Utrecht 13 September
1944
Mijn beste jongen.
Het zal een dag of tien geleden
zijn dat ik je schreef en sindsdien is er weer heel wat gebeurd. Voor mij het
meest ingrijpend is gevaar dat thans aan het reizen verbonden is door de
aanvallen met jagers op treinen. Verleden week heb ik zoo’n geval meegemaakt
van tamelijk dichtbij en daarna heb ik niet meer met de trein gereisd; trouwens
alle forensen hebben het opgegeven. Ik ga nu een enkele keer op de fiets, maar
dat is een heel eind vooral als je de fabrieken ook nog eens wil bezoeken. Het
heele geval nadert nu wel zijn hoogtepunt en binnenkort moet er wel een
beslissing vallen, dunkt me, al kan er in dien tijd heel wat gebeuren. Enfin,
we kunnen niet anders doen dan rustig afwachten wat er over ons zal komen;
misschien valt het wel mee en anders zullen wij ons er door slaan zoo goed als
mogelijk. Je behoeft je over ons niet direct ongerust te maken; als ik de
situatie goed bezie geloof ik niet dat wij in een ernstige zone liggen en
vertrouw ik dat veel langs ons heen zal trekken. We zullen wel zien als het
zoover is.
Ik stel me de vraag of je deze
brief nog wel zult krijgen en ik vrees dat onze verbinding spoedig geheel zal
zijn verbroken. Dat zal dan een nare periode worden, totdat we hopelijk weer
contact krijgen en dan voor goed. Je zult het ook moeilijk hebben in deze tijd,
maar ik vertrouw dat je je flink zult houden zooals je dat altijd hebt gedaan.
Aan alles komt eens een einde, ook aan deze beproeving en als je dan maar
geestelijk, en liefst ook lichamelijk natuurlijk, ongeschonden uit deze
narigheid komt ligt er weer een blijdere toekomst in het verschiet al zal deze
ontwikkeling ook langzaam gaan en weer jaren vergen. Maar we werken dan weer
naar het licht toe en dat zal weer vreugde geven aan het leven en den arbeid.
Ik zit nu dus grootendeels thuis
hetgeen voor mij een beproeving is, zooals je wel zult begrijpen. Aangezien ik
met mijn gedachten voortdurend bij de fabriek zit, ontbreekt mij ook de lust
tot ander werk, zoodat ik eigenlijk maar wat rondhang, karweitjes opknap, wat
lees en wandel, en blij zal zijn als ik weer eens de kans zie om naar kantoor
te wippen, met heel slecht weer b.v. als er geen vliegeraanvallen zijn te
vrezen. Overigens behoef je niet ongerust te zijn dat ik mij nodeloos aan gevaar
zal blootstellen. Als je dat een paar maal meegemaakt hebt, vergaat je wel de
lust tot waaghalzerij. Dan maar lieven 100 Km peddelen op de fiets, met mooi weer is dat wel te doen.
Zoo jong, je weet nu weer zo
ongeveer hoe het hier staat. We zijn in een periode van afwachting; dichtbij Is
de oorlog en alles staat in het teken daarvan; we zullen zien hoe het zaakje
verder zal lopen. Zooals je begrijpen kunt zijn wij allen min of meer onder den
indruk van de dingen die komen zullen en zoo ontbreekt mij ook de lust over
koetjes en kalfjes te schrijven.
Dit is mogelijk de laatste brief
die je van ons voorlopig zal bereiken. Nogmaals maak je over ons niet ongerust;
zooals ik reeds zeide heb ik goede verwachting dat de bui langs ons heen zal
trekken en anders zullen we wel zien er heelhuids af te komen. Onze grootste
zorg is om jou; hoe zal jij deze laatste tijd het maken. Dat is het vraagstuk
dat ons dagelijks bezig houdt, al praten wij er, als bij afspraak, zeer zelden
over. Laat ons hopen dat ook dit zich spoedig zal regelen en dat wij binnen
niet al te lange tijd elkander weer in gezondheid zullen weerzien. Wat zullen
we dan gelukkig zijn; laat ons hopen en vertrouwen dat dit werkelijk binnen
kort een feit zal zijn, de kansen daarvoor zijn tenslotte nog zeer groot
dus we hebben reden dit te verwachten.
Mijn jongen, wij houden ons hier
goed, doe jij het ook; heb vertrouwen in de toekomst zooals ik dat altijd heb
gehad. Ook als we afgescheiden zijn van je, zullen we steeds in gedachten bij
je zijn onder alle omstandigheden. Nog een laatste ruk en dan is de nachtmerrie
voorbij.
Groeten aan allen
Je Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten