Utrecht 21-8- ‘44
Mijn lieve Oos,
Vanmorgen om half negen heb ik
het opschrift boven mij brief gezet, en nu is het kwart voor tien ’s avonds. Om
10 uur komt Corry de tafel klaarzetten, dus kan ik nog maar een klein
ogenblikje schrijven. Toen ik vanmorgen begon dacht ik: eerst even de laatste
kaarten en brieven overlezen. Ik ben bij No 90 ongeveer
begonnen en daar wij 106 hebben (en 107 vanavond) is al den tijd dien ik
beschikbaar had aan lezen heengegaan. Alle brieven en kaarten zijn er, keurig
netjes in orde. Géén dubbele nummers (je dacht dat je 95 dubbel had genummerd,
maar dat is niet waar) en niets ontbreekt. Het valt mijn erg mee. Dus de witte
jas is aangekomen, maar hoe is ’t nu met de sleutel? Heb je die niet gevonden,
in de zak van de jas? In mijn vorige brief schreef ik je den inhoud van ’t
verbrande pakje, zooals ik het gestuurd had. Nu heb ik bij één van de pakken
een dictaatcahier er bovenop gelegd en niet genoteerd, daar het pak al dicht
zat toen de kaart kwam waarin je er om vroeg. Het zat dus òp de doos en ònder
het pakpapier dat er omheen zat. Maar ik weet niet meer in welk pak dat gebeurd
is. Nu zal ik er nog maar een sturen. Deze
Verleden week stuurde ik nog een berichtje voor Gr.père, maar zou hij het ooit
nog krijgen? Ik heb ’t idee dat het niet lukken zal en dat wij gescheiden zijn.
Als nu Tante Olga hem maar bereiken kan! Anders is ’t heelemaal hopeloos. Maar
ik was toch blij met de berichten van hem van 7 Juli. Het leek mij dat hij het
betrekkelijk goed maakt. De appelen hebben dus toch wel geholpen. Fijn dat de
Aplona eindelijk aangekomen is. Ik heb de boeken uitgezocht en Paps neemt het
part van J. de B. morgen mee. Zaterdag en vandaag (Maandag) heeft hij nog
vacantie gehouden en is dus niet naar A’dam geweest. Het boek over de Raketten
heeft hij gelezen, zooals je wel begrijpt. Wij vonden de berichten van Gr.père
echt interessant. Wij hebben nog steeds erg mooi weer. De zwemmers gaan iedere
dag er op uit en spartelen in een plas die ontstaan is door het wegzuigen van
zand. Het water is er zoo helder als in Anecy. Gek hè? En ’t is wel 10 m . diep. Zij hebben ’t
gepeild. Terwijl zij zwemmen zit ik wel eens met Petertje aan de kant. ’t Is
een leukertje, die Petertje! En een guitige oogjes! Zij doet erg haar best om
te praten. Als een voertuig veel lawaai maakt roept zij heer hard “Trein!” Je
ziet dus dat zij aardig bij is. Wij maken het verder hier best. Zien smachtend
uit naar het eind van de oorlog. Jij zeker nog harder! In je briefkaart 107,
die wij vanavond kregen, schreef je over vervelende maatregelen. ’t Zal wel zoo
zijn dat de laatste loodjes het zwaarst zullen wegen. Maar lieve jongen, houd
je maar taai en geef de moed niet op, hoor. Je hebt je al die tijd zo goed
gehouden, nu die laatste loodjes ook maar torsen zonder den moed te verliezen.
Ziezoo, ’t is al 1 min over
tien en ik zit op mijn knieën te schrijven, dus zal ik er maar uitscheiden.
Morgen weer even verder. Mr Fischer heeft hier waarschijnlijk geen telefoon
meer. Zijn tante gaf ons tenminste een briefje dat hij je gesproken had en dat je
’t goed maakte. Prettig dat je daar zoo gezellig gegeten hebt en dat hij je zo
goed op de hoogte houdt van alles hier. Dag lieve, lieve Oosje! Een heel
stevige pakkert van je oude
Moes.
Dinsdagmorgen: Daar zou ik nog vergeten te zeggen hòe lekker
het spek gesmaakt heeft! Deze keer rauw op de boterham gegeten. Heb je nu wel
een beetje voedsel vooruit? Of kun je bergen? Ik zal maar weer eens een paar
blikjes sturen. Die kun je dan bewaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten