23-6-‘44
Mijn lieve Oosje,
Lilie heeft zoojuist kattebelletje in ’t Fransch geschreven dat gelijk
met deze zal vertrekken. Wij maken het gelukkig nog allemaal best. Met de
treinen gaat het wel, al ben ik wel eens bezorgd met het oog op Paps. Deze week
ontvingen wij van je: het pak waarin alles aanwezig: zeeppoeder, boeken,
sigaretten, dat je 6 Juni verzonden hebt. Hartelijk dank. Met de zeeppoeder
maak ik gelukkigen, vooral in O’kerk, wat wel eens nut afwerpt! Ook de
naaister, de werkster krijgen wel eens wat (van mijn poeder dan, de jouwe
gebruik ik zelf) en dat is ook nuttig. (daarvoor was het pak van 18 Juni Mei gearriveerd, waarin je masker)
Verder ontvangen: de briefkaarten 83 en 84 en de brief 85. Alles komt dus wel
aan, maar het duurt erg lang, vind ik, want wij hebben nog geen bericht van je
ná 6 Juni. Ik zou zoo graag willen weten of ik je nog wat etenswaren of kleren
moet sturen, want ná 1 Juli zullen we vergunning moeten vragen. Op goed geluk
zal ik maar wat sturen, want ik vrees dat ik niet bijtijds zal horen wat je
graag hebt. ’t Dictaatcahier is in ’t laatste pak meegegaan 16 Juni verzonden.
De slipover zal ik in ’t volgende pak doen met stopgerei. Ik heb hier alleen je
bruine slipover nog maar; die zal ik dan sturen. ’t Is een heel nette. Heb je de zwembroek al ontvangen? Die moet de
broeder van Cor de naaister je gestuurd hebben. Maar als ’t bij jel. net zulk
weer is als hier, zal je hem wel niet nodig hebben. ’t Is nog net winter. En
een regen als er gevallen is! Vreselijk. De laatste 4 dagen is het in ieder
geval droog, zoodat paps en ik weer een eindje gaan fietsen, met een stevige
mantel en das aan, voor de koude! De bomen in den tuin doen niet veel. De accacia’s
hebben dik onder de bloemen gezeten, maar voor niets, daar ’t te koud was. Zooals
ik je al verteld heb, hebben we Mr
Peters de bijen maar bij de zijne laten zetten; maar hier is toch nog één kast.
Daar had ik om gevraagd toen de boomen bloeiden en ik geloof dat het wel goed
is geweest, want de eerste pruimenboom links heeft meer pruimen dan bladeren.
Straks moeten wij weer met touwtjes en stokken de boel stutten, anders gaat
alles kapot. Als wij dan tenminste nog hier zitten…. Je bent nu niet zeker van
de toekomst; ik hoop toch maar dat de storm ons spaart en heb diep medelijden
met de bewoners van Normandië op wiens rug de machtigen bakkeleien! O,o, dat er
toch geen eind komt aan het verwoesten en moorden! Je snapt het niet. Iedere
dag dat het langer duurt zijn er weer zooveel méér menschen in de ellende. Je
zou zoo zeggen “’t is nu welletjes!”
Sinds Maandag ben ik weer
“mevrouw”. Ik heb een vlot meiske van 18 jaar; uit Zeeland. Een heel net kind;
zij heeft mij al gezegd dat zij iemand is uit een groot gezin en dat zij graag
drukte om zich heen heeft. Gelukkig dient haar vriendin bij mevr. Twaalfhoven
en kan zij daar wat gezelligheid aan hebben. Gre ligt nog in ’t ziekenhuis voor
den blindendarm. Zij maakt het goed. Gisteren met tante Anna naar To geweest.
Die komt maar aan en ziet er op het oog best uit. Maar ik zal blij zijn als zij
weer rondloopt. Ik houd niet van die ligkuren, je weet maar nooit! Maar laat in
je brieven nooit merken dat ik het ernstig opvat, want dan zou tante Fie soms
schrikken. In je brief van 5 juni schrijf je dat je hoop begint te krijgen.
Veertien dagen geleden dacht ik er ook zoo over, maar nu vrees ik dat het toch
lang duurt. En ik zou toch zoo graag nog naar Gr-père willen! Als hij er niet
meer was zou er niets aan zijn om naar de Vila des Cèdres te gaan!
Nu lieve Oosje, to de volgende
keer. Een reuzepakkert van je
Moeder
Geen opmerkingen:
Een reactie posten