Amsterdam, 25 Augustus
1944
Mijn beste Oos,
We hebben dezer dagen je pakje
ontvangen waarin ook dat boek zat dat ik aan den vader van Jan de Boer namens
de Spreekrans zou overhandigen, ik heb mij natuurlijk direct van deze
verplichting gekweten door hem het boek persoonlijk te zijner huize ter hand te
stellen. Mijn opdracht was verder daarbij een speech te houden; ook dit heb ik
niet nagelaten al heb ik uit de aard der zaak mij daarbij tot enkele woorden
beperkt. Natuurlijk heb ik voor de vuist gesproken maar het kwam hier op neer:
a. De
“Spreekrans” heeft mij opgedragen om dit boekwerk te overhandigen als uiting
van erkentelijkheid voor het vermenigvuldigen en verspreiden van de verslagen
der voordrachten.
b. Ik
stel het initiatief van de jongens zeer op prijs, maar meen dat U, eerder dan
van hen, de dank toekomt van de ouders der jongelui die zoo regelmatig
profiteren van Uw werk en daarom beter kunnen medeleven met hun jongens die nu
al zo lange tijd ver van huis zijn.
c. Gewoonlijk
behoort bij een dergelijke dankbetuiging dat men hoopt dat U dit werk nog lang
zult mogen voortzetten, maar in dit geval kunnen wij slechts de wensch
uitspreken dat het heel, heel spoedig niet meer nodig zal zijn.
Hr de Boer
beantwoordde deze gloedvolle redevoering met de betrachting van zijn
getroffenheid door deze geste der jongens in Berlijn waarbij hij verzekerde dat
het allemaal een kleinigheid was, wat hij deed, de moeite niet waard en dat hij
het altijd wel met plezier had gedaan omdat hij jullie krans zoo sympathiek
vond omdat daaruit bleek dat jullie daar je belangstelling voor de wetenschap
niet hebt verloren, of zoo iets dergelijks. En hiermede geloof ik mij van de
mij opgelegde taak te hebben gekweten zooals het behoort.
Je pakje bevatte verder nog wat
tabak. Daartegen ben ik op; rook jij nu maar gerust je beetje tabak dat je
krijgt op, want ik kom hier tegenwoordig niet meer tekort. We roken
tegenwoordig amateurtabak, die wel niet zoo erg geurig is, maar toch best is te
roken. Oom Ken uit Zaltbommel voorziet mij daarvan dus heb ik geen krimp.
Ik houd nog steeds een beetje
vacantie en kom maar twee dagen per week in Amsterdam. Het is hier de hele
maand Augustus schitterend weer geweest, ongekend fraai zomerweer. De laatste
dagen was het wel wat warm, tot 34ºC in de schaduw op ons balcon. We vragen ons
af hoe warm het nu wel in Berlijn zal zijn, en of jij er niet teveel last van
zult hebben, want je kunt niet zoo goed tegen de warmte. Enfin, dit is maar een
kleine zorg die we ons over jou maken, naast de groote. Voor ons is deze temperatuur
heerlijk, ik ga vrijwel elke dag zwemmen in de poel bij Vechten. Je kent geloof
ik dat water niet, maar het is er een prachtgelegenheid. Jammer alleen dat het
algemeen bekend wordt. Vroeger zwommen we daar vrijwel alleen, maar nu zij er
op hete dagen soms wel honderd menschen, wat voor een plas met een oppervlakte
van naar schatting ±4 H.A. en 10
meter diep water overigens niet overdreven veel is. Maar
als je zoo als eersten zoo’n plas als zwemwater hebt gebruikt krijg je zoo’n
soort gevoel van eigendomsrecht over je en beschouw je de latere kenners als
indringers, hetgeen natuurlijk dwaas is.
Intusschen wordt elken dag
geschiedenis gemaakt en het lijdt m.i. geen twijfel of dit jaar valt de
eindbeslissing. Het zou voor alle partijen wel beter zijn dat een compromis
wordt gezocht, maar het ziet er niet naar uit dat de partijen daarvoor te
vinden zijn. Dus zal er worden doorgevochten tot het bittere einde. De
menschheid is wel verdwaald en wat moet er nu van alles terecht komen na dezen
gruwelijken strijd. Enfin, dat zullen we moeten afwachten; als jullie nu eerst
maar weer thuis zijn dan zullen we weer verder zien.
Tenslotte nog even je bijen. We
hebben er de laatste maand geen bericht van. Peters heeft ze naar de klaver
gebracht en zou ze misschien ook nog naar de heide brengen. In het laatste
geval moet hij wel honing hebben geborgen dunkt mij want de heide zal met dit
voortdurende prachtige zomerweer wel wat opbrengen.
In je kast in de honingkamer in
het souterrain was plotseling een motteninvasie. Het wemelde compleet en een
paar ramen waren vrijwel leeggegeten. We hebben alles uitgehaald hetgeen Peters
vroeger al eens gedaan had en ik heb nu de kast buiten in de tuin gezet en zal
de heele zaak eens duchtig uitzwavelen. Ja, zoo zie je, als de baas er niet is vallen
er altijd offers en zoo is het overal, ook zeker op de fabriek. Maar tenslotte
is de schade nog geheel onbelangrijk en beperkt zich tot enige raten. Peters
had alles zoo mooi ingepakt dat we het pas merkten toen de mot naar buiten uitbrak.
In andere pakken die hij had gemaakt was niets te bespeuren. Maak je dus maar geen
zorgen over dit kleine incident. Verder marcheert hier alles redelijk wel. We
maken het allen goed, slechts de zenuwen zijn wat je noemt gespannen door de
tijdsomstandigheden, maar dat hebben we met honderden millioenen anderen
gemeen. Hou jij je nu ook maar taai, al zullen ongetwijfeld ook voor jullie de
laatste loodjes het zwaarst wegen, aan alles komt een eind ook aan deze
beproeving. Dag jongen, binnen kort maken we weer een wandelingetje ’s avonds
langs de Ezelsdijk.
Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten