Amsterdam 7 Juni 1944
Mijn beste Oos.
Er is al weer heel wat gebeurd
sinds ik je de laatste keer schreef. Gisteren was de grote dag waarop weer een
illusie van mij in rook opging. Ik koesterde n.l. de illusie dat men niet tot
de invasie zou overgaan, maar dit ontzaglijk bloedbad zou weten te vermijden,
waarmede geen van beide partijen ten slotte gebaat zullen zijn. Maar gisteren
is de lang verwachte invasie dan toch begonnen en, laag geschat, zal dit weer
aan een miljoen jongen mannen het leven of de gezondheid kosten. We leven wel
in een krankzinnige wereld; zou er dan toch werkelijk geen andere methode
kunnen worden toegepast om conflicten onder de naties op te lossen?
Enfin, we zullen ook hier weer
doorheen moeten en we zullen er maar op vertrouwen dat we er allen heelhuids
afkomen. Het heeft geen zin, in een tijd als deze, je zorgen te maken over de
dingen die komen zullen; rustig afwachten tot het zover is en dan met koel
hoofd aanvaarden wat over je komt. Je zult het daar in Berlijn, al wel gehoord
hebben, beter dan wij hier. Ik wil er mede maar mee zeggen dat je je ook over
ons maar niet naar moet maken, ook al kwam de bui over ons heen; we zullen
trachten er ons doorheen te slaan en mochten we elkaar, na de oorlog, niet allemaal
meer terugzien, dan zullen ook wij de tol hebben betaald in dit geweldige
gebeuren, zooals miljoenen anderen. Maar, laten we maar niet somber worden; er
is nog een zeer goede kans dat we het er allen goed afbrengen en dat we de
vreugde in het weerzien onverdeeld zullen kunnen smaken als het eind daar is.
Van de overkant, moet ik je helaas
wel minder gunstige berichte geven; To is n.l. weer ziek en is in het
ziekenhuis opgenomen. Ogenschijnlijk was ze geheel beter, mankeerde niets meer,
nam steeds in gewicht toe (ze werd kolossaal) en melde zich dan ook volkomen in
orde. Tot dat ze, nu een paar dagen geleden, last kreeg van spierpijn in de
zijde; overigen een heel gewoon verschijnsel dat meer menschen hebben,
aangezien we, na een paar vreselijk hete dagen (Pinksteren) teruggevallen zijn
in een koude periode met wind en regen. Toevallig moest ze nu Maandag j.l. weer
voor contrôle naar haar dokter in het ziekenhuis in Zeist en deze constateerde
direct een begin van pleuritis. Dus weer in bed voor zoveel maanden. De
pleuritis zal hoogst waarschijnlijk wel op t.b.c. basis zijn, en een gevolg van
haar vorige infectie. Het hele geval is weinig vrolijk en je begrijpt dat Tante
Fie weer lelijk onder de indruk is. Ongunstig doet het geval zich echter niet
aanzien, volgens de medicus, dus we zullen het beste er maar van hoppen.
We kregen gisteren twee
briefkaarten van je van 13 en 19 Mei; dus erg oud. Gisteren belde Klaas Booy me
weer op; ze waren sinds lange tijd zonder bericht van Kees en hij vroeg me of
we regelmatig bericht van jou kregen. Ik heb hem maar gerustgesteld en gezegd
als er wat bijzonderheden waren, dat je dan toch zeker die vermeld zou hebben, waarmee
hij alweer tevreden was.
Overigens is er hier heel weinig
bijzonders. Grietje Brink zal dan nu tegen 1 Juli werkelijk vertrekken. Jammer
aan de eene kant, maar toch zal het misschien mams enigszins verlichten want
ieder brengt toch zijn werk mede en ze is een kolossale eetster wat in deze
tijd ook zijn besognes medebrengt. Met de hulp is het nog steeds niets; we
hebben een poosje een halfgare meid gehad maar die moest weer terug naar de
fabriek waar ze gewerkt had, tot opluchting van mams. We zouden nu een meisje
krijgen tegen 15 juni, maar dat is ook weer niets geworden. Het is met de hulp
tegenwoordig een ramp. Niemand heeft zomaar meer een dienstbode en je mag al
blij zijn als je een paar dagen in de week een werkster kunt bemachtigen.
Trouwens met al het personeel is het hetzelfde: ook op de fabriek is het tobben
en tobben met de paar menschen die je nog hebt overgehouden. Maar de zaak
draait nog en dat is het voornaamste.
Het zou, nu de oorlog wat
dichterbij komt, wel eens kunnen gebeuren dat we in langen tijd niets van
elkaar horen. Daar is nu eenmaal niets aan te doen, maar laten we ons daarover
maar niet onnodig zorgen maken, de maalstroom nadert maar daarna komt het meeste
weer aan de oppervlakte en laten we maar vertrouwen dat wij elkaar dan weder in
gezondheid zullen vinden, allen te samen. Hou je maar goed jongen.
“het zal waarachtig wel gaan”
Vader
Bij overlezen merk ik dat de hele
brief wat somber is uitgevallen. Dit is niet de bedoeling maar gevolg van mijn
gemoedstoestand op het ogenblik, maar blijkbaar is de teleurstelling gisteren
ongemerkt toch nog in stand geweest, hoewel ik daar allang over heen ben. Dag
hoor P.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten