Brief geschreven in de Nederlandse Taal
Door Oswald de Bruin, Lindenstrasse 35
Berlijn – Köpnick, gericht aan zijn ouders,
Fam. G. de Bruin Maliebaan 127
Utrecht – Holland.
{Dit briefhoofd wordt vanwege de censuur vereist, staat boven bijna alle brieven, maar is hier meestal weggelaten}
Berlijn Dinsdag 16 Mei
1944
Lieve Paps en Mams en
Lily
Alweer een verjaardag van Mams,
waar ik niet bij ben geweest, en misschien zal die van Paps ook nog wel voorbij
gaan voor alles weer normaal is. Zoals jullie wel weet zijn de verloven nu tot
het einde van de oorlog opgeschort, daar zal het tenminste wel op neerkomen.
Mopperen helpt al weer niets, zodat we ons er bij neerleggen. Zondag morgen
werd ik door Bob, Edzard en Jan de Boer gefeliciteerd met de verjaardag van
Mams, en ze verzochten me deze wensen over te brengen, wat ik bij deze doe. Het
portret van Lily, op mijn klerenkast, heb ik voor deze dag vervangen door dat
van Mams, als vreugdeteken. Toen ben ik lekker eten gaan klaarmaken, rabarber,
aardappelen en worst, met een eitje met spek vooraf, en een griesmeelpudding
toe. Over het eten zal ik maar niets meer vertellen, want dan ergeren jullie je
méér dan je er genoegen aan beleeft. We eten namelijk voortreffelijk de laatste
maanden, en als ik merk hoe zo’n stukje spek als ik laatst stuurde een
geweldige uitwerking heeft, dan weet ik wel weer hoe laat het is. Kortom, met
een volle maag vertrok ik naar het station, waar ik een kaartje kocht voor
Wannsee, een plaatsje in de Zuidwesthoek van Berlijn. Met Jan de Boer, Kees
Booy en Edzard Engelkens zijn we toen op een boot gestapt en hebben ons de
Havel af laten varen tot Potsdam, een toch van iets meer dan een uur. Het is
hier ideaal zeilwater, en overal waren dan ook zeilboten van diverse grootte en
hoogte te zien. De oevers zijn begroeid met loofbomen, die juist zo mooi in hun
jonge blaadjes zitten, en hogerop de bergen is naaldhout. Het landschap doet
aan Auvergne denken, wat bergen betreft. Langs het water liggen prachtige
buitens, uit de tijden dat iedere prins zijn kasteel had, en het landschap is
niet bedorven door nieuwbouw. In Potsdam hebben we een biertje gedronken, en
toen zijn we nog wat gaan wandelen. Jan Egberts had dienst, en kon niet mee. ’s
Avonds hebben we nog een grote onderneming gewaagd: n.l. het maken van een
gipsmasker van het hoofd van jullie zoontje, resp. broertje. Het maken viel erg
mee, alleen was het vervelend dat er wat oogharen aan het gips bleven plakken,
en dat deed even pijn met het afhalen. Kees had voor goede gips gezorgd, en in
een half uurtje was alles voorbij. Helaas, ik herhaal, helaas heb ik echter op
dit gipsaltaar mijn geliefde snor geofferd! Jan de B. durfde het n.l. niet aan
met snor. Maar ik denk wel dat mijn snor weer in volle glorie aanwezig is als
weer thuis kom! Het gipsmasker is in ieder geval prachtig geworden, jullie
krijgt een exemplaar thuis gestuurd, dat boven mijn stoel op mijn kamertje moet
hangen. In de huiskamer zullen jullie het wel niet willen hebben, dat is te
griezelig. Ik denk toch dat jullie al gek zullen opkijken; de fijnste trekjes,
b.v. de moedervlek aan mijn linker oog, staan er op.
Van Gand-père kreeg ik een
briefkaart, gedateerd 29 April, waarin hij vermeld dat hij bericht heeft
gekregen dat zijn broer, oom Hector dus, gestorven is op 30 Dec. 1943. Het
bericht is dus erg oud, maar het heeft hem toch wel weer een duw gegeven, die
arme Grandpère. Hij zit op het ogenblik in de Alpen bij zijn nichten, ik hoop
maar dat hij er blijft tot het einden van den oorlog. Hij besluit zij brief met
de vrees dat hij de groten reis zal moeten ondernemen vóór hij ons zal hebben
gezien.
Gisteren avond was Jan Egberts
hier, ook van hem moet ik de groeten en felicitaties overbrengen, hij was
gisteren in een goede bui, en begint zich langzaam te herstellen, ik bedoel
meer dat hij niet zit te somberen zoals een maand geleden. Het voorjaar zal
daar wel niet vreemd aan zijn, je kunt nu weer naar buiten.
Tot mijn grote schrik heb ik
gemerkt dat ik vorig jaar in een vrolijke bui mij zwempak naar huis
gestuurd heb. Graag zou ik het zo snel mogelijk terug zien, want als het
mooi weer is wil ik er van profiteren ook.
Ik ben bezig aan mijn tweede
voordracht, die over de “Kunststoffe” zal gaan, mijn huidige werkterrein dus.
Zeg, Vader, is kunststof een woord dat ik gebruiken kan, of bestaat er een
betere uitdrukking? Het is moeilijk voor me om hier germanismen te vermijden.
Grietje Brink wordt hartelijk bedankt
voor haar brief, ze kan rustig gebruik maken van mijn kamer zolang ik nog hier
zit, zonder gewetenswroeging, maar ze moet me niet nieuwsgierig maken door een
stukje uit de brief te knippen! We zitten hier in afwachting of er wat gaat
gebeuren in het Westen, of dat het weer niets wordt. Hebben jullie de
belangrijkste spullen opgeborgen zodat ze niet uitbranden kunnen? Denk niet de
je ook maar een tandenborstel kunt redden als er gebombardeerd wordt. Dan staat
de hele Maliebaan tegelijk in brand hoor, dat is al meer vertoond. Maar laat ik
niet ongezellig worden, op het einde van mijn brief. Doe maar zoals jullie het
goed vindt, maar dank niet dat het niet zo’n vaart zal lopen. Heel veel liefs,
en tot de volgende keer weer.
Oswald
De brief van Grietje:75 jaar later hoeven wij ons niet meer te verbazen over het weggehaalde adres. Het betreft namelijk de Prins Bernhardlaan 36. Deze prins, de echtgenoot van de latere koningin Juliana, zat in die tijd in Engeland en had, ondanks zijn Duitse afkomst, duidelijke anti-nazi sympathieën. De laan is tot het einde van de oorlog omgedoopt geweest tot Houtzichtlaan, daar aan een einde het park de Leidsche hout ligt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten