15 juni 2020

Vrijdag 15 Juni 1945. Jan : Helaas meenden een aantal Hollanders te moeten laten zien dat zij ook deze vandalengeest bezaten.

Jan :

Vrijdag 15 Juni 1945.
Het waren kennelijk extra ingelegde wagens, want ze droegen niet het traditionele nummer C-80 … maar C-69 … Het opladen ging vrij vlot, mar alleen liet de ruimte voor de passagiers nogal wat te wenschen over, mede dankzij de kap. We moesten toen we eindelijk gezeten waren als haringen in een ton, met 18 man en 4 kinderen, lang wachten, wat natuurlijk de noodige spanning veroorzaakte, daar we bang waren, dat we er weer af zouden moeten. Maar tenslotte sloeg de motor aan, en verdwenen we in het nachtelijk duister. De wagens rijden overigens prima: onafhankelijke veering van d twee paar achterwielen, en voor- en achteraandrijving.
De reis ging helaas niet door de stad, maar over Karlshorst, Schöneweide en naar het Zuiden. In de buurt van Schönefeld kwamen we op den autosnelweg naar Maagdenburg. Om drie uur stopten we plotseling, voor een paar uur rust. We buitten deze pauze uit om diverse behoeften te volbrengen, wat warm te lopen, want het was ijzig koud, en tenslotte om de bagage om te pakken. De rust duurde in totaal drie uur. Maar toen ik er weer in moest, duurde het een eeuwigheid voor ik mijn plaatsje gevonden had. Tenslotte had ik een oplossing: met de beenen buiten boord op de bagage zittend en met een aantal koffers als ruggesteun. Het was vrij koud, maar nu kon ik tenminste met mijn beenen uit de weg. Niettemin sliepen beide beenen binnen het half uur. Tenslotte was ook dat verholpen maar toen zat ik ook nar alle zijden volkomen klem. Onderdehand was de zon opgekomen, en werd het iets warmer. Om 6 uur gingen we verder. De Mark Brandenburg is een mooi stuk natuur, mar op den duur wordt een autosnelweg eentonig. Het blijft maar een glooiend terrein van afwiddelend Bosch en weiland, met om de zooveel honderd meter een viaduct steeds in de zelfde stijl. De oorlog heeft het land niet veel schade toegebracht , op de 150 km waren slechts twee bruggeb opgeblazen. Bij Burg zwenkten we rechtsaf en reden over eeb secubdaire weg naar Maagdenburg. Onderweg moesten we stoppen omdat een paar schauffeurs kersenboomen langs de weg ontdekten, echter met onrijpe kersen er aan. Niettemin klommen ze in de boomen en braken er heele takken uit. Helaas meenden een aantal Hollanders te moeten laten zien dat zij ook deze vandalengeest bezaten.
Maagdenburg zelf is nogal beschadigd. Er is ook nog niet veel opgeruimd. Het stadsbeeld doet in vergelijking met Berlijn nogal dorpsch aan. Om half elf ’s morgens werden we in een oude kazerne afgezet waar we de menschen die gisterenmiddag al vertrokken waren ook vonden. Verder was het een vervelend kale beweging. De eenige afleiding waren een paar flinke ruzies en het arresteren van een stel SS mannen door Russische militairen. Fred kwam natuurlijk gelijk met ons aan. We trekken wel trouw samen naar huis, heel wat eens gezinder dan we hier gekomen zijn. Verder kregen we weer eens reisproviand, bestaande uit blikken vleesch en erwten, spek, brood peper suiker en tabak. Een zuivere propagandastunt tegenover de Amerikanen! Wat we met die peper moeten doen is me een raadsel.
Om 4 uur was het weer verzamelen, en eens te meer bleek het, hoe moeilijk het is, om Hollanders in rijen van 5 op te stellen. De Russen gaven ons een mooi typerend afscheid mee door zingend en schreeuwend een troep soldaten voorbij te laten loopen, uit de pas en uit de maat.
En toen kwam een van de punten van de reis, waar ik het meeste tegenop zag: de voorspelde sjouw met de koffers. Het heele stuk van 2 ½ km, dat we gereden hadden na de Elge bruggen vanmorgen, moesten we met de koffers terug loopen. Een streek, die ik den Russen nooit vergeef. Goddank had ik hulp van Oswald, anders had ik het nooit gered. Op het eind hebben we echter een wagentje gecharterd, voor brood.
Bij de brug was het een enorme opstopping. Alles stond te wachten, want de Russen lieten telkens slechts groepjes van 25 man over. En op een gegeven oogenblik stopte het heelemaal. We waren in het gedrang uit elkaar geraakt, en nog maar met vieren overgebleven: Gerrit, Berto, Oswald en ik. Het wachten duurde uren. En ik werd steeds erger moe. Ik was nog steeds niet geheel in conditie.
Enfin, onze wagen sneuvelde onderweg ook nog, en we verwachtten niets anders, dan dat we er vanavond niet meer zouden komen. Maar opeens ging de slagboom open, en konden we allen tegelijk er door. Nu moesten we loopen naar de tweede Elbebrug, waar we door Amerikanen officieel overgenomen werden. Er was een pascontrôle, die absoluut waardeloos was, alleen werd even naar de vrouwen gekeken. Verschillend Duitsche vrouwen werden er op deze wijze uitgevischt. En anderen, die geen papieren hadden, moesten een kort gesprek met een Hollander houden. Daarna gingen we naar de derde brug. De eigenlijke brug was vernield, en dit was een houten noodbrug, de Friendships Bridge. Aan de eene zijde Russen, aan de andere zijde Engelschen. Over de brug moesten we een 10 minuten loopen, en werdn toen op de Grosser Markt opgepikt door een infanterie-verplaatsingswagentje van de Engelschen dat ons met bagage aan boord nam. Dat was nog eens service! Het was alleen net of ze het voor de Russen niet wilden weten, want anders hadden ze ons wel bij de brug opgepikt. De hoop op een snelle rit door de stad werd echter verijdeld door een Amerikaan, die een heele wagen met bagage er achteraan gebouwd had, en die bij te groote vaart duizend angsten uitstond, dat zijn karretje zou omvallen. Tenslotte ging hij er maar voorop staan om de zaak tenminste iets te kunnen uitbalanceren. Het was precies een film zooals hij er op stond, net als Charlie Chaplin: een benauwd gezicht, omkleed door keurige witte regenjas, stroohoed, lorgnet en snorretje. De wagentjes rijden uitstekend maar maken door de rupsbanden slecht bochten.
De stad Maagdenburg is volkomen dood. Er is ontzettend huisgehouden. Maar de autobus rijdt weer, en ook zie je Duitschers heel normaal fietsen, wat bij de Russen niet voor kwam.
Na een half uurtje rijden werden we afgezet voor enkele blikken woningen, die door luchtmijnen wat schade gekregen hadden; het kamp luisterde naar den schoonen naam “Stalingrad”. We kregen nog een aardig kamertje te pakken met twee sofa’s en een fonteintje. Ideaal dus. Nadat we ons gewasschen hadden, hebben we een kleine herdenking gehouden van het feit, dat we nu toch definitief onder de Russen uit zijn, met sigaren en een blik koekjes. Maar doodmoe als we waren, sliepen we al gauw in.

Onze woning lag Schöppensteg 13, mijn 11e wooning in Duitschland.

{Deze straat heeft ondertussen een andere naam gekregen het enige dat tot nu toe is achterhaald is dat hij in de wijk Neue Neustadt gelegen heeft, in het noorden van de stad.}

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...