk is. Wij zijn er zelf betrekkelijk heel goed aan toe, mijn volkstuin heeft heel wat opgebracht en ook van de vorige oogst die ook vrij goed was hebben we nog wat opgespaard dat nu zeer te pas zal komen, verder had ik nog een raapvergunning voor aardappelen die mijn een paar mud aardappels opleverde wat uiterst behaaglijk is. Voor mensen die nergens voor gezorgd hebben en dachten het toch wel met hun geld los te krijgen is het nu echter slecht gesteld. Ik geloof overigens dat we op het ogenblik in het dieptepunt zitten; het is toch niet zozeer dat er over het geheel zoo’n gebrek heerscht, maar het vervoer heeft ons in de steek gelaten. Op de ene plaats liggen tienduizenden tonnen graan en op de andere is er geen korrel en er is geen gelijkheid om het te verwerven. Men wil deze aangelegenheid nu centraal aanpakken in overleg met de Duitsche overheid en ik verwacht dat dan de toestand wel weer wat beter zal worden, als de vorst tenminste intusschen het verkeer niet gaat stremmen. Het ziet er op het ogenblik, na een lange natte periode, vorstig uit maar toch geloof ik niet dat het noemenswaard zal gaan vriezen. Al valt zooiets niet te voorspellen. Je weet nu hoe de voedselkwestie is, niet mooier en niet lelijker voorgesteld dan zij is en ook dat wij relatief tot de bevoorrechten behoren, die dankzij de opbrengst van de volkstuin enz. althans nog over eenige aanvulling beschikken. Je behoeft je dus over ons in het geheel niet ongerust te maken wat dit betreft.
’s Avonds zitten we dus in het donker, maar we hebben alweer voor wat licht gezorgd. We hadden nog van voor de oorlog petroleum en kaarsen bewaard die nu te pas komen. Verder hebben we in Ouderkerk uit verschillende ingrediënten een soort surrogaat kaarsen gefabriceerd die als je die aansteekt in elkaar zakken maar in een vernuftig apparaatje tot den nek in het water staande het wondergoed doen en dan 6 à 8 uur branden. Zoo redden we ons ook hier weer. We eten met een petroleumlichtje in de Ornstein-lamp wat wel een zeer gedempt licht is, natuurlijk, maar het voordeel heeft dat er geen schaduwen vallen in de kamer en dat je niet in het hinderlijke pitje zit te kijken. Na het eten scharrelen we zoo’n beetje tot 8 uur, bij maanlicht ga ik buiten loopen en anders eens naar den overkant, en dan leest er van 8 tot 9 uur iemand voor; op de tafel zittend vlak onder de lamp of anders bij een kaarsje. Dan breken we op zoodat we voor tien uur in bed liggen tot de volgende morgen het weer licht wordt d.w.z. thans over 8 uur. Je ziet dus wel dat we lang genoeg rusten, het geen goed is nu het voedsel schaarscher wordt. Zoo nu en dan ga ik er vroeg op uit om groenten te bemachtigen wat me over het algemeen nogal gelukt. Je gaat er wel dikwijls voor niets op uit maar als het raak is breng ik gewoonlijk voor ettelijke dagen genoeg mee. Gek dat het nu zoo heel gewoon is voor me om met een groote jute zak met groenten op mijn rug door Utrecht te stappen en dan door de een of andere prof. bestaard te worden met de vraag waar je dat vandaan gehaald hebt en dat is het stijve Utrecht.
Vanmorgen hadden we Postema hier, uit Ouderkerk. Hij bracht goede kerstgaven mede, zoodat we met Kerst het weer eens goed zullen hebben. We hebben weer een klein opkikkertje nodig want juistens werd een plakkaat aangeplakt dat alle mannen van 17 – 40 zullen worden opgeroepen voor de Arbeitseisatz, hetgeen natuurlijk een nieuwe consternatie bracht. Dat zal weer heel wat ellende geven, maar wat is er aan te doen. De oorlog gaat voort en zolang deze duurt zijn zulke maatregelen te verwachten.
We houden er echter den moed in, hoor. Wat je, dunkt me, uit den brief ook wel gemerkt zult hebben. We klagen niet en we treuren niet, zoo nu en dan eens kankeren maar dat is nu eenmaal de Hollandse aard. Maarten en Nel en Petertje maken het ook goed al is de toekomst voor den eerste nog onzekerder geworden door den nieuwen maartegel de overkant is ook in goede gezondheid, To is weer zo goed als beter en komt met oud en nieuw thuis. Zoo zie je dat alles hier nog zijn gewone gangetje gaat en we hopen dat dat het geval zal blijven en dat je bij je terugkomst hier alles nagenoeg zult vinden als je het verlaten hebt. Ik heb daar goede hoop op en is dat niet het geval, nee, als we elkaar maar allen in gezondheid terugvinden mogen we tenslotte niet klagen na zoo’n vreeselijken tijd.
Mams en Lili zullen het randschrift verzorgen dus maak ik er maar een einde aan. Hou je maar goed jong, wij doen het ook en we hopen op een vrij spoedig weerzien.
Een poot van je Vader.

Lili heeft een afzonderlijke brief geschreven  GB

Als lichtpuntje in deze donkere tijden mogen wij op dezen Kerstdag een brief aan je schrijven, die je wellicht vóór ’t nieuwe jaar zult krijgen. Hij brengt je onze aller, allerbeste wenschen en dat wij elkaar spoedig mogen weerzien. Het Roode Kruis voor de correspondentie werkt hier niet meer. Kun jij Grand Père soms bereiken via het Roode Kruis of de App? De arme oude man zal wel in ongerustheid over ons verkeren! Dag lieve jongen. Een stevige pakkert van je moeder.

De Ornstein-lamp werpt door zijn reflectoren het meeste licht naar beneden, op de tafel die er meest onder staat. De rest van het licht wordt door het gat aan de bovenkant op het plafond gericht, waardoor de gehele kamer in diffuus licht gezet wordt.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...