Dinsdag 5 Juni.
Onaangename verrassing: uit de
écurie is mijn koffer gestolen. Die van Bob trouwens ook. Net die van de mensen
die er niet waren, erg lullig. Waarschijnlijk zijn het de Russen geweest, een
gedeelte van de bagage vinden we op het veld verspreid liggen, maar mijn trui
ben ik kwijt, verder schoenen en nog veel meer. “Ohne Gepäck” kom ik straks in
Holland aan, dat zie ik nog wel. Mijn dagboek heb ik nog, {dat draagt Oos de laatste tijd altijd bij zich} dat is het
belangrijkste.
De stemming in het gehele kamp is
in mineur, want in de krant staat dat Gerbrandy binnenkort 500.000 man soldaten
hoopt te hebben. Daar zijn wij natuurlijk ook bij, dat voelt een kind. M.a.w.
direct soldaat als we thuis komen. Prettig vooruitzicht!
Met Thijs maak ik nog een
avondwandeling. Hij is ook ziek geweest en is bezig zich te dwingen tot
lichamelijke inspanning. Wat zijn we toch menselijke wrakken geworden! Ik voel
me ten minste oud. Laatst moest ik een ton versjouwen, tien jaar geleden was ik
daar op gesprongen zoals we de wijnvaten naar de fabriek brachten. En nu? Er is
geen greintje moed meer één poot meer te verzetten dan noodzakelijk is.
Lichamelijk afgetakeld. En geestelijk is het al het zelfde. Vroeger had je
steeds de hoop: als de oorlog afgelopen is … Maar tegenwoordig is de oorlog
afgelopen en je komt nog niet naar huis, en dan misschien voor een paar weken.
Een maand wacht je al, onder omstandigheden die slechter zijn dan vroeger. De
fut is er uit. Je kunt niet werken of zoiets. Zelfs het schrijven van een
dagboek is een zware opdracht. Waar moet dat heen. Het duurt wel een paar
maanden voor we weer gezond zijn. Geestelijk en morele herbewapening, dat
hebben we nodig. We zijn apathisch geworden. We maken ons zelfs niet meer boos
op vliegen, we verdragen alles langzamerhand. Hoogstens kankeren we, maar dan alleen
omdat het zo hoort, als Hollander. Over het verlies van mijn koffer ben ik al
weer heen. Slapen en eten, dat is belangrijk, verder niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten