15 juli 2019

Zaterdag 15 Juli 1944. Jan : Helaas werd plotseling mijn aandacht afgeleid door de gedachte dat ik mijn tasch niet bij me had.


Zaterdag 15 Juli 1944.
Dietloff was er vanmorgen heelemaal niet over te spreken, dat ik vrij wilde hebben om te verhuizen. Maar na veel geredekavel liet hij me toch gaan. we hebben vandaag heel wat keren op en neer moeten reizen, maar goddank is alles (op een paar kleinigheden na) overgekomen.
We liggen daar in een oud hotel, een etablissement van zeer slechte naam, dat vroeger reeds verschillende malen door de politie ontruimd schijnt te zijn geweest. Het is een vier verdiepingen hooge stenen kast, gelukkig zonder achterhuis. Allemaal kleine kamertjes, en het ziet er heerlijk uitgewoond uit. Daar de hoofdzaak van de bewoners Belgen zijn, is het er natuurlijk overal enorm smerig. De Belgen zijn nu eenmaal een vies en vuil volk. Verder heeft elke verdieping zijn eigen luchtje. Uit brandveiligheidsoverwegingen is het gebouw een onding, als het beneden brandt, wordt je bovenin alle gelegenheid tot ontvluchten afgesneden.
We liggen in het “Gemeinschaftraum” beneden. Een lange pijpenla, waarin een minimum aan ruimte en frisse lucht is. gelukkig hebben we de bedden bij het eenigste raam (dat op de binnenplaats uitkomt, en met tralies is afgesloten!), zoodat we tenminste nog frissche lucht hebben. We hebben alle drie een bovenbed. De matras is een stroozak, die echter uitstekend slaapt, misschien nog beter dan de driedelige matrassen, die we in Köpenick hadden. Die waren altijd te kort voor de lengte van het bed, zoodat je steevast met je schouder in een opening lag: ’s zomers is dat niet erg, maar van den winter heeft me dat heel wat stijve schouders bezorgd.
Veel wasgelegenheid is er niet. Maar het schijnt daar geen usance te zijn om je te wasschen. In ieder geval zal ik zoo vrij zijn, me in dit opzicht tegen de regels van het huis te verzetten.
De Lagerfürerin lijkt heel geschikt. Ze was tenminste erg gedienstig bij alle mogelijke vragen. Een van de goede dingen van het lager is dat er een piano staat, die werkelijk niet al te slecht is. Wat minder prettig is, is, dat hij bij ons in het vertrek staat. Maar ook daar zullen we wel aan wennen. Over het algemeen kan ik werkelijk niet zeggen, dat het me slecht bevalt. En als we nu een twee- of een driepersoons kamer gekregen hebben, is de zaak heelemaal gezond, en (afgezien van de wandluizen) heb ik er niets geen bezwaar tegen, er te blijven wonen. Vooral omdat ik nu zoo mooi dicht bij Fred zit.
’s Avonds zijn we naar Borris geweest. Hij sprak over de barok, wat de karakteristieken hiervan waren, en hoe in deze tijd juist de solomuziek opkwam. Hij speelde ook eenige stukken van Fransche componisten en van Bach.
Helaas werd plotseling mijn aandacht afgeleid door de gedachte dat ik mijn tasch niet bij me had. Ik heb de enorme stommiteit uitgehaald om mijn actentasch in de S-Bahn te laten liggen, de oorzaak daarvan was, dat ik op weg naar Borris in slaap gevallen ben, en op het laatste nippertje in Lichterfelde West wakker werd. Toen vergat ik hem uit het net te nemen. Ik leg nooit meer iets in het net, dat heb ik wel geleerd hieruit. Ik hoop heel erg dat ik het ding terugkrijg; mijn “Bühnentechnik”, mijn Algebra en bovendien – en dat is het voornaamste – mijn dagboek met de heele kas- en brievenadministratie. Dat vind ik heel erg. Vooral wanneer het dagboek in handen valt van iemand die Hollandsch lezen kan, vrees ik het ergste, want ik heb me hier en daar heelemaal niet in acht genomen.
’s Avonds natuurlijk meteen geïnformeerd, maar nòch in Wansee, nòch in Oranienburg was iets bekend. Het zijn alles dingen, waar geen mensch iets aan heeft, maar de tasch was van leer, en dus zal ik het geheel wel niet meer terugzien. Gelukkig staat hier en daar mijn adres in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...