Lievenoos,
Nu eens een brief op dit
beeldschone, up to date, papier. Er gaat toch nog wel veel op, maar niet zoveel
als op die grote vellen van paps en is maar goed ook, want zulke lange brieven
kan ik nu niet meer schrijven, vanwege tijdgebrek. Je zult nu wel in de penarie
zijn gaan zitten over ons; niet doen hoor we zitten hier heus niet zo slecht en
we hebben alle nodige voorzorgsmaatregelen getroffen en weten wat we doen
moeten eventueel. Als je ver van je luitjes af zit ga je je altijd veel meer
dingen in ’t hoofd halen dan nodig is. Denk niet dat wij hier zo naïef zijn te
denken dat alles zo maar vanzelf gaat; dat zijn, of liever gezegd dat waren,
mensen, domme mensen, die dat dachten; daartoe hebben wij nooit behoord, en het
grootste percentage Nederlanders niet, hoor, daarover heb je een verkeerd idee.
Wat me nooit overkomen is,
overkomt me nu: ik weet niet wat ik je schrijven moet. Belachelijk. Vannacht
heb ik over dat masker van je gedroomd. Gut, ik heb gewoon niets te vertellen;
ik heb als een kluizenaarster geleefd de laatste maand, heb bijna niemand
gezien, niets beleefd of wat de moeite waard zou zij om te vertellen. Alleen
dat ik in een slecht humeur ben vanwege tante Anna; het is eigenlijk voor het
eerst dat ik echt boos ben om haar, anders nam ik haar nooit au sérieux, en
liet alles langs mij koude kleren gaan. Nu we zonder hulp zitten merk je pas
wat voor karakter de verschillende lieden hebben. Tante Anna komt er niet
bijzonder mooi af hoor! Egoïstisch tot in de grond is ze. En ze wil het zelf
niet weten en komt dan met praatjes aanzetten waar ze geen steek van meent. Ze
doet in het huishouden geen bàl, en met Mams’s verjaardag, toen er veel visite
was, sloofde ze zich uit om thee te schenken en dribbelde maar rond, zodat de
mensen dachten: och, wat een lief mens; en dat was ook de bedoeling.
Berekenend, egoïstisch is ze. Maar laat ik ophouden hierover, ’t is veel te
kinderachtig. We hebben al een tijdje geen brief van je gekregen. ’t Zou me
niets verbazen als ze niet doorgestuurd werden. Ik weet niet of je al weet dat
we een Duitse juf ingekwartierd hebben
die vlot Hollands spreekt; ze is tolk bij ’t Kriegsgericht.
Volgend week gaan we weer een
grapje uithalen wat orengestreel betreft. Het gekke is dat ik er helemaal niet
op reken dat ’t door zal gaan, want we zitten hier op de wipplank. Je hebt ’t
gevoel: iedere dag is er eentje. Over mijn examen maak ik me nu niet druk. ’t
Kan me geen steek meer schelen of ik zak of slaag. Je ziet ik ben in een
moorddadige stemming maar ik heb je al zo’n tijd niet geschreven dat ik me
moreel verplicht voel je te schrijven. 2 weken geleden was ’t zulk warm weer en
toen heb ik geschiedenisles gehad in ’t Wilhelminapark paviljoentje buiten, de
hele avond reuze gezellig, met juffr. Ouderkerk, ik kan echt goed met haar
opschieten en begin zelfs enige interesse voor geschiedenis te krijgen. Chips
verliest al zijn haren en is spraakzamer en sentimenteler dan ooit. Hij loopt
gewoon achter je aan te blêren als en klein kind en als je gaat zitten komt ie
gauw op je zitten om al zijn haren blijven
aan je vastplakken. Hij is vies en lelijk geweest, nu begint het een beetje bij
te draaien. Vind je ’t niet afschuwelijk dat To nu weer pleuritis heeft? ik ben
nog even bij haar geweest, en heb voor de zoveelste keer gemerkt dat het gewoon
onmogelijk is enig contact met haar te krijgen. Ze is krampachtig gesloten, en
zo hard als een bikkel. Uiterlijk lijkt het alsof ze gezellig praat, maar je
voelt meer dan je bewijzen kunt hoe gesloten ze is. Alles blijft aan de
oppervlakte geduwd. Ik vind het vreselijk zo met iemand te moeten praten; al je
pogingen mislukken grondig. Enfin, misschien verandert dat toch wel eens, je
kunt nooit weten. Nu dag Oosje, sorry voor deze ongezellige brief maar Lietje
heeft perikeltjes en hoopt volgende keer weer wat opgewekter te schrijven
Dag, kusje van zusje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten