{Oos schrijft vandaag niet.}
Jan :
Woensdag 13 Juni 1945.
Om een uur of vier werd ik met
schrik wakker, met de gedachte, dat ze me vergeten hadden. Maar bij nadere
informatie bleek, dat er voorlopig van weggaan geen sprake was, de eerste 24
uur nog niet! Dus zijn we vandaag nog maar rustig thuis gebleven. Ik heb den
dag besteed, om mijn rugzak eens heelemaal te revideren.
Met mijn ingewanden is het nog
steeds niet voor 100% in orde, mijn stoelgang is nog dun. Maar dat hebben we
allen. Dus zal het wel aan het eten liggen. als er op het ogenblik iemand een
mooie, korte, knallende wind laat, wordt er niet gevraagd: “Wie doet dat?”,
maar “Wie kan dat?”.’s Avonds een heel merkwaardig, nogal hoog gaand gesprek
gehad. De aanleiding was de komst van een aantal geëvacueerden uit
Koningsbergen, die nu vanuit hun onderkomen is Saksen weer teruggingen. Ze moesten
in de stal bij de waterkraan slapen. En daar er kinderen bij waren wilde Berto
ze een plaats in de waschkeuken (waar ik overigens sliep) aanbieden. Het hierop
volgend debat draaide om bovengenoemd punt. Voorstander was alleen Brto, en
tegenstanders waren Gerrit, Piet en ik. De rest daasde wat in de ruimte over
menschelijkheid boven politiek enz. enz. Ons standpunt was: volkomen negeeren,
want we zijn twee jaar lang als “Ausländer” behandeld, en bovendien heeft dat
volk onze ouders en familieleden in Holland zes maanden laten verrekken van den
honger, zonder ook maar één vinger uit te steken. Het heeft ons land vernield,
onze toekomst ondersteboven gegooid enz. enz. Berto heeft niet het recht, in
deze dingen een oordeel te vellen, hij heeft altijd zijn heerenleventje in het
ziekenhuis geleefd, en is nooit in andere lagers wezen kijken, omdat hij
daarvoor geen interesse had. Hij weet niet, hoe de menschen bij Mauser, Borsig
en Knorr behandeld zijn, en, god zij dank, weet ik dat wèl. En ik ben er blij
om, dat ik het weet, want ik heb leeren zien dat er ook nog een ander
Duitschland bestaat, dan dat Duitschland, dat ons betrekkelijk redelijk
behandelde. Maar hij heeft angstvallig in zijn ivoren torentje geleefd, om
vooral maar niet met de rotzooi in aanraking te komen.
…
In ieder geval, zooals te voorzien
was, is het debat niet tot een eind gekomen, maar de moffen hebben in de stal bij
de waterkraan geslapen. Toch werd ons ons standpunt nogal kwalijk genomen. Ze moeten
maar doen. Ik ben nooit haatdragend geweest, maar in Duitschland ben ik het
geworden, door wat ik gezien heb, wat Fred meegemaakt heeft, in de eerste
plaats, door mijn eigen ervaring pas in de tweede plaats.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten