5 Mei 1943
De beslissing is gevallen. De
studenten gaan naar Duitschland om daar tewerk gesteld te worden. Morgen
melden, vanochtend bekend gemaakt. Ik heb eerst geteekend (een verklaring niets
tegen de bez. macht te ondernemen) en ik heb later de handtekening terug
gehaald omdat ik niet wensch door te studeren als de andere studenten naar D.
moeten.
Is dit het slot van het Nederl.
academische leven? Voor mij is het alsof het laatste stukje beschaving in N.
hiermee te gronden gaat. De wetenschap, onveranderlijk en standvastig zoekende
naar de waarheid, iets eeuwigs. Hoe zal na de oorlog de wetenschap beoefend
worden? En zal ik er dan aan mee mogen doen?
Verschillende gedachten gaan door
mijn hoofd. Aan de eenen kant ben ik blij dat ik alleen sta, en geen vrouw me
al jammerende uitgeleide doet, maar misschien was het beter voor me als ik iets
stevigs had, waaraan ik me kon vastklampen. Ik ken mezelf. Een blauwtje en een
strenge winter brengen me nu al bijna op de afgrond. Met het tegengif van Alice
Brouwer heb ik Truus Louchester uit mijn gedachten weten te bannen, het is me
aardig gelukt, en wat dat betreft heb ik in lang niet zoo safe gestaan. Ik heb
mijn vader beloofd de moed niet te laten zakken, maar ik weet dat ik, aan
mezelf overgelaten één en al somberheid ben. Alleen mijn bijen zouden me wat
kunnen helpen. Bijen – nooit zal ik ze meer los kunnen laten. Zoals Alain
Gertrand met zijn boot over den oceaan dreef, na de vorige oorlog, zal ik met
mijn bijen blijven sollen, na deze oorlog.
Morgen zal ik gaan, vrolijk,
lachend als altijd – de idioot die zich er niets van aantrekt. Goddank dat de
menschen mijn gedachten niet allemaal kennen. Verlies het vertrouwen in de
menschheid niet, zegt paps. Dat hoeft niet, dat vertrouwen is al lang en breed
verdwenen.
Ik ga slapen. Wanneer zal ik weer
terug zijn, vind ik ook ooit dit huis met alles waar ik zoo aan gehecht ben
terug? Als het verbrandt ben ik radeloos, tenminste, dat denk ik nu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten