123
Berlijn 30 October 1944
Lieve Paps, Mams, en Lily,
Het kost me wel moeite weer aan
het schrijven te gaan, maar het moet toch maar. Niet dat er niets te vertellen
is, integendeel, als je lang niet geschreven hebt valt er wel het een en ander
mede te delen, maar het hopeloze van dit schrijven is, dat je niet weet wannéér
en of het wel aankomt. Boven dien hebben wij het hier net als vroeger, en
jullie leven onder zeer veranderde omstandigheden. Ik heb voorlopig meer reden
me ongerust te maken over jullie, dan jullie over mij. Ik hoop maar dat jullie
het een beetje rustig hebben in Utrecht, en dat de buren geen last veroorzaken
in het andere einde van de straat. In de brieven van Paps en Mams van 23 Sept.
en 4 Oct. staat eigenlijk niets dat me een goede indruk geeft hoe jullie nu
leven. Het is natuurlijk als maar afwachten, en nog eens afwachten, dat begrijp
ik wel. Ik vrees dat de oorlog in de komende week naar Utrecht door zal
dringen, een ellendig gevoel is het, niets anders te kunnen doen dan afwachten
en liefst zo weinig mogelijk aan al die narigheid denken. Maar laat ik me niet
te veel bezig houden met jullie narigheden, daar weten jullie meer van dan ik,
en het heeft geen zin daar den nadruk op te leggen. Hoe onbelangrijk het
allemaal ook is, ik zal dus toch maar over gaan tot het vertellen van wat hier
allemaal gebeurt.
Ten eerste onze woning. We zaten
eerst met zijn vieren, twee aan twee in de hoek van een zaal, de andere bedden
waren niet beslapen. Nu is er echter een ander lager ontruimd, en de hele zaak
is vol gekomen. Voornamelijk Belgen, die zeer veel lawaai maken en wat erger
is, een taaltje spreken waaraan je je dood ergert. Ja, die kerels spelen het
klaar om twee woorden Vlaams, twee woorden Waals!! En een woord Duits in een
keurige mengsel uit hun mond te slingeren. Vooral aan het would be Frans van de
heren erger ik me dagelijks. Maar, Jan en ik hebben het in ons hoekje nog niet
zo slecht, het is best uit te houden.
Wat het eten betreft gaat het nog
best hier. Weliswaar wordt het steeds minder , en vooral met de groenten gaat
het tamelijk slecht, maar er is geen sprake van dat ik magerder wordt. Jan
Egberts breng tegenwoordig mee wat hij aan aardappels en brood overhoudt in
(Herzberge) zijn ziekenhuis, en dat scheelt ook weer wat. Wat de muziek betreft,
wordt het steeds minder. Toevallig heb ik gisteren nog een concert gehoord in
een kerk, maar dat zal voor de eerstvolgende weken wel het laatste concert
geweest zijn. Onze voordrachten over muziek gaan nog steeds door. Elke twee
weken een voordracht. We zijn nu aan het oefenen in het bepalen uit welke tijd
een bepaald muziekstuk kan zijn. Het is erg moeilijk, maar je voelt echt dat je
vorderingen maakt.
In mijn vorige brief heb ik ook
geschreven over de wiskunde (colleges) voordrachten die we (Jan dB en ik)
tegenwoordig ijverig bezoeken. Het is erg prettig en een goede
hersengymnastiek. We krijgen sommetjes op en zo, we moeten er echt voor werken,
want eenvoudig is het niet, daar heb je tenminste later nog wat aan, als ze
niet verbranden.
Zoals ik in mijn laatste brief al
schreef, is mijnheer Fischer naar Holland, zijn zoontje is omgekomen bij een
bombardement op Velp. Deze week zou hij terug komen, maar ik heb geen
verbinding met hem kunnen krijgen, zijn telefoon geeft geen gehoor. Ik denk
haast wel dat hij in Holland is gebleven.
Om me weer eens te herinneren wat
er allemaal gebeurd is, kijk ik nog even mijn dagboek door. Op 4 October, de
dag waarop jongste brief van mams gedateerd is, waarin ze zich bezorgd maakt
over me, op vier October dus, heb ik een van de mooiste concerten gehoord die
ik ooit hoorde. De achtste van Bruckner, in
de staatsopera. Ik had prachtige plaatsen, Karajan was dirigent. Dit concert
zal ik nooit vergeten omdat het precies aan mijn stemming aansloot. Bruckner is
zo mooi, zo meeslepend en hartstochtelijk zonder een greintje sentimentaliteit.
Wat dat betreft sluit hij zo prachtig aan aan deze tijd, hij is zijn tijd een
halve eeuw vooruit geweest. Voor ons is er geen gelegenheid meer om
sentimenteel te doen, dan gaan we te gronde. Maar laat ik niet te veel
doordraven, ik wil even bewijzen dat het geen zin heeft erg ongerust te zijn
(Dit advies geldt ook voor mezelf!)
Mijn werk op de fabriek is nog
steeds zeer prettig, veel vrijheid en tamelijk wetenschappelijk. Jan de Boer en
ik zitten tegenwoordig met de schrijftafel
bureaux naast elkaar, zodat we gezellig kouten kunnen.
Zo, mijn brief is weer eens bijna
klaar. Ik heb enkele dingen uit mijn vorige brief herhaald, maar dat kan,
gezien de omstandigheden geen bezwaar zijn. Dat beide brieven jullie bereiken
zullen, is niet te verwachten. Met Kerstmis zal ik nog wel niet thuis zijn,
maar laten we het dan maar op volgend jaar Kerstmis houden, belangrijker is dat
we elkaar dan weer gezond op de Maliebaan 127 terug vinden. We maken al voorbereidingen
voor het Kerstfeest hier, een Kerstfeest dat moeilijker zal zijn dan dat van
1943.
Veel liefs en maak je geen zorgen
over mij
Oswald.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten