Vrijdag 15 Juni 1945.
Het waren kennelijk extra
ingelegde wagens, want ze droegen niet het traditionele nummer C-80 … maar C-69
… Het opladen ging vrij vlot, mar alleen liet de ruimte voor de passagiers
nogal wat te wenschen over, mede dankzij de kap. We moesten toen we eindelijk
gezeten waren als haringen in een ton, met 18 man en 4 kinderen, lang wachten,
wat natuurlijk de noodige spanning veroorzaakte, daar we bang waren, dat we er
weer af zouden moeten. Maar tenslotte sloeg de motor aan, en verdwenen we in
het nachtelijk duister. De wagens rijden overigens prima: onafhankelijke
veering van d twee paar achterwielen, en voor- en achteraandrijving.
De reis ging helaas niet door de
stad, maar over Karlshorst, Schöneweide en naar het Zuiden. In de buurt van
Schönefeld kwamen we op den autosnelweg naar Maagdenburg. Om drie uur stopten
we plotseling, voor een paar uur rust. We buitten deze pauze uit om diverse
behoeften te volbrengen, wat warm te lopen, want het was ijzig koud, en
tenslotte om de bagage om te pakken. De rust duurde in totaal drie uur. Maar
toen ik er weer in moest, duurde het een eeuwigheid voor ik mijn plaatsje
gevonden had. Tenslotte had ik een oplossing: met de beenen buiten boord op de
bagage zittend en met een aantal koffers als ruggesteun. Het was vrij koud,
maar nu kon ik tenminste met mijn beenen uit de weg. Niettemin sliepen beide
beenen binnen het half uur. Tenslotte was ook dat verholpen maar toen zat ik
ook nar alle zijden volkomen klem. Onderdehand was de zon opgekomen, en werd
het iets warmer. Om 6 uur gingen we verder. De Mark Brandenburg is een mooi
stuk natuur, mar op den duur wordt een autosnelweg eentonig. Het blijft maar
een glooiend terrein van afwiddelend Bosch en weiland, met om de zooveel
honderd meter een viaduct steeds in de zelfde stijl. De oorlog heeft het land
niet veel schade toegebracht , op de 150 km waren slechts twee bruggeb opgeblazen.
Bij Burg zwenkten we rechtsaf en reden over eeb secubdaire weg naar
Maagdenburg. Onderweg moesten we stoppen omdat een paar schauffeurs
kersenboomen langs de weg ontdekten, echter met onrijpe kersen er aan.
Niettemin klommen ze in de boomen en braken er heele takken uit. Helaas meenden
een aantal Hollanders te moeten laten zien dat zij ook deze vandalengeest
bezaten.
Maagdenburg zelf is nogal
beschadigd. Er is ook nog niet veel opgeruimd. Het stadsbeeld doet in
vergelijking met Berlijn nogal dorpsch aan. Om half elf ’s morgens werden we in
een oude kazerne afgezet waar we de menschen die gisterenmiddag al vertrokken
waren ook vonden. Verder was het een vervelend kale beweging. De eenige
afleiding waren een paar flinke ruzies en het arresteren van een stel SS mannen
door Russische militairen. Fred kwam natuurlijk gelijk met ons aan. We trekken
wel trouw samen naar huis, heel wat eens gezinder dan we hier gekomen zijn.
Verder kregen we weer eens reisproviand, bestaande uit blikken vleesch en
erwten, spek, brood peper suiker en tabak. Een zuivere propagandastunt
tegenover de Amerikanen! Wat we met die peper moeten doen is me een raadsel.
Om 4 uur was het weer verzamelen,
en eens te meer bleek het, hoe moeilijk het is, om Hollanders in rijen van 5 op
te stellen. De Russen gaven ons een mooi typerend afscheid mee door zingend en
schreeuwend een troep soldaten voorbij te laten loopen, uit de pas en uit de
maat.
En toen kwam een van de punten van
de reis, waar ik het meeste tegenop zag: de voorspelde sjouw met de koffers.
Het heele stuk van 2 ½ km, dat we gereden hadden na de Elge bruggen vanmorgen,
moesten we met de koffers terug loopen. Een streek, die ik den Russen nooit
vergeef. Goddank had ik hulp van Oswald, anders had ik het nooit gered. Op het
eind hebben we echter een wagentje gecharterd, voor brood.
Bij de brug was het een enorme
opstopping. Alles stond te wachten, want de Russen lieten telkens slechts
groepjes van 25 man over. En op een gegeven oogenblik stopte het heelemaal. We waren
in het gedrang uit elkaar geraakt, en nog maar met vieren overgebleven: Gerrit,
Berto, Oswald en ik. Het wachten duurde uren. En ik werd steeds erger moe. Ik was
nog steeds niet geheel in conditie.
Enfin, onze wagen sneuvelde
onderweg ook nog, en we verwachtten niets anders, dan dat we er vanavond niet
meer zouden komen. Maar opeens ging de slagboom open, en konden we allen
tegelijk er door. Nu moesten we loopen naar de tweede Elbebrug, waar we door
Amerikanen officieel overgenomen werden. Er was een pascontrôle, die absoluut
waardeloos was, alleen werd even naar de vrouwen gekeken. Verschillend Duitsche
vrouwen werden er op deze wijze uitgevischt. En anderen, die geen papieren
hadden, moesten een kort gesprek met een Hollander houden. Daarna gingen we
naar de derde brug. De eigenlijke brug was vernield, en dit was een houten noodbrug,
de Friendships Bridge. Aan de eene zijde Russen, aan de andere zijde
Engelschen. Over de brug moesten we een 10 minuten loopen, en werdn toen op de
Grosser Markt opgepikt door een infanterie-verplaatsingswagentje van de
Engelschen dat ons met bagage aan boord nam. Dat was nog eens service! Het was
alleen net of ze het voor de Russen niet wilden weten, want anders hadden ze
ons wel bij de brug opgepikt. De hoop op een snelle rit door de stad werd
echter verijdeld door een Amerikaan, die een heele wagen met bagage er
achteraan gebouwd had, en die bij te groote vaart duizend angsten uitstond, dat
zijn karretje zou omvallen. Tenslotte ging hij er maar voorop staan om de zaak
tenminste iets te kunnen uitbalanceren. Het was precies een film zooals hij er
op stond, net als Charlie Chaplin: een benauwd gezicht, omkleed door keurige
witte regenjas, stroohoed, lorgnet en snorretje. De wagentjes rijden uitstekend
maar maken door de rupsbanden slecht bochten.
De stad Maagdenburg is volkomen
dood. Er is ontzettend huisgehouden. Maar de autobus rijdt weer, en ook zie je
Duitschers heel normaal fietsen, wat bij de Russen niet voor kwam.
Na een half uurtje rijden werden
we afgezet voor enkele blikken woningen, die door luchtmijnen wat schade
gekregen hadden; het kamp luisterde naar den schoonen naam “Stalingrad”. We kregen
nog een aardig kamertje te pakken met twee sofa’s en een fonteintje. Ideaal
dus. Nadat we ons gewasschen hadden, hebben we een kleine herdenking gehouden
van het feit, dat we nu toch definitief onder de Russen uit zijn, met sigaren
en een blik koekjes. Maar doodmoe als we waren, sliepen we al gauw in.
Onze woning lag Schöppensteg 13, mijn 11e
wooning in Duitschland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten