13 sept.
Vandaag een rustige dag. Geen
alarm, al is het er niet ver vanaf. Vliegtuigen boven heel Duitsland. Nowenthof
niet aanwezig dus ook de schijn niet opgehouden.
Eckert hoorde toevallig dat een
gast tegen Hoffman zei:”Ich verstecke nicht dass Herr Rieß sich mit diese
Sachen befasst ist”. En daar heeft deze vreemde gelijk in. Heinrich doet de meest
lullige karweitjes, van stof opvangen tot inpakken enz. Dat is overigens de
tactiek van Nowak. Kontofsky mag niet zoveel weten, dat ze die kabels weg kan
sturen, hoewel het heel eenvoudig werk is. Daarom is Rieß weer “unabänderlich”
en hoeft hij niet in dienst!
Bastiaanse is jarig, we drinken
een borrel van Kusch op zijn gezondheid. Een gezellige vent is dat, die
Bastiaanse. Hij maakte in het begin een domme en stompe indruk, maar nu heeft
hij zich ontpopt als een gezellige prater, en een vent met veel verstand en
inzicht.
Prompt om kwart voor elf alarm, je
kunt je klok er op gelijk zetten tegenwoordig. Laat ik eens een opstel maken
over:
Het alarm van 10 uur 45
Voorspel. Geloop op straat, na het bericht van de “Drahtfunk” dat er snelle, sterke of zware “verbände” in aantocht zijn. Je vangt van de straat steeds losse woorden op, als “Starke Verbände” “Alarm” “Voralarm” enz. Het geloop wordt steeds drukker. Hysterisch gegil “Licht aus” : verdunklen!” enz. Bijna alle opmerkingen worden op een ruzietoon gemaakt.
Dan plotseling de sirene met haar
gehuil. De oude betekenis van het woord is er wel helemaal af, er bestaat geen
onheilspellender en akeliger geluid dan dat van de luchtalarmsirenes. Na een
halve minuut, of een minuut, de duur van het gehuil is iedereen zich aan het
aankleden. Zoladsjek is al buiten, op weg naar het station. Hij ligt, net als
vele mensen tegenwoordig, gekleed te bed. De belangrijkste dingen worden nog
meegenomen in de tas, en dan naar de kelder onder het huis. Languit op de bank.
Na een kwartier begint de zware Flak te schieten. De zware explosies beneden en
de detonnaties in de lucht maken menig ongeoefend hart van streek. Buiten is
het een feest van lichtbundels, en zo nu en dan zit er een speldeknop in de
lichtstralen. Veder de kleine opflikkeringen van de ontploffende granaten. Dan
wordt plotseling een geruis sterker en eindigt met een vrij zwakke knal, en een
luchtverplaatsing, een zucht die je kleren doet opwaaien. Dan volgt nog een
luchtmijn, dan nog één, een stuk of vijf, zes minstens. De mijnen die dichtbij
vallen geven ook nog wel een flinke knal. Maar toch draagt de knal niet zo ver
als de luchtverplaatsing.
Dan wordt het rustig. Hier en daar
amuseert zich een soldaat met 2 cm lichtspoormunitie. Als het ophoudt met schieten ben
je net goed wakker. Er wordt wat gepraat in de schuilkelder, er zijn meestal
weinig mensen aanwezig, een paar studenten en een paar anderen, Belgen.
De angst die je uitstaat is heel
erg verschillend, al naar je lichamelijke conditie. Ik heb tijden dat het me
niets kan schelen, en ook dat ik erg in de benauwdheid zit. Vandaar dat ik soms
naar het station ga als het een poosje rustig is, komt de “Flaksender” van de
buren vertellen dat er gauw veilig gegeven wordt. Dan gaat een paar minuten
later de sirene, drie lange tonen, het signaal dat er nog maar een paar
vliegtuigen boven het gebied van Berlijn zijn. Wij gaan dan naar boven, als er
tenminste niet meer geschoten wordt.
Als we in bed liggen komt de Deen
met de Tsjech uit het station terug. Over het verblijf daar een volgend opstel.
Bob heeft met Siegfried Schlegel
in de trein gezeten. Die familie heeft dan nu eindelijk ook de klappen te
pakken. Het huis is, zoals bekend, half kapot gebrand. De oude vader is in een
ziekenhuis naar het hiernamaals geholpen. De oude moeder heb ik niet meer
gezien, de laatste keer, die zal ook wel op sterven na dood zijn. En nu … de
ene zoon is vermist aan het Oostfront, en de andere zit in Roemenië, en heeft
al drie of vier weken niets van zich laten horen. Één van beide zoons zal ze
wel minstens verliezen. En dan Siegfried? Die groeit verder op, grootgebracht
door de H.J. {Hitler Jugent} vriendjes.
Een oorlogstraditie … …Wat komt er allemaal nog over ons?
Jan:
Woensdag 13 September.
Frau Plichter, de secretaresse van Nowak, heeft gisteren haar zoon uit Roemenië, waar hij de terugtocht heeft meegemaakt, thuis gekregen. Hij vertelde alle mogelijke mooie dingen:
1) Hij had alleen gered, wat hij aan had; hij had niet eens een gasmasker en een helm meer.
2) De Roemenen zijn indertijd door Duitschland volledig uitgerust, en vechten nu met dit materieel tegen de Duitschers.
3) Tegen de Russische jachtvliegtuigen was niets te beginnen, die waren veel te zwaar gepantserd.
4) De enorme overmacht van de Russische tanks kwam daardoor, dat de Russen de overdag kapotgeschoten tanks ’s nachts weer door vaklui zoo goed en zoo kwaad als het ging lieten repareren, en er dan volgenden dag weer mee verder gingen.
5) Wanneer een Duitsch soldaat zich ingraaft, graaft hij een gat, en kruipt er in. Niet echter een Rus. Die graaft de heelen dag door, tot hij drie of vier gaten gemaakt heeft, die door gangen verbonden zijn. Als ze dan in één van zijn holen een handgranaat smijten, begint hij vanuit een ander hol te schieten.
6) Op de stille middagen draaien de Russen grammofoonplaten met foxtrotts, marschen e.d. En ineens komt dan de omroeper, die een opname van het “Stalin-orgel” (dit zijn de Russische “zalengeschütze”) aankondigt. En dan breekt de hel los.
…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten