04 mei 2020

Vrijdag 4 Mei 1945. Oos : Er valt een ruïne in elkaar vlak voor onze ogen. Er liggen beslist mensen bedolven maar we lopen gewoon door.


Vrijdag 4 Mei.

Eerste gevolgen van te veel eten: vanmorgen niet ontbeten. Jan v.d. Braak komt geestdriftig terug, hij heeft zich gemeld voor morgen. Er wordt nog even gedelibereerd, en dan besluiten we allemaal te gaan. Bob en Pieter Bos blijven achter. Om twee uur, nadat er boven door de kamers daar een afscheidsmaal gegeten is, gaan we op weg. Hans Bornewasser gaat ook mee hoewel hij nog niet veel kan na zijn ziekte.
Onderweg in de Friedrichstrasse is er een beeld van verwoesting zoals dat in de ergste plaatjes van de vorige oorlog nauwelijks tot uitdrukking kwam. Honderden lijken die nog niet opgeruimd zijn, kapotte auto’s en tanks, rokende huizen. Ja, er is wel verbitterd gevochten om Berlijn, dat moet gezegd worden. We worden onderweg honderd keer aangehouden, komen er steeds goed af, dankzij ons papiertje. Als we een keer aangehouden worden wordt Jan plotseling meegenomen, en het blijkt dat hij als tolk moet fungeren, om een Italiaan te helpen. Deze arme man kan zich alleen legitimeren met een papiertje van zijn lager, waar een hakenkruis op staat. Dit hakenkruis werkt als een rode lap op een stier!
We komen een Hollander tegen, die vertelt dat er al heel veel Hollanders vertrokken zijn, op eigen gelegenheid naar het Westen. Het Zweedse consulaat zou zoiets gezegd hebben. Er is daar in ieder geval niets bekend van de methode via het Oosten.
Een tweede Hollander, echt een proletariër, vertelt dat hij twee jaar in een concentratiekamp gezeten heeft, en nu eindelijk zijn lusten kan botvieren. Hij gaat gewoon voor als er een lange rij staat bij de bakker. Verder heeft hij van alles geplunderd. Hij is goede vriendjes met een commissaris, die hem verteld heeft dat de buitenlanders voorlopig over Küstrin en Stettin, en dan met de boot naar Holland gebracht worden. Maar het is beter te wachten, volgende week is misschien de verbinding over Hannover klaar, en dan gaat het sneller.
We worden al sceptisch, vooral als we bij de plaats van inschrijving aankomen, en het blijkt dat  de mensen er niets weten. Lopen naar Freddrichsfelde, wat er verder gebeurd weten we niet. Als goede Hollanders willen we allemaal even de kat uit de boom kijken. Het is merkwaardig hoe zo plotseling de stemming om kan slaan. Er staan nog een paar Hollanders, allemaal met sceptisch gezicht. We hangen nog wat rond en melden ons. Binnen zitten een paar Rotarminsten, en een paar oude juffers nemen onze naam en adres op. Het gaat helemaal niet precies, ook dat is niet erg vertrouwenwekkend. Alleen Edzard en Thijs willen beslist weg.
Op de terugweg wordt Jan nog even aangeklampt door een dronken Rus die net een groot huis in brand heeft gestoken. Jan beaamt dat het erg mooi brand. Als duidelijk wordt dat hij Hollandsky is, dan nemen twee niet dronken soldaten hem mee. Het is de Polaknische Buchhandlung die er zo mooi brandt. In die buurt is ieder huis en iedere auto, alles en alles doorzeefd met kogels. De staatsopera is volkomen kapot. De bibliotheek niet, maar er zitten Russen in de kelder, zodat er wel niet veel zal overblijven.
Er valt een ruïne in elkaar vlak voor onze ogen. Er liggen beslist mensen bedolven maar we lopen gewoon door.
Bob triomfeert als we terugkomen, hij wil van het begin al geen haast maken, en zal de laatste wel zijn die vertrekt.
Rijst met vlees is ons avondeten. Nooit zo goed gegeten als de laatste tijd.
Vanavond om 10 uur Russen op bezoek. Ik lig net op mijn bed en hoor een geraas op de trap. Gerrit ontmoet ze op de trap. Ze willen slapen met tien man. Op de Fransen hebben ze het niet begrepen, daar willen ze de kamer niet in, Hollandsky die hebben een betere klank. Ze komen de kamer even in, maar gaan weer weg. Tap loost ze tenslotte met zijn Russisch de deur uit. Het is maar een pijnlijke bedoening, hoor, die ruwe gasten over de vloer.

