Bep en Johan
Albert van Egmond, de zwager van
paps die op nummer 100 woonde, had een broer, Johan, die gehuwd was met Bep.
Voor Oos waren het dus tante en oom. In deze relatie had Bep nogal de broek aan
zodat de woorden in de vorige zin in de correcte volgorde staan; in het gezin
de Bruin werden ze, bij hun afwezigheid, oom Bep en tante Johan genoemd.
Johan was accountant en woonde met
Bep in Heemstede in een riante villa aan de dreef aldaar. Deze villa’s hebben
tussen de keuken en de eetkamer een doorgeefluikje om zaken van en naar de
keuken door te kunnen geven zonder dat eventueel personeel in de kamer hoeft te
komen. In de meeste huizen staat, aan de eetkamer, of aan de keuken kant, onder
het luikje een meubel waarop zaken uit de keuken kunnen worden neergezet. Zo
niet bij Bep en Johan. Als er iets de kamer in moest opende Bep het
schuifdeurtje van het luik, riep met luide stem, en die had ze,
“Johan…joehoeoe…!”, stak de voorwerpen door het luikje en liet los. De
verantwoordelijkheid voor het heel blijven van aangegeven zaken was dan
volledig voor Johan omdat Bep zich er niet om bekommerde of één en ander ook
werd aangepakt. Johan was zodoende zeer goed getraind op de korte sprint, van
de woonkamer naar het doorgeefluikje.
Op zekere dag zouden zij bezoek ontvangen
voor koffie met taart. Juist toen de taart gereed was stond het bezoek voor de
deur. Johan was dan ook doende de jassen aan te nemen toen het “Johan
joehoeoe!” klonk. Tot grote verontwaardiging van Bep, die zij later nog vaak
heeft geuit, kwam Johan te laat en belandde de taart, ten overstaan van het
bezoek, op de vloer,... ondersteboven uiteraard. Nu zijn er voor dit verhaal geen
feitelijke bewijzen, het is geheel uit de overlevering opgetekend en zal dus
wel schromelijk overdreven zijn: Johan kan net zo goed de hond aan het uitlaten
geweest zijn, anderszins buiten de deur geweest, of op nummer 100 gezeten
hebben. Maar dat de taart ten onder ging en Bep daar verontwaardigd over was,
dat staat als een paal boven water.
Het schijnt overigens dat Johan de
huiselijke situatie regelmatig ontvluchtte door, voor Bep totaal onverwacht,
een eind te gaan wandelen, hetgeen in die omgeving geen straf is.
Bij een bezoek aan de Maliebaan
uitte Bep weer eens haar verontwaardiging ergens over. Om begrijpelijke reden is
het onderwerp van het verhaal, dat zij heftig gesticulerend deed, verloren
gegaan. Johan stond uiteraard achter haar (letterlijk) en had een buitengewoon
ongeïnteresseerde houding aangenomen. Dit wekte de indruk dat zijn positie
figuurlijk heel anders was. Op de meeste aanwezigen kwam dit al enigszins
komisch over. Toen het verhaal gedaan was liet Bep, zoals wel vaker, een stilte
vallen om de ernst van de zaak tot de toehoorders te laten doordringen. Dit
maal werd deze stilte doorbroken door Johan die zo traag en lijzig mogelijk meldde:
”En nu
zijn we
boos”. Alle aanwezigen, met uitzondering van Bep en Johan, verdwenen
onder de tafel van het lachen, het
punt dat Bep wilde maken ging in rook op, en Bep was weer verontwaardigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten