Ontzettend is dat wachten. De
trein rijdt een paar honderd meter, en staat dan weer een paar uur stil. De
mensen in de trein zijn door hun brood heen, en gaan direct een vuurtje stoken en
eten koken als de trein maar even stil staat. Een fantastisch gezicht als het
donker wordt.
(Jan en ik heten in de wagon de
kale en de snor)
We ontdekken de rest van onze
groep pas nadat we een dag samen in de trein zaten! (Bij het station Hamm, waar
de Amerikanen aan het sjacheren waren)
Als vandaag de koppelingen, door
onvoorzichtig optrekken op twee plaatsen breken, maken we van de gelegenheid
gebruik naar de anderen te verhuizen. Ze zitten erg ruim, twee man per coupé.
En wij met 30 man in één goederenwagon! De trein is zo ontzettend lang, dat
niemand vóór er erg in heeft dat er achter zoveel plaats is.
We komen door het Ruhrgebied, dat
wel volkomen vernield is. Alle grote fabrieken, hoogovens, mijnen, alles staat
stil, en er is geen levende ziel te bekennen.
Dortmund is volledig kapot. En het
ziet er naar uit dat er geprobeerd wordt de zaak weer op gang te brengen.
De verveling is vandaag enorm,
alleen het koken brengt afleiding. De trein loopt verder direct leeg als hij
stil staat, en een horde trekt naar de kersenbomen. Het eten is bij de meesten
op, zodat het begrijpelijk is. In de verlaten streek bij Düren e.d. is het ook
niet erg.
Troosteloos, dat verlaten land,
onbewerkt, met onkruid begroeide wegen, met doorgeschoten sla en kapotte
boerderijen. Hier en daar begint er al een boer het hooi te oogsten.
Deze hongerdag loopt ten einde, en
we zitten in de buurt van Erkelenz. We koken een “Brühe” die we meegekregen
hebben, en gaan dan na een gezellig praatje bij kaarslicht toch nog maar
slapen.
Als ik weer wakker word, is het
grote ogenblijk al voorbij, we zijn de grens al over. Jan heeft gemerkt dat we
voorbij Kerkrade zijn. Nog een kwartiertje … Het Hollandse landschap doet goed.
Jan :
Maandag 18 Juni 1945.
Weer een nacht zonder slaap. We lagen
ditmaal heel ongelukkig met de beenen op en over elkaar. Elk oogenblik kreeg ik
een krampscheut in mijn beenen. Om kwart voor vijf ben ik dan ook maar
opgestaan. We waren toen in Oberhausen.
In Krefeld kregen we een andere
locomotief. Toen begon het gesukkel echter pas goed. Bij elke seinpaal moesten
we ongeveer een uur wachten, zoodat de stemming er niet beter op werd. Gelukkig
kregen we bij Rheijdt afleiding dor het plunderen van een aantal Amerikaansche tanks,
die daar opgeladen stonden, “unrepairable”. Ik heb er een aantal microfoons en
een koptelefoon uitgeplunderd. Anderen hadden ook nog blikken levensmiddelen,
maar daarvoor was ik al te laat. Ze zouden anders welkom geweest zijn, want we
zijn bijna door onze reisproviant heen.
’s Morgens hebben we de anderen
ontdekt. Die zitten vrij ruim in een personenwagon. Oswald wil met alle geweld
daarheen verhuizen, maar ik voelde er weinig voor. de sfeer vond ik de laatste
tijd zoo enorm benepen. En dus was het mijn plan rustig in de goederenwagon te
blijven.
Echter werd dit plan verijdeld
door een ongeluk in de buurt van Herzogenrath. Net hadden we na een hopeloos
gesukkel den heelen dag door een flinke ruk gemaakt van 16 km zonder éénmaal te
stoppen, toen er een knal kwamen de trein stil stond. Op twee plaatsen waren de
koppelingen door. Daar wijn vermoedden , dat onze wagen, waarvan ook de
koppeling kapot was, uitgerangeerd zou worden, zijn we toen toch maar verhuisd
naar de anderen. Niettemin was het beetje napraten bij een kaars ’s avonds toch
heel gezellig.
De tocht door de Westwall was zeer
interessant: het is een ideaal terrein voor een verdedigingsoorlog. Alle bunkertjes
die ik gezien heb, waren in elkaar geschoten. Overal lagen nog landmijnen. En eankversperringen
zijn er haast niet te zien. Het land ligt absoluut braak. De roete vandaag was
Krefeld, München-Gadbach, Geilenkirchen, Hertzogenrath.
Vandaag de
eerste jonge aardappeltjes gegeten. We hadden honger, er waren door onze
voorraad heen. Gelukkig kwam Japie Terborg op een lumineus idee: hij zag een
aardappellandje; na een uurtje was het volledig geplunderd.
Als brandstof
hebben we een bank uit de trein gesloopt, een heele toer, want de hadden
slechts zakmessen ter beschikking.
Een andere
sensatie was deze: we moesten water hebben. Japie en ik op sjouw met een oud
benzineblik naar een kerkhof in de buurt. We waren ongeveer 100 m op het terrein
doorgedrongen door alle mogelijke struiken, toen we achter ons hoorden
schreeuwen: “Pas op daar liggen landmijnen!”. Een leuk gevoel! Ik wou doorlopen
maar Japie wilde terug, en ik zag geen kans alleen met het benzineblijk te
sjouwen, en dus was ik ook genoodzaakt, terug te gaan, maar dat was geen
aangename tocht. Maar tenslotte kregen we via een gebaand pad toch nog water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten