10 Mei
In de kampeerhut van Kasimir.
{Deze Kasimir is mogelijk een figuurtje in duitstalige kinderboeken, een bever?}
Daar zitten we nu buiten, in een
“Laube”, met alle gemakken die je van een kampeerhut kan verlangen, water, een
petroleumlamp en zelfs twee bedden.
Maar nu eerst eens een
beschrijving van de tocht hierheen. Nadat de parade op Alex afgelopen was,
tegen twee, ging de tocht verder. Door kleine straatjes naar Alex. Een paar
maal moet halverwege een straat rechtsomkeert gemaakt worden, en dan loopt
alles in de war. Zo’n trek is toch iets heel merkwaardigs. Allemaal verschillende
karretjes, de een prachtig met paard en wagen, de ander met een handkarretje,
sommigen met de fiets, een bont geheel. De meeste karren hebben vlaggelijntjes
met nationale kleuren, velen hebben ook armbanden. In het begin is het een
vrolijke bende, maar dat zakt later af, iedereen is honds moe.
Twee armbanden, een nationale en een om aan de Rus aan te geven dat men naar het Westen wil.
Twee armbanden, een nationale en een om aan de Rus aan te geven dat men naar het Westen wil.
We komen niet eens op Alex, we
gaan direct via kleine straatjes richting Lichtenberg. Kennelijk mogen we de
Frankfurterallee niet gebruiken, want we kringelen er steeds omheen, over de
meest ellendige weggetjes met de beroerdste bestrating.
Jan E., die met ons mee gaat,
slooft zich erg uit.
Het is me een zielig stel, die
twee die met hun ziel onder hun arm langs de weg zeulen. Het is een lief oud
vrouwtje met een krielkip.
Bij het Oscar Zieten ziekenhuis
stoppen we even, en Berto gaat Witkop halen. Opgewonden, in witte jas, met zijn
rode koontjes stottert hij dat hij graag mee wil, maar niet ineens kan
verdwijnen. Ik ga even water halen, en zie dat dit ziekenhuis een beeld van
ellende is. In de gangen zieken en gewonden. Witkop besluit een paar uur later
achter ons aan te trekken, en te proberen ons in te halen.
De weg waar we over trekken wordt
een lijdensweg. Bij Neu Lichtenberg trekken we over een zwart weggetje dat veel
te rul is en we komen er bijna niet door. Dat is een uurtje zwaar werken, de
kar moet meer gedragen worden dan geduwd. En dan hebben er velen zo’n ontzettende
hoeveelheid spulletjes bij zich! Bijna had ik voorgesteld de wagen maar te
laten staan. Maar met de hulp van anderen komen we er door, we helpen zelfs de
anderen later. Bij het rangeerterrein is er een tankslag geleverd. Er liggen
tientallen tanks kapot en uitgebrand langs de weg. Velen zijn uit hun kettingen
gelopen.
In Lichtenberg kruisen we de
Frankfurterallee, en we zien daar grote triomfbogen met Russische, Amerikaanse
en Engelse vlaggen. Voor het oog van de wereld is er dus nog steeds
bondgenootschap. Er loopt ergens een troep soldaten, niet in de pas natuurlijk,
met de handen in de zakken.
Het wordt al laat, tegen zessen,
en we zijn nog steeds niet op de plaats van bestemming. Telkens staat de stoet
weer stil, en dan hang je maar weer aan de wagen. We eten een paar stukjes
brood, en dan gaat het weer verder, niemand weet waarheen, de mensen van het
lager zijn we al lang kwijt. We worden moe, de kar wordt slecht gestuurd zodat
we over de weg zwalken. Paapje Terborg haalt het niet met zijn hoofdwond, hij
valt straks nog op de grond zonder weer op te kunnen staan. Gelukkig dat hij
met zijn zieke hoofd de fiets nog zo lang kan vasthouden, ettelijke aanslagen
van R. soldaten worden afgeweerd.
Tenslotte trekken we door
Biesdorf, waar ieder huis tot de nok vol zit met buitenlanders. We sukkelen er
door, tot we weer op een grote weg zijn, en tenslotte worden we naar rechts een
kolonie vacantiehuisjes ingestuurd. Het is hoog tijd, we zijn aan het eind van
onze krachten. Iedereen is werkelijk doodop. De vacantiehuisjes zijn allemaal
vol. Gerrit en Berto gaan nog verder zoeken. En komen een half uur later met de
mededeling dat ze een huisje hebben. Maar dan moeten we nog een tien minuten
gaans door een graanveld! We zijn ondertussen geteld, en dat heeft veel voeten
in de aard gehad. Voordat alle nationaliteiten gescheiden zijn en in rijen van
4 opgesteld, gaat er een half uurtje voorbij.
Het is een ordeloze bende op het
terrein van het kamp. Degenen die geen onderkomen konden vinden zijn bezig
tenten te bouwen en oude schuilloopgraven in te richten voor de nacht. We laden
eerst de wagen een eind af, en gaan met de bagage naar het huisje. Later halen
we, nog net vóór donker, met onze laatste krachten de wagen naar de Laube. Dan wordt
alles afgeladen en we slaan aan het eten. Alle honger en dorst van een hele dag
sjouwen in de stof moet verwerkt worden. Jan E. zit buiten met zijn vrouwtje.
Hij heeft hard gelopen, zeker om zijn aanwezigheid wat te rechtvaardigen. Maar
pijnlijk blijft het. Dan wordt de grote kamer ingericht voor nachtverblijf. We
leggen dekens over de grond, en we gaan mannetje aan mannetje liggen. Doodop
zijn we, en slapen gauw in.
Om 8 uur reveille. Ik heb niet
eens goed geslapen, ik was kennelijk te moe. Midden in de nacht wakker met
hoofdpijn, en een beroerde smaak in de mond.
Maar dat is gauw over. Heerlijk
wassen onder de pomp, en eten. Brood met margarine, en een stukje worst van
mijn privé voorraad. En dan een exploratietocht door de tuin. Het is allemaal
prima voor elkaar hier bij Kasimir. Een grote kamer met keuken, een bijkeuken,
een behoorlijke schuur, een pomp, stromend water (dat niet loopt). Duiventil en
… bijenstal. Als ik dat hoor spring ik in de lucht. Helaas er zitten geen bijen
in. Wel is alles met kunstraat voorzien, en volgens voorschrift klaar om een
zwerm te ontvangen. Wat jammer dat daar geen echte bijen in zitten, het is
juist de interessante, zwermtijd!
En dan het genot weer eens goed
gewassen te zijn, en tussen de tulpen en de seringen in de buitenlucht te
leven. Na een jaar leven in het puin is dit een verademing.
De verrassingen zijn niet van de
lucht. Vanmorgen staat plotseling Witkop voor de deur. Hoe hij dat gevonden
heeft, daar heb je werkelijk speurderscapaciteiten voor nodig! Hij heeft bij
Thijs overnacht, en heeft daarna via Paans, die hier ook in de buurt zit, ons
home gevonden. Hij sluit zich graag aan.
En dan de verhalen van Thijs. Ze
zitten daar niet zo goed als wij, veel mensen bij elkaar en het is een vieze
boel. Dan hebben wij het beter! Hij vertelt overigens dat er een transport van
Hollanders van 1000 man naar het Oosten vertrokken was, en dat en helft bij
Posen maar omgekeerd is terwijl de rest naar Warschau verder is gereisd.
Je hoort hier overigens helemaal
geen nieuws. We weten niet of er nu gisteren parade geweest is, of vandaag. Er
zijn wel veel vliegtuigen in de lucht, en tanks op de weg, maar dat zegt op
zichzelf ook niets. Gisterenavond was er een vreugdevuur, alle vuurmonden in de
buurt schoten als wilden in de lucht. Door de lichtspoormunitie geeft dat een
fantastisch effect. Maar het vervelende is dat de scherven en patronen weer
naar beneden komen. Twee maal vlak voor onze voeten. Daar zal je nu alles overleefd
hebben, en dan aan zo’n scherts-schieterij sneuvelen!
Eten gekookt op een open vuurtje
in de tuin. Een paar stenen en stangen, een grote wasketel er op, en dan maar
stoken jongens! Een pot bonen waar 11 man zich ongans aan eten kunnen. Met het
eten van het kamp wil het niet goed vlotten. We gaan er voor naar het centrum
van het kamp: de luchtafweerbatterij. In het bunkertje van de vuurleiding heeft
en “leider” van de Hollanders zich geïnstalleerd. Onverschillige jongen, die
niet meer terug wil naar Holland, en die in een pakje van de padvinders
rondloopt. De Fransen hebben het heft in handen voor de verdeling van het eten,
en dus zorgen ze voornamelijk voor zichzelf. We staan hier lang in de rij,
ergeren ons aan de Italianen, die algemeen voor een groot rotvolk uitgemaakt
worden. Na 3 uur krijgen we voor twaalf man een emmer eten. Het eten is
overigens wel goed, maar veel te weinig. We eten gelukkig nog een stevige eigen
kost er bij, anders hadden we honger moeten lijden. Nu ben je een dag hier, zonder
eten, twee dagen onderweg. Als je niet geplunderd had was je al half
verhongerd!
In een klein uitbouwtje aan het huisje hebben we een bed ontdekt. Ik
reserveer het voor mezelf, en installeer me ’s avonds. Een groot bed dat het
hokje helemaal vult. De deur blijft open staan, ik slaap dus practisch buiten.
Alleen een zwembroekje aan, en lekker tussen de lakens en een wollen deken.
Heerlijk is het toch vacantie te hebben. Ik lig nog lang te piekeren voor ik in
slaap val. De oorlog is afgelopen, maar wanneer gaan we nu naar huis?Ik kan het me niet voorstellen, dat we ooit thuis komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten