31 december 2019

Oudejaarstoespraak 1944 van Oos : De vraag dringt zich op, wat wij jongeren van dit rampjaar 1944 in ons verdere leven zullen meedragen.


Oudjaar 1944
Nog een paar uren minuten en het jaar 1944 behoort, met alle ellende die het gebracht heeft, tot het verleden. Zoals altijd zien we, als we nagaan wat er allemaal gebeurd is in een jaar, veel slechts dat we niet verwacht hadden, en verder dat er veel goeds, dat we zeker wèl verwacht hadden, niet gekomen is.

Ik wil op deze oudejaarsavond het lief en leed van onze groep in grote trekken nagaan.

We hebben het jaar 1944 in ieder geval veel belovend ingezet. Ik herinner me, dat we na een glorieuze intocht met kaarsen om de piano nationale liederen ten gehore gebracht hebben in de grote zaal van het Lager Am Fluss in Hirschgarten en hoe later Jaap ter Borg met zijn pianospel urenlang de benen van alle mogelijke nationaliteiten in beweging wist te houden. De stom verbaasde Tsjechen bemerkten dat Hollanders ook wel eens uit hun slof kunnen schieten, al is er veel voor nodig om ze zo ver te krijgen.
Een grote wens van duizenden en duizenden mannen en vrouwen van alle gezindten gaat, helaas slechts zeer gedeeltelijk, in vervulling als op 27 Januari ’44 een gedeelte van de K.W.O. fabriek in vlammen op gaat. De verhongerde gezichten die steeds vrolijker worden bij het naderen van de fabriek, en het eensgezinde prijzen van de brandweer die zich zo schitterend misdragen heeft, zullen we nooit vergeten.
De in deze tijd dagelijks voorkomende bombardementen worden ook oorzaak van de komst van Polinnetjes en Russinnetjes in het lager Hirschgarten. Door de afdeling “Lindenstraße” wordt de ontwikkeling van de kennismaking tussen Hollanders en vrouwelijke Lagerbewoners met bezorgdheid gadegeslagen. Misschien is er ook wat afgunst bij, daarover valt te twisten. In ieder geval is het beslist gunstig dat de toestand niet lang duurt, want het blijkt na de verhuizing naar de Invalidenstraße, dat de Hollanders ook op dit gebied alle schroom kunnen verliezen. Het Russinnenintermezzo verloopt tenslotte onschuldig, en voor zover bekend, zonder gevolgen.
De verhuizing naar de Invalidenstraße heeft echter tot groot nadeel, dat het contact tussen de twee groepen steeds minder wordt, en de Lindenstraße kan zich slechts verheugen in het schaarse bezoek van enkele lieden die, zoals Huizinga het noemt “op het oorlogspad” zijn.
Op 28 Februari verschijnt plotseling een figuur op de fabriek, die hardnekkig bij iedere groet zijn hoed ophoudt. De handen in de zakken wijzen op Hollandse afkomst, en bij nader bekijken herkennen we Jan van ter Braak, die, trouw aan A.E.G., de weg naar Berlijn na een half jaar weer terug heeft gevonden. Hij wordt door ons alleen sterk benijd om het eerste, minder om het tweede deel van zijn verblijf in Holland. Han Nughteren verlaat ons plotseling, op 28 Februari onder zeer treurige omstandigheden. We worden er aan herinnerd dat het leven in Holland ook zonder ons doorgaat, en dat ieder van ons dergelijke verrassingen te verwachten heeft.
Voor een gedeelte van onze groep is de datum van 7 Maart ’44 belangrijk omdat dan de eerste poging wordt gedaan, geestelijke activiteit in onze groep aan te sporen en in banen te leiden. Op 7 Maart wordt n.l. het college opgericht dat door een misverstand de naam Spreekrans zal krijgen. Het is jammer dat het ideaal, het aansporen van alle studenten tot geestelijke activiteit, om uit de min of meer apathische houding te geraken, niet in vervulling gaat. Voor een gedeelte door gebrek aan tijd, echter ook door vooroordeel en gebrek aan goede wil zij velen verhinderd deel te nemen aan de wekelijkse vergaderingen van het college.
Begin Maart opent Onno Vogelenzang de rij van benijdenswaardige figuren die op tijd naar Holland konden gaan. Jan de Muinck volgt kort daarna op 23 Maart in zijn volle lengte. Al zijn moeite en zijn volhouden wordt tenslotte beloond.
26 Maart vertrekt ook de vrolijke dominee Cor Wiegers.
6 Juni begint een enorm spannende tijd, een tijd waarin het Wehrmachtsbericht nauwelijks afgewacht kan worden, en de wildste geruchten de ronde doen: de Invasie is begonnen.
Het ziet er naar uit dat de hoop op een spoedig einde aan den oorlog eindelijk werkelijkheid gaat worden. Iedereen is vol goeden moed. In de maand Juni vertrekken een paar man naar Bautzen, zodat langzamerhand iedereen zit te wachten tot hij aan de beurt komt voor een reisje naar Holland of naar een andere vluchtfabriek.
22 Juni doet een tweede, (dit maal vreemd) kaal hoofd zijn intrede. Het is de heer Bastiaanse die na een langdurig gastvrij verblijf in Amersfoort blij is met de beperkte vrijheid die hij hier geniet. Ondanks het feit dat hij veel ouder is dan wij sluit hij zich snel bij onze groep aan.
In Juli wordt het Lager in Köpnick opgeheven, met als gevolg een hereniging van de sterk gedunde groep in de Invaliderstraße. De zwempartijen in Köpenick waaraan we het contact met Nico Groenhart te danken hebben, behoren helaas tot het verleden.
7 Juli vertrekken de gebroeders Jansen zelfverzekerd en met goede papieren naar Holland. Den Besten, teruggekeerd uit Bautzen, krijgt eindelijk toestemming naar huis te gaan, en weet daarvoor geen betere datum uit te kiezen dan de zeer bewogen 20e Juli. Hij toont verder geen enkel teken van medelijden met degenen die zonder geestelijke verzorging achterblijven.
30 Juli vertrekt de laatste van deze rij gelukkigen naar Holland, het is Harold Venema, die zijn trouwe strijdmakker waarmede lief en leed, Sonderzuteilung en bombardement deelde ontroostbaar achter laat.
1 September sluiten de opera’s en schouwburgen, hetgeen voor velen een grote tegenslag is. De berichten uit Holland worden steeds schaarser, onze steden worden in de legerberichten genoemd en we weten dat onze wensdroom, Holland onbeschadigd terug te zien, niet in vervulling kan gaan. Het wordt langzamerhand ernstiger, thuis en hier.
We schrikken op als Pit Witteveen en Hans Bornewassr de fabriek in worden gestuurd, het lot van George Brautigam komt ons al voor als een schrikbeeld, maar dat het hoogtepunt van de ellende bereikt wordt door het vertrek naar het Westen, dat verwacht wel niemand.
Bastiaanse, Wart van Mieghem en Gerard van Denen nemen 20 November in alle vroegte afscheid, en naar we nu weten, zitten ze onder ellendige omstandigheden in Mörz. Men laat ons nog eens duidelijk voelen dat we, ondanks alle vriendelijkheden niets meer zijn dan arbeidsvee. Dit vertrek treft ons midden in de voorbereidingen van het kerstfeest, zodat er belangrijke veranderingen moeten plaatsvinden. Gelukkig blijft er voldoende animo om door te zetten, zodat Kerstmis 1944 toch weer gezamenlijk gevierd kan worden.
We weten allen nog dat er helaas veel aan de stemming ontbrak op deze kerstavond. Een jaar geleden was het toch heel anders. Toen was het toch zo, dat iedereen met een behaaglijk, warm,  gevoel aan huis dacht, en dat er bij allen één vurige wens was: zo snel mogelijk naar huis, naar huis, waar alles goed en prettig is. Weg uit deze ellende, we hoopten allen als het ware wakker te worden en te merken dat het Berlijnse avontuur een nachtmerrie geweest was.
En nu?  Het avontuur duurt te lang, en we merken aan den lijve dat alles bittere werkelijkheid is, als we aan thuis denken, dan voelen we de koude en honger, en we durven er ons geen precieze voorstelling van te maken hoe ze thuis leven, hoe ze het uithouden. We zijn in dit jaar cynischer, onverschilliger geworden, misschien alleen uit noodzaak, om de eenvoudige reden dat we ons niet blijvend zorgen over thuis kunnen maken. We weten dat we bescheiden moeten zijn, en hoogstens mogen verwachten en hopen dat allen die ons dierbaar zijn zonder geestelijke en lichamelijke schade door deze tijd heen komen.
Dit jaar bracht meer ellende dan we verwacht hadden, dat zal ieder moeten toegeven. Zo erg had niemand het zich voorgesteld. De vraag dringt zich op, wat wij jongeren van dit rampjaar 1944, dat we in verbanning leefden, in ons verdere leven zullen meedragen. De ervaringen die we opgedaan hebben zijn slecht, we hebben geleerd sceptisch te staan tegenover allerlei beloften, we zijn nòg wantrouwiger geworden dan we waren, maar laten we niet zo ver gaan dat we zeggen “wijzer” geworden zijn, verstandiger dan de mensen die niet wantrouwig zijn, die nog hinderlijk in het goede geloven. We mogen ons door deze tijd zover laten meeslepen, dat stuk voor stuk al onze idealen, al onze zuivere, edele gevoelens vertrapt worden. We moeten onze idealen nu actief gaan beschermen, en ons niet direct, omdat dat wellicht makkelijker is, een “realistische” levensbeschouwing aanmeten. Het gevaar bestaat dat vele jonge mensen uit de ervaringen uit deze tijd de conclusie trekken dat het, omdàt er zoveel ellende geleden wordt, nodig is ieder pleziertje te genieten, en alles uit te buiten. We zijn jong. Er is een streep gehaald door de studierekening die vóór ons en dóór ons uitgestippeld was, en we zijn aan onszelf overgelaten. We hebben wel familie in Holland, maar we zijn en niet direct verantwoordelijk voor, zoals zij die vrouw en kinderen hebben.
In deze tijd van verbanning, waarin we niet meer geleid worden en volkomen vrij kunnen kiezen, moet bij ons, juist omdat we niet aan de verantwoordelijkheid voor vrouw en kind een rechtvaardiging van ons bestaan kunnen ontlenen, een zuiver besef groeien dat ons leven ook absolute waarde moet hebben. Wij moeten ons bewust worden dat ons leven een diepere betekenis heeft, en niet alleen een noodzakelijk gevolg is van een geboorte en het dierlijke instinct dat zich tegen de dood verzet. In deze tijd van ongebondenheid moet bij ons ook een dieper besef groeien van wat Holland voor ons betekent, wat het méér is dan een geografische aanduiding van een gebied waar we het zo goed hadden. We moeten vertrouwen hebben in de toekomst, vasthouden aan onze idealen al komen er nog veel meer teleurstellingen en tegenslagen. We moeten vechten voor onze idealen en ze niet alleen aanschaffen in tijden dat ze goed staan en goedkoop te handhaven zijn, om ze in moeilijker tijden overboord te gooien.
Als we in deze donkere tijd de waarheid van onze idealen, van ons leven beseffen dan zijn ook deze tijden voor ons niet verloren. Laten we het nieuwe jaar ingaan met het vertrouwen dat het, hoe dan ook, voor ons iets goeds zal brengen.

Wilhelmus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...