10 mei 1943
Brief I
Beste allemaal
Met Jan zit ik aan een gammele
tafel te schrijven. Schrijven geeft echter nog niet veel want we weten nog niet
waar we heen gaan. Ik zal mij brieven nummeren, dan weten jullie of er één zoek
is.
De behandeling is hier haast het
zelfde als in Ommen. Met deze methode komen we er goed af. Er zijn hier goede
douches en wasgelegenheden. Moeder zou het netjes genoeg vinden. De barak wordt
goed schoongehouden. In het begin liet ik waarschuwen met behulp van anderen,
omdat ik geen briefkaarten had. Het zal je wel bereikt hebben, nu ik wat beter
in de gelegenheid ben schrijf ik uitvoerig.
In Berlijn kwamen we gisteren om
ongeveer 10 uur. Het is echter vier uur geworden voor we uitstapten. Al die
tijd hebben we op de ringbaan gereden, om ten slotte op een verkeerd station
bij een verkeerd lager uit te stappen. Mijn papieren koffer is bijna kapot,
maar dat is niet zo erg, op de terugreis zal ik minder meenemen dan heen.
Maar laat ik liever een geregeld
verslag schrijven van wat er gebeurd is sinds het vertrek uit Ommen. We
vertrokken ongeveer 9 uur uit het kamp in de stromende regen. De trein bestond
uit oude 3e klas Franse wagons met leren kussens. Ik zat in een
gezellig compartiment, we hebben de reis met veel moppen verkort. We wilden De reis ging vlot tot Potsdam,
we reden tot onze verbazing verder. Het was toen zondagmorgen, ongeveer tien
uur. We mochten de trein niet uit. Na Potsdam zijn we kennelijk zoek geraakt
bij de spoorwegen, we zeulden heen en weer, twee keer langs de zelfde plaats en
zo, tot we in Rehbrücke aankwamen, om vier uur. Daar is een “doorgangs kamp”
van waaruit we gedistribueerd werden. Later hoorden we dat we in dit kamp niet
thuis hoorden, maar in het Olympische kamp in Potsdam.
Vanmorgen zijn we naar de faculteiten
ingedeeld, waar we heen gaan is nog niet bekend, men doet zijn best schijnt
het, ieder behoorlijk in zijn werk te krijgen. We krijgen hier het zelfde als in
Ommen, wat eten en drinken betreft,
eigenlijk iets beter. Verder doen we de hele dag niets, aangezien het mooi weer
is, is dat niet erg. Zo nu en dan worden we geteld en geadministreerd en zo, en
dan weer eens eten. Ik slaap op de zelfde kamer als Jan, dat is erg prettig.
Ook Pels Rijcken en andere vrienden van Jan en mij. Tot nu toe hebben we meer
het idee van een vacantie trip, een kampeerreis of zoiets, dan van een Arbeitseinsatsz. Maar dat kan
nog wel veranderen. Hier in het kamp zitten veel Franschen, ik heb veel met ze
gepraat en ik kan jullie zeggen dat de verhoudingen zijn als bij ons. Mams hoeft
zich dus niet te schamen. We merken hier in het
kamp minder van de politiek en de Duitschers dan in Utrecht, en we
hoeven helemaal geen blad voor de mond te nemen, minder dan in Holland. De reis
was wel interessant vooral het laatste stuk door en om de stad.
Jullie moeten de groeten hebben
van Jan, waarschuw vooral zijn moeder.
Schrijven hierheen kan pas als ik
een vast adres heb, dus later. Het is moeilijk hier aan kaarten en postzegels te
komen, en ik had gisteren geen zin meer lang in de rij te staan, vandaar dat ik
pas maandag schrijf. Overigens is mijn poëtische ader, herstel proza-ader
verstopt, ik zal nog wel eens uitvoeriger schrijven. Voorlopig weten jullie
genoeg, ben gezond, voel me goed en zit bij mijn vrienden. Over een paar dagen
zal ik wel veel meer weten. Hoe zijn de photo’s van Petertje geworden? Schrijf
terug hoe het met Berend e.a. afgelopen is.
Een zoen aan allemaal,
Oswald
Geen opmerkingen:
Een reactie posten