09 juni 2020

Zaterdag 9 Juni 1945. Oos : En dan? Vinden we een ruïne, of een heel huis met vrolijke gezichten! Of rouw?

Zaterdag 9 Juni
Vandaag voel ik me weer beter, en ik ben dan ook direct op pad. Spijkertjes voor schoenen. Het leer is er en de schoenmaker ook, alleen de spijkers ontbreken. Geen enkele schoenmaker is open, en ik beland tenslotte bij een Rus, die ijverig zit te werken in een schuurtje. Met gebaren maak ik duidelijk wat ik hebben wil en ik kan het meteen meenemen.
Jan komt weer in ons midden. Kaal, net als Hans, maar hij ziet er nog magertjes uit. Hij komt met een dikke buil tabak terug, een voordeel in deze tijd. Mijn pijp die een tijdje op het droge gelegen heeft doet weer even dienst.
Hans heeft natuurlijk weer iets geks beleefd in het ziekenhuis. Toen de temperatuur opgenomen moest worden, deed Hans dat natuurlijk rectaal, zo precies is Hans nu eenmaal bij ziekte. De Russin was heftig verontwaardigd, zoiets deed een cultuurvolk niet! Alleen bij paarden en varkens was zoiets te verwachten!
Jan is erg teleurgesteld over de stemming in onze groep. Een stel oude wijven is het geworden!
De nieuwe demarcatielijn is bekend. Naar men zegt komt die dicht bij Braunschweig, een aardig stukje naar Nederland toe dus. Voor ons wordt de positie als bufferstaat lang niet leuk, we worden een pion van de Engelsen en Amerikanen, van een neutrale politiek zal geen sprake meer kunnen zijn.
Het eten wordt iets beter, de soepen worden dikker, en ’s middags is er meestal pudding bij, al is het dan ook maar één lepeltje. De havermout pap/soep met vlees is het beste gerecht dat er is, maar het komt zelden.  Meestal is het dunne soep, met een laag vet er op. Sinds we in dit kamp zitten is het eten enorm vet, je merkt het vooral een de borden, en de emmer.
Hoe lang nog? In N. Duitsland zijn volgens de krant 46.000 Nederlanders gerepatrieerd, 12.000 zitten er nog. Wanneer zijn wij aan de beurt? Het verlangen naar huis is groot, maar je hebt helemaal niet meer het idee dat het ooit werkelijkheid kan worden. En dan? Vinden we een ruïne, of een heel huis met vrolijke gezichten! Of rouw? Hoe lang zal ik thuis mogen blijven, wanneer moet ik onder dienst? Is Maarten misschien al weer weg vóór dat ik thuis kom? En Berend?
Belangrijkste van vandaag: Voel me goed, veel gegeten, geen spuitpoep.

Jan : 

Zaterdag 10 Juni 1945. {9}
Vanmorgen kwam de zuster ineens met de mededeling , dat ik vanochtend weg kon. Dus de gevreesde dag van sjouwen is dan toch eindelijk aangebroken. Ik kreeg mijn kleeren terug, en miste daarbij alleen maar mijn riem. Ik heb nog geprotesteerd, maar het resultaat was natuurlijk nihil. Nadat we ons verkleed hadden kregen we als afscheid een homp brood, een klontje boter, wat tabak en een blikje gecondenseerde taptemelk met suiker. Een zeer welkom geschenk. Verder heb ik een mooie badhanddoek achterover gedrukt.
En toen was het lang met schrik voorziene oogenblik van de terugtocht met de bagage gekomen. Natuurlijk was het gloeiend heet, gelukkig was er een windje. De eerste tien minuten gingen vrij redelijk met koffer en rugzak. Maar de koffer werd uiteraard steeds zwaarder, en mijn rustpoozen steeds frequenter, zoodat onze Russische begeleider en de twee andere ontslagen zieken bezwaren begonnen te maken. Maar er kwam redding: ik zat weer eens langs de kant van de weg te mediteren, toen er twee jochies met een plankje op wieltjes voorbijkwamen. En die heb ik voor 20 markgecharterd om mijn koffer te slepen. Van en van de anderen kregen ze nog 50 mark, en toen waren alle bezwarenvan “Pa vindt het niet goed” verdwenen. We waren toen dus in één ruk klaar.
In Biesdorf eerst melden bij dn kampcommandant, die ons weer naar de oude groepen terugstuurde.
De Barak waarin we gewoond hadden, was inmiddels voor krijgsgevangenen in beslag genomen, en dus was ons clubje vertrokken. Gelukkig trof ik George Brautigam die me hun nieuwe adres gaf Küstriner Strasse 51. Daar was ik dus zoo moeizaam voorbij komen zeulen met mijn  bagage! Ik dus weer terug, en daar trof ik ze allen, Bornewasser inclusief.
We zitten nu in een oude stal, een plaats, die weliswaar niet zoo klein is als de vorige barak, maar waar je toch geen rustig plaatsje voor jezelf kunt vinden, daar zitgelegenheid er niet overmatig gezaaid is.
De stemming is in de acht dagen, dat ik weg geweest ben, wel heel erg achteruit gegaan. Men is nu in de periode gekomen, dat men zich aan elkaars kleinigheden gaat ergeren. Bovendien zijn er bij de verhuizing drie koffers gestolen (van Oswald, Bob, en de “gezamenlijke” koffer met de voorraad, waaruit ze de rijst en de suiker gestolen hebben). Eigenlijk heb ik er spijt van, teruggekomen te zijn.
Één van de voornaamste redenen van de depressie onder ons tiental is de Japansche kwestie. De menschen redeneren nu: “wat heeft het eigenlijk of we hier nog één of twee maanden zitten? Als we thuis komen moeten we toch naar Japan toe”. Ik begrijp dit niet. Ze hebben zich er toch al twee jaar op kunnen voorbereiden, dat we met de zeer groote waarschijnlijkheid moeten rekenen, naar Japan te gaan, om daar den heldendood te mogen sterven. Graag doe ik het ook niet, maar het moet nu eenmaal. Zonder koloniën hebben wij als kleine staat geen existentierecht. En onze koloniën krijgen we zonder een contingent in het geallieerde leger niet terug.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...