Een van de nichtjes aan de overkant, To, schrijft aan Oos:
Zeist 12 Februari 1944
Lieve Oswald,
‘k Heb zojuist een heel regiment
brieven gelezen die je de laatste tijd hebt gestuurd; en nu moet ik je beslist
schrijven ook al kan ik weinig ter opbeuring en versterking zeggen, want wij
hier kunnen ons werkelijk bij benadering geen voorstelling maken van hoe het in
Berlijn is; als ik je brieven lees word ik helemaal naar van binnen, en ik
schaam me dat ik hier zo prinsheerlijk en rustig in bed lig en al in de put zit
als de dokter zegt dat ik nog maar een poosje geduld moet hebben. Als er hier
luchtalarm is en ‘t afweergeschut eens gaat denk je bij je zelf, stel je nu
eens voor dat ze het op ons gemunt hadden, maar in jezelf weet je dat dat toch
niet zo is en blijf je er rustig bij in bed liggen. ‘k Zal dus nu hier maar
geen diepzinnige beschouwingen gaan houden, je weet toch wel dat we steeds aan
je denken en proberen met je mee te voelen. Zou er werkelijk kans bestaan dat
je van het jaar verlof krijgt? Dat zou even fijn zijn; als ik dan maar beter
ben tegen die tijd, zo niet dan kom je me opzoeken hoor! ‘k Zal nu maar weer
eens ’t één en ander over mezelf gaan vertellen, want veel meer beleef ik niet.
‘k Mag sinds gisteren naar de WC lopen (4 x per dag) ; wat is dat gek als je
eerst 6 weken op bed gelegen hebt. Mijn benenprikkelen, mijn voeten doen pijn
en ik zwabber over de gang; na ± 5
m . heb ik de WC bereikt en zijg ik daar dood moe neer.
Dan weer terug naar mijn bed; alles trilt aan me en ik heb een spierpijn,
gewoon niet leuk meer. ‘k Had me er wel op verheugd dat ik nu niet meer, op dat
punt, afhankelijk zou zijn van de zusters, maar zo af en toe heb ik heimwee
naar mijn oude vertrouwde po, die 6 weken lang lief en leed met me heeft
gedeeld. Nu we een maal voor de WC op mogen laten ze ons ’s middags ook maar …
en gezicht wassen aan de wastafel (vroeger ging dit in bed met een kom) en ’s
morgen tandenpoetsen aan de kraan. ’t Is alles wel erg vermoeiend en
gemakkelijk voor de verpleegsters. Ze hebben ons een beetje aan ons lot
overgelaten vandaag, misschien wel niet met opzet, maar toch is ’t niet leuk,
want je gaat je zo gauw te veel voelen; als je ziek bent; ook al voel ik me
best op bed, heb je veel meer behoefte aan hartelijkheid; ’t is gewoon idioot,
maar als niemand lief tegen me is, krijg ik steeds het gevoel dat ik er om moet
huilen; ik zal maar denken dat ’t zwakte is; hoewel ik in 4 weken 37 ons ben aangekomen
(na eerst 10 pont afgevallen te zijn). Van middag zijn Paps en mams geweest met
’t auto’tje; in angst en beven want nu eens reed hij 40 km , dan weer 20km, als ’t
erg langzaam gaat moet je goed oppassen dat hij niet helemaal stil gaat staan
want dan wil hij niet meer verder. Tot mams grote verontwaardiging was paps ’t
contactsleuteltje verloren, hij kon het tenminste nergens vinden; toen hij dit
vertelde in den garage zei de garagist, oh dat geeft niet, ik heb wel een lange
spijker, daar gaat ’t ook mee; en jawel, daar ging hij. Solide spul! ‘k Heb
gedroomd dat je weer thuis was, in Ouderkerk, jullie zaten allemaal doodstil op
een stoel tegen de muur, en keken mij stom verbaasd aan toen ik binnen kwam.
Jullie waren helemaal niet blij, dat jij er weer was en toen ik reuze
enthousiast je om de hals vloog, deed je net of ik gek was. ’t was een grote
desillusie voor me dat snap je. ‘k kan me werkelijk niet voorstellen dat je al
zo’n tijd weg bent; ik begrijp eigenlijk niet, dat wij hier allemaal maar zo
kalm verder leven, terwijl jullie daar de vreselijkste dingen doormaken. We
praten over de tijd dat je er weer zal zijn en denken er helemaal niet aan, dat
er tegen die tijd zo ontzettend veel veranderd kan zijn voor ons. ‘k Denk wel
eens dat je nooit had moeten weggaan, maar dan had je hier ook geen rustig
moment gehad en hadden je ouders net zo goed in angst gezeten. Je hebt ’t er
tot nu toe zo goed af gebracht en daarom hopen we maar dat ’t verder ook goed
zal gaan, want: hoop verloren, al verloren; kan je niet buiten Berlijn gaan
wonen of werk krijgen of is dat niet mogelijk? Wim vroeg hoe of ’t met je was,
hij is denk ik, je adres kwijt. Hij woont nu Triftstrasse 64. Berlin Wittenau.
Hij zit in zijn laatste brief nogal in de put, hoopt ook op verlof. Wim heeft
altijd er zo’n slag van om van die verheven dingen te zeggen om je moed in te
spreken; dat is nu eenmaal zij manier van doen: eigenlijk geloof ik dat hij ’t
alleen maar doet omdat hij met zichzelf niet goed raad weet; hij was altijd zo
op zijn gemakje gesteld en nu valt het natuurlijk helemaal niet mee; niet dat
’t voor een ander wel meevalt, maar Wim was altijd zo’n “mooie jongen”, ik kan ’t
me niet voorstellen dat hij daar ook in Berlijn zit. ‘k Geloof dat ik altijd
met watjes in mijn oren zou lopen en met mijn ogen dicht; ik kan me best
voorstellen dat die Duitse vrouwen, die hier wel in ’t ziekenhuis liggen, zo
hard en onverschillig zijn, dat moet haast wel als je je eigen land, waar je
van houdt, zo helemaal kapot ziet gooien. Wat is oorlog toch iets
verschrikkelijks!
13 Feb. ‘k heb lekker geslapen, alleen kreeg ik ’t tegen de
morgen koud; ik heb toen op ’t klokje gekeken of ’t nog de moeite was om om een
deken te bellen, en ik zag dat het ¼ over 3 was; dat kon dus nog best vond ik;
en toen de zuster kwam zei ze dat het ½6 was; ik snapte er niets van, maar nu
gaat me in eens een licht op: ik heb de wekker natuurlijk op zijn kant
gehouden, in mijn slaperigheid. ’t Is zulk schitterend weer, ’t heeft een
beetje wit gevroren, de sparren in de tuin zijn prachtig. Als ’t zulk weer is,
wil ik altijd graag naar buiten, want dan is ’t net of ’t al lente is, maar ’t
is pas Februari ’t is zo lekker stil buiten, in de verte hoor ik kippen
kakelen, en een hond blaffen, verder niets, echt landelijk en Zondags; dat kan
jij je natuurlijk niet begrijpen dat ‘t hier zo rustig zijn kan. En dan vind ik
’t ook geen wonder dat we zo weinig begrip hebben van de oorlog. We ondervinden
er hier, gelukkig, nog niets van. En als ’t komt, zijn we nog niet zenuwachtig
doordat we het altijd zo kalm hebben gehad. ‘k Zou me over ons maar geen zorgen
maken, wie dan leeft die dan zorgt; ‘k heb altijd nog het gevoel dat we er wel
heelhuids af zullen komen. ‘k Heb zo’n lekkere warme kruik aan mijn voeten,
mijn grote teen had ’t zo koud gekregen, terwijl ik mijn morgendutje deed. ‘k
Slaap van ½9 - ½10 ’s morgens, ’s middags van ½1 – 2 uur, em ’s nachts van ½10
– 7. ‘k Geloof niet dat ik dan te kort kom. Word maar niet jaloers op me, jouw
tijd komt ook wel weer. Ik kreeg gisteren een kalender van mijn
correspondentievriendin uit Zwitserlend. Een gezellige vrolijke
bloemenkalender. ’t Is overal zomer op. Als ik er naar kijk heb ik zo’n gevoel
dat ik weer ik Ponte Tresa ben; lekker warm was ’t daar,dat is wel één van de
gezelligste vacanties geweest, die ik me herinner, hoewel ’t de laatste jaren
in Ommen ook enig gehad hebben. Daar was ’t ook prettig, maar niet zo warm. ‘k
Weet nog helemaal niet wat ik moet gaan doen als ik ziekenverlof heb; ik heb
eigenlijk geen zin van de hele tijd thuis te blijven, want dan moet ik zo veel
binnen zitten , want ik kan nog geen einden fietsen of lopen en en ik zou zo
dolgraag ergens buiten zijn. ‘k Ga later maar ergens op een dorp wonen, dat
lijkt me zo knus. Maar dat zal ook wel tegen vallen als je er eenmaal zit, maar
daar denk ik nu niet aan. Nu heb ik al plezier bij de gedachte alleen. Kijk
maar niet naar mijn kriebelig pootje. ‘k Lig op bed te schrijven. ’t Is wel een
erg lange brief geworden, maar ik heb hier ook helemaal geen belevenissen op
bed, maar gelukkig verveel ik me niet.
Hartelijke groeten en
ettelijke zoenen van je
To
Geen opmerkingen:
Een reactie posten