Jan : 

Vrijdag 4 Mei 1945.
De plunderingen gaan rustig voort. Iedere winkel krijgt zij beurt. Vanmorgen waren de kledingwinkels naast ons aan de orde. Het publiek brak eenvoudig de tralies weg, en sleepte de voorraad weg, de Franschen en Belgen vooraan. Wat die kerels weggesleept hebben, is gewoon fantastisch geweest. Tot zelfs kartotheekkasten toe. En een uur later gooiden ze met kinderbroekjes naar de voorbijgangers. Trouwens de Franschen is eigenaardig volk. Het is een zeldzaam stel vandalen. Als ze niet kunnen plunderen zagen ze eenvoudig stoelen en deuren van het lager kapot om ze op te stoken. De Belgen doen echter niet voor ze onder (op enkele gunstige uitzonderingen na) en er zijn er bij, die continu dronken zijn.
Overigens wordt het wonen in het lager hoe langer hoe minder aangenaam. Er zijn ongevraagd een stel Françaises binnengetrokken met een kind van vier maanden, en die vermaken zich best met hun landgenooten. Het kind krijgt wijn te drinken in plaats van melk. De WC’s zijn vol, er kan niets meer bij, en om een hoop te draaien ben je gedwongen, een puinhoop op te zoeken. Daar is gelukkig geen gebrek aan. Maar dit is dan ook de oorzaak dat je heel vaak een manspersoon uit het lager hard over straat ziet hollen met een stuk krant in zijn hand, en zijn bretels al naar beneden. De man in kwestie heeft dan teveel witte boonen gegeten…..
We hebben ook wat meel te pakken gekregen, en zijn vandaag druk aan het broodjes bakken geweest voor onze thuisreis. Helaas zijn de broodjes niet erg gerezen, en was het zuiveringszout niet geheel door het deeg verdeeld.
’s Middags kwam Jan vd Braak uit Neukölln terug waar hij zich gemeld had voor verscheping naar huis. Hij was dermate enthousiast dat hij de anderen meesleepte. Allen wilden ineens weg. Alleen ik werd uitgescholden wegens gebrek aan enthousiasme. Maar ik hang nu eenmaal ontzettend aan wat ik hier heb, en vind het zonde het zoo maar zonder meer te laten staan. Enfin, we gingen dan tenslotte met ons achten op stap. Het was een ontzettende tocht. Warm, stoffig en door zeer onfrissche buurten, waar de lijken nog bij tientallen op straat liggen, en hier en daar al aardig beginnen te stinken. Russische lijken zie je alleen niet, alles is Duitsch. De Chaussee- en de Friedrichstrasse zijn één groot slagveld, vol met kapot geschut, kapotte wagens en al dergelijke dingen. Gelukkig konden we teruggaande een andere weg nemen, want het was een walgelijk gezicht.
Wat er overigens van de stad kapot is valt erg mee. De granaten hebben lang niet de uitwerking gehad van Amerikaansche en Engelsche bommen, en de Russen bombarderen direct hun doelen en leggen geen tapijten. Wat dat aangaat zou de stad wel een heel anderen aanblik hebben opgeleverd als hij door de Amerikanen veroverd was. Maar tusschen de Spree en de Kottbusser Tor zijn geen bewoonbare huizen meer. De Russen zijn anders overal zeer voortvarend: in de bewoonde gebieden moeten de puinhopen van de trottoirs verdwijnen, iets wat de Duitschers tot nog toe nooit bevolen hebben. Waar ze het moeten laten wordt aan het initiatief van de bewoners van de buurt overgelaten.
Enfin, na twee uur sjouwen waren we dan in Neukölln bij het meldingsbureau. Thijs Vinks en ik gingen er in en werden ontvangen door een tweetal juffrouwen waarvan er één Duitsch en de ander Fransch sprak, in nog twee Russen, en we werden op de lijst gezet. Alleen naam en jaartal waarin ik in Duitschland gekomen was, alsmede plaats van bestemming en of ik als gevangene hierheen was gekomen of niet. “Morgen om 10 uur hier met bagage”. Ze wisten me alleen te vertellen dat we dan naar Friedrichsfelde gingen loopen en verder wisten ze niets. Hoogst eigenaardig. Enfin, de melding verplichtte tot niets. Maar toen ik er uitkwam vond ik daar de zes anderen staan met nog een paar andere Hollanders, met ontzettend sceptische gezichten. Ze hadden er nu ineens geen zin in. En ik beleefde dus een kleine troimf. Alle tegenwerpingen, die ik gemaakt had, en waarom ik uitgelachen was, maakten zij nu, bv. de groote afstand van het Stettiner Bahnhof naar Neukölln enz. enz. In ieder geval hun enthousiasme was opeens weg. Bovendien had ik nog twee Hollanders gesproken onderweg, en de een vertelde, dat hij bij het Zweedsche Gezantschap was geweest, en dat die hem gezegd hadden, maar zoo spoedig mogelijk te maken dat hij naar het Westen kwam, desnoods loopend. Van een meldingsbureau wist hij niets. En de andere vertelde, dat hij eens bij de commissaris zijn licht was wezen opsteken, en dat die hem gezegd had, maar liever te wachten tot de volgende week, daar dan waarschijnlijk de verbindingen naar het Westen weer normaal zijn.
Enfin, we zijn weer naar huis gesukkeld en kwamen daar natuurlijk doodmoe en uitgedroogd aan. Dankzij onze Russische `Schutzbrief`zijn we eenige tientallen malen aan het gevaar van het moeten meehelpen bij het opruimen van barricaden ontsnapt. Dat papier is werkelijk met geen goud te betalen.
´s Avonds hebben we de zaak nog eens van alle kanten besproken, en zijn tot de conclusie gekomen dat we het beste doen een paar dagen rustig af te wachten. Is de Amerikaansche bezetting er dan al, dan kunnen we daar ons licht opsteken, en anders gaan we aan het wandelen naar het Westen. Ik moet dan in godsnaam maar zien dat ik mijn koffers ergens onderbreng.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...