Maandag 4 Juni.
’s Nachts het plan opgevat Fr Rose
op te geen zoeken in Köpenick. Direct na het erwtensoepontbijt met wat brood,
met Berto op pad. Het is een flinke wandeling, onderweg het gewone beeld.
Russische auto’s die voorbij sjorren en dan langs de weg Duitsers met karretjes
die aan het verhuizen zijn. We proberen het huis van Frau Rose te bereiken,
maar het lukt niet. We drinken een glaasje Brause in een winkel, het enige wat
ze nog te verkopen hadden. We maken een praatje met de eigenaar, die direct als
hij hoort dat we Hollanders zijn, direct zegt: “Jonge jonge, wat hebben die
vervloekte nazi’s ons toch aangedaan”. Wat een onsympathieke man, een echte
O.W. man, die dan ook vertelde dat hij een marktkoopman was, en nu door de
communisten in een verlaten geplunderde winkel troont. Er komt een Rus binnen,
soldaat, die natuurlijk “snaps” wil hebben. Hij gooit een duizend Mark biljet
op tafel en vraagt nog eens. De eigenaar praat van kameraad, klopt hem op de
schouder en zo, alles gaat erg gemoedelijk, maar er komt alleen Brause op
tafel! De tijd dat er met revolvers gedreigd werd is volkomen voorbij.
We vinden het “Gemeinde Haus” waar
Frau Rose in moet zitten, en we ontmoeten Ireentje als ze de deur open doet. We
horen eerst van dat arme schele meisje het eerste deel van het verhaal. Ze zijn
er allemaal goed af gekomen, dat is het voornaamste. Er zit een “generaal” in
hun huis. De meubels staan buiten in de tuin, en er is een loper gelegd van het
portaal tot midden in de tuin.
Dan komt Frau Rose, ze omhelst me
en is ontzettend blij. Dan komen meteen de verhalen los. Met de eerste Russen
die ze ziet duikt ze meteen in het
donker een leeg huis in, en alles gaat goed! Ze vertelt verder dat ze de kapel
met 10 meisjes en vrouwen belegd gehad, terwijl zij zelf, in ambtsgewaad, de
wacht heeft gehouden. Het merkwaardige is dat iedere dronken Rus respect
heeft getoond en zonder meer is verdwenen. Dit strookt niet met de verhalen van
antireligieuze propaganda in Rusland. Verder is Frl. Rose erg tevreden met de
bezetting. Ze kan haar ambt beter uitoefenen dan onder de nazi’s, en ze wordt
zelfs gesteund. Vooral omdat ze gevangen heeft gezeten (Bekentnis Kirche) heeft ze bijzondere steun.
Ze vertelt verder dat aan de
andere kant van de Elbe de officieren de Duitsers met een zweepje van de straat
af jagen en zo, echte terreur. Zulke dingen maken we hier niet mee. Als we
weggaan is ze weer als altijd, met grapjes, en ze geeft me van alles mee. Berto
heeft wel even verbaasd gestaan van deze kennis van ons. Wat een manwijf! Maar
wat een enorm goed hart.
Als we thuis komen zien we
beweging in het kamp en we verheugen ons al. Maar het loopt verkeerd uit: we
moeten verhuizen, maar van vertrekken is nog geen sprake. Terug naar Kasimir in
de Laube gaat niet, er zitten anderen in, we besluiten dus naar Jaques te
trekken, naar de “écurie”. In een stal wonen is ten slotte te vulgair! De groep
van 100 zoekt onderkomen op een grote zolder, met veel vliegen en weinig
plaats. Met Bob houd ik als eerste daar wacht, voor het geval er sprake is van
vertrek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten