10 mei 2020

Donderdag 10 Mei 1945. Oos : Daar zal je nu alles overleefd hebben, en dan aan zo’n scherts-schieterij sneuvelen!

10 Mei
In de kampeerhut van Kasimir.
 {Deze Kasimir is mogelijk een figuurtje in duitstalige kinderboeken, een bever?}
Daar zitten we nu buiten, in een “Laube”, met alle gemakken die je van een kampeerhut kan verlangen, water, een petroleumlamp en zelfs twee bedden.
Maar nu eerst eens een beschrijving van de tocht hierheen. Nadat de parade op Alex afgelopen was, tegen twee, ging de tocht verder. Door kleine straatjes naar Alex. Een paar maal moet halverwege een straat rechtsomkeert gemaakt worden, en dan loopt alles in de war. Zo’n trek is toch iets heel merkwaardigs. Allemaal verschillende karretjes, de een prachtig met paard en wagen, de ander met een handkarretje, sommigen met de fiets, een bont geheel. De meeste karren hebben vlaggelijntjes met nationale kleuren, velen hebben ook armbanden. In het begin is het een vrolijke bende, maar dat zakt later af, iedereen is honds moe.

Twee armbanden, een nationale en een om aan de Rus aan te geven dat men naar het Westen wil.

We komen niet eens op Alex, we gaan direct via kleine straatjes richting Lichtenberg. Kennelijk mogen we de Frankfurterallee niet gebruiken, want we kringelen er steeds omheen, over de meest ellendige weggetjes met de beroerdste bestrating.
Jan E., die met ons mee gaat, slooft zich erg uit.
Het is me een zielig stel, die twee die met hun ziel onder hun arm langs de weg zeulen. Het is een lief oud vrouwtje met een krielkip.
Bij het Oscar Zieten ziekenhuis stoppen we even, en Berto gaat Witkop halen. Opgewonden, in witte jas, met zijn rode koontjes stottert hij dat hij graag mee wil, maar niet ineens kan verdwijnen. Ik ga even water halen, en zie dat dit ziekenhuis een beeld van ellende is. In de gangen zieken en gewonden. Witkop besluit een paar uur later achter ons aan te trekken, en te proberen ons in te halen.
De weg waar we over trekken wordt een lijdensweg. Bij Neu Lichtenberg trekken we over een zwart weggetje dat veel te rul is en we komen er bijna niet door. Dat is een uurtje zwaar werken, de kar moet meer gedragen worden dan geduwd. En dan hebben er velen zo’n ontzettende hoeveelheid spulletjes bij zich! Bijna had ik voorgesteld de wagen maar te laten staan. Maar met de hulp van anderen komen we er door, we helpen zelfs de anderen later. Bij het rangeerterrein is er een tankslag geleverd. Er liggen tientallen tanks kapot en uitgebrand langs de weg. Velen zijn uit hun kettingen gelopen.
In Lichtenberg kruisen we de Frankfurterallee, en we zien daar grote triomfbogen met Russische, Amerikaanse en Engelse vlaggen. Voor het oog van de wereld is er dus nog steeds bondgenootschap. Er loopt ergens een troep soldaten, niet in de pas natuurlijk, met de handen in de zakken.
Het wordt al laat, tegen zessen, en we zijn nog steeds niet op de plaats van bestemming. Telkens staat de stoet weer stil, en dan hang je maar weer aan de wagen. We eten een paar stukjes brood, en dan gaat het weer verder, niemand weet waarheen, de mensen van het lager zijn we al lang kwijt. We worden moe, de kar wordt slecht gestuurd zodat we over de weg zwalken. Paapje Terborg haalt het niet met zijn hoofdwond, hij valt straks nog op de grond zonder weer op te kunnen staan. Gelukkig dat hij met zijn zieke hoofd de fiets nog zo lang kan vasthouden, ettelijke aanslagen van R. soldaten worden afgeweerd.
Tenslotte trekken we door Biesdorf, waar ieder huis tot de nok vol zit met buitenlanders. We sukkelen er door, tot we weer op een grote weg zijn, en tenslotte worden we naar rechts een kolonie vacantiehuisjes ingestuurd. Het is hoog tijd, we zijn aan het eind van onze krachten. Iedereen is werkelijk doodop. De vacantiehuisjes zijn allemaal vol. Gerrit en Berto gaan nog verder zoeken. En komen een half uur later met de mededeling dat ze een huisje hebben. Maar dan moeten we nog een tien minuten gaans door een graanveld! We zijn ondertussen geteld, en dat heeft veel voeten in de aard gehad. Voordat alle nationaliteiten gescheiden zijn en in rijen van 4 opgesteld, gaat er een half uurtje voorbij.
Het is een ordeloze bende op het terrein van het kamp. Degenen die geen onderkomen konden vinden zijn bezig tenten te bouwen en oude schuilloopgraven in te richten voor de nacht. We laden eerst de wagen een eind af, en gaan met de bagage naar het huisje. Later halen we, nog net vóór donker, met onze laatste krachten de wagen naar de Laube. Dan wordt alles afgeladen en we slaan aan het eten. Alle honger en dorst van een hele dag sjouwen in de stof moet verwerkt worden. Jan E. zit buiten met zijn vrouwtje. Hij heeft hard gelopen, zeker om zijn aanwezigheid wat te rechtvaardigen. Maar pijnlijk blijft het. Dan wordt de grote kamer ingericht voor nachtverblijf. We leggen dekens over de grond, en we gaan mannetje aan mannetje liggen. Doodop zijn we, en slapen gauw in.
Om 8 uur reveille. Ik heb niet eens goed geslapen, ik was kennelijk te moe. Midden in de nacht wakker met hoofdpijn, en een beroerde smaak in de mond.
Maar dat is gauw over. Heerlijk wassen onder de pomp, en eten. Brood met margarine, en een stukje worst van mijn privé voorraad. En dan een exploratietocht door de tuin. Het is allemaal prima voor elkaar hier bij Kasimir. Een grote kamer met keuken, een bijkeuken, een behoorlijke schuur, een pomp, stromend water (dat niet loopt). Duiventil en … bijenstal. Als ik dat hoor spring ik in de lucht. Helaas er zitten geen bijen in. Wel is alles met kunstraat voorzien, en volgens voorschrift klaar om een zwerm te ontvangen. Wat jammer dat daar geen echte bijen in zitten, het is juist de interessante, zwermtijd!
En dan het genot weer eens goed gewassen te zijn, en tussen de tulpen en de seringen in de buitenlucht te leven. Na een jaar leven in het puin is dit een verademing.
De verrassingen zijn niet van de lucht. Vanmorgen staat plotseling Witkop voor de deur. Hoe hij dat gevonden heeft, daar heb je werkelijk speurderscapaciteiten voor nodig! Hij heeft bij Thijs overnacht, en heeft daarna via Paans, die hier ook in de buurt zit, ons home gevonden. Hij sluit zich graag aan.
En dan de verhalen van Thijs. Ze zitten daar niet zo goed als wij, veel mensen bij elkaar en het is een vieze boel. Dan hebben wij het beter! Hij vertelt overigens dat er een transport van Hollanders van 1000 man naar het Oosten vertrokken was, en dat en helft bij Posen maar omgekeerd is terwijl de rest naar Warschau verder is gereisd.
Je hoort hier overigens helemaal geen nieuws. We weten niet of er nu gisteren parade geweest is, of vandaag. Er zijn wel veel vliegtuigen in de lucht, en tanks op de weg, maar dat zegt op zichzelf ook niets. Gisterenavond was er een vreugdevuur, alle vuurmonden in de buurt schoten als wilden in de lucht. Door de lichtspoormunitie geeft dat een fantastisch effect. Maar het vervelende is dat de scherven en patronen weer naar beneden komen. Twee maal vlak voor onze voeten. Daar zal je nu alles overleefd hebben, en dan aan zo’n scherts-schieterij sneuvelen!
Eten gekookt op een open vuurtje in de tuin. Een paar stenen en stangen, een grote wasketel er op, en dan maar stoken jongens! Een pot bonen waar 11 man zich ongans aan eten kunnen. Met het eten van het kamp wil het niet goed vlotten. We gaan er voor naar het centrum van het kamp: de luchtafweerbatterij. In het bunkertje van de vuurleiding heeft en “leider” van de Hollanders zich geïnstalleerd. Onverschillige jongen, die niet meer terug wil naar Holland, en die in een pakje van de padvinders rondloopt. De Fransen hebben het heft in handen voor de verdeling van het eten, en dus zorgen ze voornamelijk voor zichzelf. We staan hier lang in de rij, ergeren ons aan de Italianen, die algemeen voor een groot rotvolk uitgemaakt worden. Na 3 uur krijgen we voor twaalf man een emmer eten. Het eten is overigens wel goed, maar veel te weinig. We eten gelukkig nog een stevige eigen kost er bij, anders hadden we honger moeten lijden. Nu ben je een dag hier, zonder eten, twee dagen onderweg. Als je niet geplunderd had was je al half verhongerd!
In een klein uitbouwtje aan het huisje hebben we een bed ontdekt. Ik reserveer het voor mezelf, en installeer me ’s avonds. Een groot bed dat het hokje helemaal vult. De deur blijft open staan, ik slaap dus practisch buiten. Alleen een zwembroekje aan, en lekker tussen de lakens en een wollen deken. Heerlijk is het toch vacantie te hebben. Ik lig nog lang te piekeren voor ik in slaap val. De oorlog is afgelopen, maar wanneer gaan we nu naar huis?
 Ik kan het me niet voorstellen, dat we ooit thuis komen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...