Zondag 28 Januari 1945
Koud. Sneeuwstorm. Naar de
Beethovenzaal. Er staan.
Een enorme rotreis naar
Potsdammerplatz. Veel vluchtelingen. Twee soldaten raken in gesprek met
burgers. De een moest naar Danzig. Of dat nog wel gaan zou. De ander zeker naar
Warchau? Daar zijn de Russen al. Ach, zucht een van de soldaten, Zur Zeit
führen alle Wege nach Moskau! Dit is verdomd veel gewaagd, dergelijke dingen in
een openbaar vervoermiddel te zeggen.
Voor de zaal staan leuren met de
kaartjes. Maar iedereen heeft kaartjes over, en niemand koopt. Twee kaartjes
van negen Mark over! De zaal is half leeg. Het weer is slecht, dat spreekt ook een
woordje mee.
We horen een mooi concert dat moet
gezegd worden. Er is een goed koor, en de stukken zijn goed gekozen. Van
Griffen en Berto v Dijk zijn er ook.
Na afloop naar Leipzigerhof en
daarna ga ik zonder te eten maar verder, want anders kost het me te veel
bonnen. Rotreis met volle treinen. De deuren gaan niet open, vast gevroren.
Jan Egberts vind ik in een luie
stoel, een oude tandartsen stoel, met dekens om zich geslagen. Kees zit met een
voldaan gezicht naar een leeggegeten bord te kijken. Witkop is ziek, opgenomen
in het ziekenhuis, zijn hart is niet in orde.
Om vijf uur weer weg. Tot
Friedrichstrasse in een volle trein geperst gestaan. Station Friedrichstrasse
was net een gekkenhuis beneden. Veel evacués met alle bagage, en dan, wat niet
te verwachten was: gewonde Duitse soldaten, door kameraden ondersteund, nog in
de kleding v.h. slagveld. Hoe is het mogelijk dat zoiets door de hoofdstad mag
trekken, onbegrijpelijk. Er stonden wel tien rijen mensen en de treinen waren
maar half {zo
lang als anders}. Ik ben dus maar gaan lopen, liever dan de knopen
van mijn jas te verliezen.
Vanavond zou de in het water
(resp. alarm) gevallen moppenavond georganiseerd worden, maar niemand heeft er
aardigheid in. Jan de Boer heeft zijn traditionele rotstemming van Zondagavond.
Meestal zet hij dan een ruziegezicht en zegt geen woord. Waarom dat altijd op
Zondagavond is weet ik niet. Misschien omdat hij dan in Tegel geweest is bij v
Duren, en daar veel ellende heeft gezien. We drinken met z’n allen een glaasje
bier bij Bob, om het bier op te krijgen. Het is gezellig, en we spreken over
hetgeen ons te wachten staat met galgenhumor.
Jan :
Zondag 28 Januari 1945.
Na het concert de weg naar Tegel
aanvaard. Lang wachten, volle treinen en kou. Die idioten van de Reichsbahn
hebben nu ze de treinenloop beperkt hebben, ook de lengte van de treinen tot de
helft teruggebracht. Dus je behoeft niet te vragen wat een gedrang en getier en
gevloek dat altijd is bij het in- en uitstappen. Liever geen verbinding dan zoo
iets halfslachtigs als dit is.
Fred was vanochtend bij het
concert niet verschenen, en ik vermoedde dat hij had moeten werken. Dat was dan
ok inderdaad een feit, want dat tuig van Borsig had de vrije dag nu zoomaar
ineens van Zondag op Donderdag verlegd. Daarmee verspeelden de jongens dus een
dag. Gelukkig waren er nog een paar menschen thuis, en ook daar hebben we de
toestand eens doorgenomen. Het is prettig ook eens met menschen uit andere
lagers over dergelike dingen te kunnen praten, want de opvattingen van je eigen
kringetje ken je zoo langzamerhand wel. We zijn dan na rijp
beraad tot de volgende mogelijkheden gekomen:
1e er van door gaan
voor de Russen hier zijn.
a op eigen houtje
b met de evacuatiemaatregel van
de stad.
c met een eventuele evacuatie van
de fabriek.
2e rustig blijven
afwachten. Maar dan ben je er zeker van dat je ingezet wordt bij de barricaden,
want dat ze Berlijn zullen verdedigen daarvan ben ik zeker, “Berlin wird
verteidigt bis zum letzten Ausländer”!
‘s Avonds had ik weer een typische
Zondagavondstemming. Zoo langzamerhand is dat een vast begrip voor me geworden.
Een bar slecht humeur, en de oorzaak van dat alles is dat ik in Tegel geweest
ben, en daar weer een hoop beroerdigheid gehoord heb van de jongens daar en ik
dan kwaad op mezelf ben over mijn machteloosheid daar iets aan te veranderen. Soms
kan ik mezelf echter wel uitvloeken dat ik zoo aan stemmingen onderhevig ben. Voor
mijn omgeving is het niet bijzonder prettig, en voor mezelf ook niet. Gelukkig kent
Oswald me zoo langzamerhand en neemt en niet veel notie van. …
Geen opmerkingen:
Een reactie posten