Berlijn Hirschgarten 18 Mei 1943
Beste Maarten en Nel.
Jullie hebt waarschijnlijk van
thuis wel zo’n beetje gehoord hoe het met me gegaan is. Een geregeld verslag
heb ik niet geschreven, daarvoor waren de omstandigheden te verward: zo bij
voorbeeld zondag. Ik had me voorgesteld de hele dag te besteden aan schrijven
van brieven, maar na lekker uitslapen ging iedereen naar het centrum van Berlijn.
Ik had geen zin om te blijven, en ging mee. Laat ik nu midden op “unter den
Linden” Jan tegen komen!
Klaas en Kees Booy waren er ook,
en verder nog vrienden van Jan. Jan heeft nog geen vast adres, hij zit op het
ogenblik in een gesticht, een soort ziekenhuis, met gekken, en hij wordt later
verder gestuurd. ’s Nachts zitten ze met al die gekken in de schuilkelder, het
schijnt merkwaardige verstrooiing te zijn. Jan wist nog niet waar hij heen
gestuurd wordt, er waren van zijn groep in dat ziekenhuis 10 man maar hun vaste
bestemming gestuurd, ieder naar een verschillend adres. Ik hoop dat Jan in
Berlijn blijft.
Maar laat ik eerst iets
uitvoeriger vertellen wat er geworden is van al mijn pogingen chemisch werk te
krijgen. Op de fabriek liep alles vast. Van de 26 man zitten er 21 op kantoor,
5 zijn arbeider. Er was geen mogelijkheid chemisch werk voor me te vinden. In
Ommen hadden we echter adres gekregen waar we met bezwaren komen konden.
Gisteren ben ik daarheen geweest, maar niemand was natuurlijk op de hoogte. Men
deed erg welwillend, tot ik tenslotte bij een klerk terecht kwam op het
“Arbeitsambt Berlin”, en die was zodanig op de hoogte, dat hij wist dat we iets
misdaan hadden, en dat we dus niets te vertellen hadden. Na lang praten kreeg
ik een formulier te pakken, de officiële weg, dus een weg die maanden duurt. De
enige goede manier om weg te komen is, dat een ander bedrijf, dat ook
belangrijk is, me vraagt te komen. Een nieuwe kennis van me, die in Berlijn
connecties heeft, heeft me beloofd iets voor me te doen. Dit is de enige hoop
die er nog is.
Het werken als arbeider valt me
anders genoeg mee. Ik begin om zes uur, na een reis van 20 min. met de tram.
Als je je eisen maar laag stelt is het zelfs niet eentonig. Ik ben op het
ogenblik nog in de leer, morgen of overmorgen krijg ik een “eigen” machine.
In het kamp begin ik ook al wat in
te burgeren. Er zijn een paar aardige Fransche jongens, waar ik best mee kan
praten, en de jongens van mijn kamer zijn ook erg geschikt. Het is een soort
communistisch gezelschap geworden, wat betreft de huishoudelijke artikelen,
omdat niemand goed uitgerust is. Ik heb bijvoorbeeld al twee maal gekookt,
zonder dat ik één pan bezit! Van de fabriek krijgen (kopen!) we het hoog
nodige, een pan, een schaal, een vork en een lepel. Gisteren kookte ik
aardappels, en gooide er later maar twee kroppen sla bij, daarna een beetje
boter, en het smaakte heerlijk! Vandaag was er geen groente, daarom heb ik bij
de afgegoten aardappels melk gedaan, een ei er door geprakt en het smaakte weer
heerlijk! Ik bewaar al mijn brood voor de fabriek. Om twaalf uur krijgen we
daar een warme maaltijd, twee borden soep of een bord stamppot. Maar met al dat
inkopen en koken gaat alle vrije tijd verloren. Ik heb nauwelijks tijd om een
paar brieven te schrijven! En dat moet dan gebeuren in een zaal, waar iedere
voorbijganger een aardbeving veroorzaakt. Verder is de tafel wankel, het
woelig, de radio staat aan. Het komt er dus langzamerhand op neer, dat we na
het werk inkopen doen, en dan het kamp niet meer verlaten.
Hoe gaat het verder met Petertje?
Ik ben erg benieuwd naar de photo’s, ik
hoop dat er al één onderweg is. Ik moet nu naar bed, het is al tien over negen.
Stuur je de brief ook naar Paps en Mams?
Tot ziens
Oswald
P.S. Vraag of Mams ook postpapier stuurt, en enveloppen
vooral anders kan ik niet meer schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten