Alkmaar 12 Juni 1944
Beste Oswald,
Eindelijk weer eens een berichtje
van mijn kant. Eergisteren kreeg ik bezoek van een theoloog Wiegers, die jou in
Berlijn ontmoet had en me je groeten kwam brengen, waarvoor mijn dank. Tevens
had hij foto’s bij zich (vergrotingen die je voor het merendeel zelf genomen
had; je vader had ze laten vergroten). Het deed me veel genoegen, te zien hoe
jullie ongeveer gehuisvest zijn en tevens dat je het goed maakt, je zag er
tenminste welvarend uit. Zijn er de laatste tijd nog veranderingen in de
toestand gekomen? De laatste dagen heerst hier, zoal vermoedelijk ook wel bij
jullie, een opgewonden stemming in verband met de invasie. Veel heen en weer
trekken van militairen. De laatste tijd kom ik niet zo vaak in Amsterdam;
onlangs echter bezocht ik nog enkele van onze gemeenschappelijke kennissen en
hoorde ik dat Adrie Vis nu vrij was gekomen uit Scheveningen. Hij mag nu een
baantje aannamen als hulp-bibliothecaris (of zoiets) bij de UB. Dat Henk van
Dam een zoon heeft zal je al wel bekend zijn. Helaas heb ik bij mijn bezoek
onlangs bot gevangen, zodat ik het ventje nog niet te zien heb gekregen.
Overigens, zulke pasgeboren kinderen zien er allemaal eender uit; al beweren de
vader en de moeder meestal direct er iets van dit of van dat in te zien, voor
een buitenstaander blijft dit toch meestal verborgen.
Hier thuis is de toestand nog al
somber. Mijn moeder kan zich nog haast niet schikken in het verlies van mijn
vader, en hoewel dat voor haar het ellendigst is, drukt het toch ook de stemming
in het algemeen. Daar het je onmogelijk is naar mij te schrijven zal ik dezer
dagen eens naar je vader schrijven om nadere bijzonderheden over jou en de
anderen te horen.
Doe mij groeten aan allen (Klaas ontmoette ik al enige
keren; hij maakt het goed en wees zelf hard.)
Groeten; hopelijk tot spoedig
ziens
Ko {Broeder}
Geen opmerkingen:
Een reactie posten