Utrecht 6 Dec. 1944
Mijn beste jongen,
Het wordt tenslotte een wat
moedeloos werk, wat schrijven, waarvan je bijna zeker weet dat het nooit de
geadresseerde zal bereiken of althans pas na maanden. De laatste brief die we
van jou kregen was van half September dus dat is nu al weer bijna 3 maanden
geleden. Maar enfin, je kunt beter tien brieven tevergeefs schrijven dan er één
nalaten die je mogelijk zou bereiken en ten slotte, wie weet of je onze brieven
nog niet regelmatig ontvangt.
Ik zal dit keer maar wat kort
zijn, het voornaamste is toch dat je weet dat we hier allen nog in goede
welstand verkeren en feitelijk nog weinig hebben te klagen, al wordt de
toestand voor velen zeer moeilijk. Door de ontwrichting in het verkeer is de
voedselvoorziening natuurlijk spaak gelopen en is er op de ene plaats volledig
gebrek aan zaken die op een andere plaats overvloedig te verkrijgen zijn. Maar
er wordt aan gedaan wat mogelijk is en we kunnen ons nog van voldoende voedsel
voorzien al moet er wat voor gelopen en gesjouwd worden. Onaangenaam is ook dat
geen electrisiteit meer hebben dus ’s avonds al vroeg in het donker zitten, we
hebben echter nog wat verlichtingsartikelen als kaarsen enz. zodat we althans
niet, zooals velen, helemaal in et donker zitten, al kan er dan maar één
tegelijk wat lezen. We lezen nu na het eten wat voor, draaien eens een
grammofoonplaatje en gaan vroeg naar bed. Dat laatste is ook goed om in
conditie te blijven; bij niet te veel eten moet je maar lang slapen dan verteer
je niet veel.
Gisterenavond was het St. Nic.
avond. We hebben er niets aan gedaan. Er was één pakket, van Lili’s vrijer voor
vader, moeder en dochter, iedereen wat. Verder hebben we wat voorgelezen, een
lekker glaasje gedronken van wat we nog hebben en om half tien naar bed.
Volgend jaar hopen we deze avond weer een heugelijke avond te vieren met ons
allen samen.
We moeten nog een paar maanden
moed houden, mijn jongen. Het zwaarst weegt me jou afwezigheid en de
onbekendheid met je tegenwoordige omstandigheden; daarover maak ik mij wel eens
zorgen.
Wat ons betreft, jij behoeft je
over ons niet bezorgd te maken, we redden het hier wel. We laten hier ook
geenszins de moed zakken. Je staat zelfs verbaasd over de geweldige
onverstoorbaarheid van ons volk dat nu werkelijk net doet of er nog niets aan
de hand is. Dat phlegma is in deze tijd een goede eigenschap, en ik ben in dat
opzicht net als de rest van ons volk. Als je hier eens een kijkje in huis zoudt
kunnen nemen zou je niets veranderd vinden, nog in het huis, nog in de
bewoners, behalve dat gas en electriciteit niet meer verstrekt worden.
En mijn beste jongen, hou ook jij
de moed er maar in. Na deze tijd komt een ander tijd, veel slechter dan deze
kan hij niet zijn, of hij veel beter zal zijn moeten we maar afwachten. In elk
geval zullen wij het al heerlijk vinden als jij maar heelhuids weer terug bent
en dan zullen we er ons verder zeker ook door slaan.
Ik weet niet of er soms berichten
tot Berlijn doordringen over de omstandigheden in Utrecht. Geloof er niet veel
van; door de slechte verbinding doen steeds de vreemdste geruchten de ronde. Er
zijn inderdaad een paar bommetjes op Utrecht gevallen, schade gering, enkele
dooden in de stad, niet van betekenis, dat is alleen tot nu toe en veel meer
verwacht ik ook niet.
Ik houd nu maar op dan kan ik deze
brief nog voor de koffie wegbrengen. Nog een korte tijd volhouden en dan zal er
toch op de een of andere manier een einde moeten komen aan deze waanzinnige
slachting. Natuurlijk aan allen de groeten en in het bijzonder
een poot van je
Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten