Dr G. de Bruin
Utrecht 28 October 1943
Beste Oos,
Je zult wel verwonderd opkijken
dat je alweer een brief van mij krijgt maar de vorige is aangetekend verzonden
en deze zend ik gewoon dus ligt er tusschen de aankomst van deze twee brieven
misschien wel een veel grooter tusschenruimte dan tusschen de verzending. De kwestie,
dat ik weer zo gauw schrijf, is dat ik in de vorige brief een onderwerp niet,
of nauwelijks, heb aangeroerd dat mij toch, bij nader inzien, niet met rust
laat. Het gaat n.l. over de kwestie (van
het)Tekenen, die je onlangs hebt aangeroerd en waarbij je toen impulsief
als steeds, een zeer besliste houding hebt aangenomen. Ik dacht toen dat het
beter zou zijn er maar niet over te schrijven en het maar geheel aan jezelf
over te laten maar ten slotte heb ik daar toch geen vrede mee, en daarom deze
brief.
De kwestie waar het om gaat hebben
we indertijd al van alle kanten bekeken en je weet mijn opinie daar omtrent; ik
was er sterk voor dat alle studenten zouden tekenen omdat ik in de verklaring niets
oneervols vond en meende dat op deze wijze de belangen van de studenten en van
de universiteit het best was gediend. Het is niet zoo gebeurd, namelijk door de
smadelijke houding van een aantal hoogleraren die vergaten dat zij de jeugd
behoren te leiden in plaats van zich door enkele heethoofden hun gedragingen te
laten voorschrijven. Soit, het is niet anders. Jullie hebben de gevolgen
ondervonden en je zit thans in plaats van aan de universiteit gelukkig nog op
een laboratorium, zoodat je het niet slecht hebt getroffen, tenslotte. Je weet
ook dat ik je geheele houding in deze onvoorwaardelijk heb goedgekeurd, al vond
ik de overhaaste wijze waarop je indertijd hebt willen getuigen wat voorbarig.
De reden waarom ik zooveel
overigens verstandige studenten niet wilden tekenen maar dat zij uitgingen van
het standpunt dat zij door hun gedrag geen enkele reden hadden gegeven tot
wantrouwen, en dat zij het tekenen beschouwden als vernederend, juist omdat zij
zich steeds behoorlijk hadden gedragen. Ik heb dit altijd als het enige
steekhoudende argument beschouwd, al was het m.i. niet voldoende om de tekening
te weigeren daar hier hogere belangen op het spel stonden dan een slechts
lichtelijk gekwetst eergevoel. Maar enfin, ik kan dit waarderen.
Wat is nu het geval. Na de
weigering zijn jullie opgeroepen voor werk in Duitschland. Het rustige element
onder de studenten is toen opgekomen, de anderen zijn ondergedoken. Jullie, die
opgekomen zijt, hebt wederom blijk gegeven van een loyale houding tegenover de
bezetting, je hebt gevolg gegeven aan den oproep en bent rustig aan den
gedwongen arbeid gegaan, wat wil men meer.
Nu wordt er weer over tekenen
gerept en hoe moet je nu daar tegenover staan? De keuze is zeer moeilijk; aan
de eene zijde lokt ons de vrijheid van beweging in eigen land en de
voortzetting in je studie, maar aan de andere zijde doet zich het argument
waarom jullie de vorige maal geweigerd hebben, zich dubbel gevoelen. Er is toch
reden voor jullie, die opnieuw blijk gegeven hebben van te behoren tot de rustige
elementen die niets liever zouden willen dan hun studie voort te zetten, geen
reden om thans weer een dergelijke verklaring te eischen. Ik kan me dan ook
eigenlijk slecht voorstellen dat de D. autoriteiten dit zouden doen en meen dat
ze, indien ze zouden wensen dat jullie je studie voort gaat zetten, je wel naar
huis zullen sturen en het half jaar arbeid dat in Duitschland is verricht wel
meer zullen laten tellen dan zoo’n papiertje dat toch, hoe je de zaak ook ziet,
voor iemand die niets op zijn kerfstok heeft een vernederende tendentie heeft.
Het lijkt me daarom wel zaak, dit alles eens goed te overwegen en niet al te
impulsief hierin te handelen. Mocht de zaak ooit ter tafel komen, wat ik
vooralsnog betwijfel, dan zal het toch goed zijn je bezwaren althans kenbaar te
maken, natuurlijk op behoorlijke wijze. Ik hoop nu maar dat er enige grootere
eensgezindheid hieromtrent zal heersen onder de studenten dan de vorige maal
waarmede ik niet zeggen wil om mogelijke scherpslijpers onder jullie de leiding
in handen te geven. In tegendeel; ik ben eerder overtuigd, dat een rustige,
mondige houding hier de beste resultaten zal geven, zoals trouwens altijd het
geval is. Blijft men die verklaring eischen, dan zal overwogen moeten worden wat
het zwaarste weegt, en dit is niet gemakkelijk. Ieder voor zich zal dit moeten
uitmaken, maar het samen uit, samen thuis is een oud Hollandsch spreekwoord dat
nog altijd zijn volle waarde heeft. Bleef je dus vrijwel alleen achter, dan zou
je het niet gemakkelijk hebben, maar kwam je vrijwel alleen thuis dan zou je
achteraf wel eens een zware kater kunnen hebben te verwerken.
Ten slotte kan ik je daarin niet
raden; je bent oud en wijs genoeg om zelf te kunnen beslissen: mijn bedoeling
was ook slechts om je mede te delen hoe ik de zaak zie, maar je kunt het daar
natuurlijk veel beter beoordelen. Je bent altijd een verstandige jongen
geweest, hoewel door je jeugd wel eens wat onbekookt en daardoor, hoe goed
bedoeld ook, ook wel eens te vlug en te eenzijdig, en je moet dus zelf de kwestie,
als zij ooit ter sprake komt, beoordelen en beslissen.
Ik hoop dat den brief je binnen
niet al te langen tijd bereikt. De autoriteiten zeggen hier dat je een brief
niet mag laten aantekenen als er geen handelsdocumenten of -waarde in zitten en
dat anders de censor hem niet doorneemt. Daarom zend ik deze dus maar eens
zonder aantekenen, want beter wat later dan heelemaal niet aankomen.
Hou je maar taai jongen. Een groet
van je
Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten