Een prachtige vertoning vandaag
in het lab. Er is geen verwarming. Jan en ik zorgen direct voor de elecrtische
verwarming. Bij ons gaat het wel met zo’n ding onder je tafel. Maar de anderen
hebben het koud…. En dan dat lamlendige stelletje bij ons. Karl windt zich op,
bij de militairen “gibt es sowas nicht”. Drie maal om het Kabelwerk hardlopen
en niemand heeft het meer koud. In het Tropenraum is er wel stoom, en de hele “Belegschaft”
trekt er in. Behalve wij vieren. De Pool zit in het Tropenraum in een hoekje te
dromen van het Groot Poolse Duitsland, of het Groot Duitse Polen, of zo, zegt
Eckert, en hij lacht zich een ongeluk. Een grappige vent is het toch. Die
vrouwen hier dat is niets, zegt Jüngling , die moesten in dienst geweest zijn
ze zijn niet eens “Blitz mädel” geweest. Eckert probeert dan de anderen op te
sluiten. Wat een vertoning om een beetje kou!
Het leukste van de kerstdagen is,
dat ik de militaire toestand helemaal vergeten ben. Je denkt niet meer aan
Wehrmachtsberichten, je geniet van je vrije tijd. De gedachten zijn zo nu en
dan thuis, gelukkig (?) niet al te veel.
Het is ellendig dat bij alles wat
je aan eten, aan warmte, aan plezier geniet hier, altijd de bijsmaak is, dat
het in Holland zo beroerd is met alles. 1000 gram brood in de
week!
We zijn wel een stuk
onverschilliger geworden in dit jaar, merkt Jan op. Is dit werkelijk waar? Ik
ben bang van ja. Misschien is het ook daarom dat de stemming niet wilde met
Kerstmis.
Vandaag zelf goed verwarmd, de
anderen hebben het allemaal koud. Gelukkig had ik de voorzorg genomen mijn dikke trui aan te trekken. De electrische
verwarming werkt juist voldoende.
Nowak komt nota bene ook nog
kijken. Natuurlijk alleen om te zien of Jüngling er is of niet.
Om kwart voor vijf weg, iedereen
vertrekt vroeger. Een prachtige afdeling is dat toch bij ons. Als de chefs er
niet zijn ga je vroeger weg. Van werken is al maanden geen sprake meer.
Naar de schoenmaker in Schöneberg,
mijn hoge schoenen zijn kapot. Het bovenleer laat los. Aardige vent is dat die
schoenmaker. Als ik een half uurtje gewacht heb komt Kees ook aanzetten. Met
Kees nog even gegeten, en toen naar huis.
Opgericht is een “Anti Spreekrans
Actie”. Witteveen moet wel de aanstichter zij. De voordrachten worden nu
volgens die Heren anders, colleges meer, een paar maal achter elkaar. Verder
valt al dat gedoe van verslagen en zo weg.
Het is wel duidelijk wat hier
gaande is. De mensen voelen wel dat ze er bij horen, in de Spreekrans, maar ze
zijn te beroerd om mee te doen, om een lezing te houden, of iets anders. Ze
willen dus nu cursussen gaan houden. De voorbereiding is al veel moeilijker dan
voor een voordracht. Het luisteren is veel moeilijker. Méér voordrachten: het
zal veel moeilijker worden de mensen bij elkaar te trommelen. Verder is er
steeds één aan het woord, dat wordt vervelend. Dat afwisselende
voorzitterschap, secretariaat enz. is juist grappig, en geeft iedereen de
gelegenheid iets te presteren. Als dit al niet kan hoe moet het dan met
“colleges”. Enfin, zoals Bob het uitdrukt, de colleges van vd Braak en Thijs
Vinks tegemoet.
Jan :
Woensdag 27 December 1944.
…
Over de oudejaarsavond zijn de
meningen verdeeld, door de afbrekende critiek van de niet-studenten op de
Kerstavond. Ik heb nu voorgesteld, den avond in twee delen te splitsen, en wel
een deel van 8 – 10 uur, met het zwaar cultureele deel, voor die menschen, die
daar lust in hebben, en verder van 10 – 12 uur met het minder zware deel en dan
voor iedereen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten