Schöneweide 8 Juni ‘43
lieve
Beste broer en zus
Nadat het lot mij eerst minder
gunstig gezind was, begin ik op jou te lijken, Maarten. Alles loopt nu mee, in
plaats van tegen. Op het lab., jullie weten natuurlijk wel dat ik daar nu zit,
is de analiste ziek, en de oude baas waarmee ik samen moest werken heeft iets
aan zijn ogen, en verschijnt nu ook niet meer. Het gevolg is, dat ik na vage
instructies, alles zelf mag doen. Ik heb het wel druk, maar dat heb ik liever
dan dat ik niets te doen heb. En verder wordt de kans dat ik na een maand weg
moet natuurlijk uiterst gering. Maar dit hoort alles nog bij het vorige
zwijntje, gisteren vond er weer iets nieuws plaats. Zoals je misschien weet
zoeken we een kamer (collega Bleeker en ik) hoewel we eigenlijk niet weg willen
uit Hirschgarten, omdat het een eind uit de stad is, en dicht bij de S-baan, en
ook niet te ver van de fabriek. De omgeving is er prachtig, en alles staat ons
aan, behalve het “lager”. Gisteren kregen we het adres voor een kamer voor één
persoon, in Friedrichshagen, dat is vlak bij H. We tramden er heen, vroegen de
weg. We hebben ongeveer een uur gelopen en toen hadden we wel in de gaten dat
eigenlijk niemand wist waar het was. We zijn toen maar naar de politiepost
gegaan, en hebben daar gevraagd naar de bewuste straat. Ja, was het antwoord,
die straat hoort weliswaar bij Friedrichshagen, maar dat komt omdat de gemeente
Hirschgarten opgeheven is. We moesten weer terug tot vlak bij het lager. Nu was
de kamer voor één persoon, zoals gezegd, maar we wilden het toch proberen, je
kunt nooit weten. We belandden bij een villa, en een jong mensch van een jaar
of zestien deed ons open. Hij haalde zijn moeder, en we merkten dat we met zeer
ontwikkelde mensen te doen hadden. Toen we vertelden dat we liever samen
kwamen, nam ze het direct in overweging. Twee zoons zitten aan het front, de
derde is nog op school. Één is er afgestudeerd en is ingenieur bij AEG. Het
gesprek verliep erg gemakkelijk, zo zelfs, dat we niet eens gevraagd hebben
naar de huur! Er waren twee kamers, leeg een wilde ze er vrij houden voor haar
zoons, als die met verlof komen. Ik geloof dat ze die kamer wil verhuren, omdat
anders geëvacueerden onze plaats in zullen nemen. De verhuurderij gaat over AEG
die natuurlijk niet iedereen er op af stuurt. Ik denk wel dat we de kamer
krijgen. Op het lager blijven we dan ons eten maken, als dat toegestaan wordt.
Het is nu nog afwachten wat het resultaat wordt, maar de vooruitzichten zijn
goed.
9
juni
Deze brief ben ik begonnen op het
lab., in de tijd waarin het Duitsche personeel naar een concert moest, en wij
moesten werken. Uit protest ben ik toen een brief gaan schrijven, maar ik werd
niet met rust gelaten.
Het is merkwaardig hoe snel je
leert van de ene taal in de andere over te gaan tijdens een gesprek en zo. Ik
spreek ongeveer evenveel Fransch als Duitsch als Hollands, en dat steeds
afwisselend. Vaak spreek ik als tolk. Fransch-Duitsch. Als ik maar Fransch kan
praten dan ben ik al gelukkig. Op de tram en in de trein (“S-Bahn”) schuif ik
altijd door tot ik bij Franschen sta, en dan verbeeld ik me dat ik in Frankrijk
zit. Dit vergenoegelijkt het alleen reizen.
Zondag l.l. heb ik voor het eerst
Jan en Klaas niet gezien. We hadden afgesproken bij v.d.Giesen (een paladijn)
die als badmeester werkt aan de Müggelsee, een prachtig meer op 20 min. trammen
van Hirschgarten. Pels Rijcken en Klaas Booy en nog een paar anderen waren bij
deze reünie aanwezig. Vanavond ga ik naar Jan toe om eens te kijken hoe het met
hem gaat. Ik moet hem een brief doorsturen, maar aangezien ik geen enveloppen
meer heb, breng ik hem maar.
Sinds de briefkaart van Paps j.l.
vrijdag, heb ik geen brieven meer ontvangen. We horen hier dat de meisjes
studenten ook niet met rust gelaten zullen worden.
Het schrijven van deze brief gaat
met hindernissen, het is intussen donderdag geworden. Ik zit te wachten tot het
tijd is om de Höppler af te lezen. Maar nu ik zolang over mezelf gepraat heb
wordt het wel tijd dat ik eens vraag hoe het met jullie gaat, en vooral met
Petertje. Het is jammer dat antwoord zolang duurt, meestal is het antwoord op
een brief al weer verouderd. Maar desalniettemin interesseer ik mij voor al het
huiselijke nieuws dat ik hoor, van jullie, en van thuis, en de vrienden. Hoe
gaat het met Petertje? Ik zou zo graag zien wat er geworden is van mijn poging
haar te photograferen. Als er nog eens een gelegenheid is een brief met een
arbeider of zo mee te geven, moeten jullie eens een photo meegeven. Ik heb dit
geloof ik al eens geschreven. Er is geloof ik een beetje stagnatie in de
brieven, ik geloof dat men van aangetekend gewoon is gaan schrijven, en dan
komt er natuurlijk een gaping.
Een persoonlijke nieuwigheid, die
ik verzuimd heb te schrijven, voor zover ik weet, is, dat ik mijn snor heb
laten staan. Dankzij het feit dat ik nooit in een spiegel kijk (behalve dan om
me te scheren) heeft deze snor een lang leven. Hij staat er al sinds Ommen.
We verheugen ons al op de
pinksterdagen, twee en een halve dag vrij, dat is wat!
Het is jammer, maar ik moet nu
snel een eind maken, anders komt deze brief vandaag niet meer weg.
Veel liefs
Oswald
Geen opmerkingen:
Een reactie posten