Alarm nr. 237 van 20:55 tot 21:45.
Donderdag 15 Maart 1945
Half negen op: hout hakken voor
de kachel. Inkopen doen, op een ongeldige bon margarine gekregen, zodat ik deze
maand mijn vetrantsoen houd. Met brood en Närungsmittel lukt het niet de
ongeldige bonnen in te wisselen! Strop.
Naar Fredrickshagen. Om daar te
eten. Ik tref Edzard die vertelt dat het kantoor uitgebrand is, gedeeltelijk
althans. Er is een luchtmijn gevallen in Friedrichshagen, en die heeft een hele
ravage aangericht. Het eten is uitstekend, in de “kelder”. Je moet er wel voor
in de rij staan, maar het is dan ook goed. Beter dan in de cantine, zodat FAO
het helemaal niet erg vindt dat er geen cantineëten komt, iedereen eet nu in
deze restaurants. Hoe is het mogelijk dat binnen Berlijn een dergelijk verschil
in voedselvoorziening is!
Wandeling langs de Müggelsee. Het
is echt voorjaarsweer, een blauwe lucht, de zon komt niet helemaal helder door,
en buitengewoon zacht. Wat missen we toch veel daar midden tussen de puinhopen
daar in de stad! Je leeft weer helemaal op, maar je krijgt ook meteen een
heimwee…
Midden onder mijn genot gaat
plotseling de sirene. Eerst gevaar, dan direct alarm. Midden in de vredige
natuur alarm, je kunt het haast niet geloven, en je maakt vergelijkingen met de
Meidagen van 1940. Er zitten een paar mannen bij een put van de waterleiding,
ik vraag of ik er bij mag, maar er is geen plaats zeggen ze. Verderop liggen
wat betonnen ringen van de riolering, en ik besluit, daar ze al schieten, daar
te wachten tot de bui over is. Tegen scherven heb je tenminste bescherming.
Daar zie ik plotseling van Dijke voorbij rijden op de fiets. Ik schreeuw hem
wat toe en gelukkig reageert hij. Ik vertel van mijn schuilkeldernood, en hij
biedt me aan mee te gaan naar zijn huis. Zijn vrouw en dochter mag ik
bewonderen, en de schoonmoeder ook. Dit lijkt me geen prettig mens, enorm
verwaand. Die arme Arie van Dijke zit er toch maar mee opgescheept. Met deze
Duitse vrouw. Ze is niet onaardig maar zo helemaal Duits, met als Helga. Daar
is niets mee te beginnen in Holland, dan moet je al naar een ander land gaan om de moeilijkheden te
ontlopen. Het hele alarm buiten gestaan.
Naar Herzberge. Daar is vannacht
weer wat gevallen. Er gebeurt altijd wat daar, iedere keer is het een
verrassing of het huis van Jan er nog staat. Jan vertelt dat de mensen hier op
het ogenblik bij bosjes sterven. De oorzaak is 1e de dokter komt
veel te laat, 2e het transport naar de ziekenhuizen laat soms een week
op zich wachten, zodat de patiënt half dood aan komt. Verder gaat het licht uit
in het ziekenhuis, en is er geen behoorlijke noodverlichting. Zelfs kaarsen of
vetpotjes ontbreken! Gisteren moest er een bloedtransfusie plaatshebben, maar
Jan weigerde te helpen, omdat het licht wel uit kon gaan, wat inderdaad na drie
minuten het geval was.
Hans en Jan brengen me een eindje
weg naar de tram. Nog juist vóór het alarm ben ik thuis. Naar het station neem
ik vandaag mijn stoeltje mee, dat maakt het verblijf heel wat minder
onaangenaam.
Jan :
Donderdag 15 Maart 1945.
Eindelijk de eerste voorjaarsdag.
De heele dag hebben we de ramen open kunnen hebben thuis. Voor mij was het een
aangename dag, want Fred kwam bij me eten. Hij had gezorgd voor wat gedroogde
boerenkool en een wordt met wat vet, en ik had de aardappels geleverd, een heel
weekrantsoen. Het was een mooie pot vol, en om het lekker te maken had ik er
een extra kluit margarine en twee stukken spek in gedaan. Het was dan ook
druipend van het vet maar nu zie je alweer, wat een bodemloos vat ik geworden
ben: na een uur of vier was de maag alweer leeg! Toch smaakt het eten heel wat
beter als je het met zijn tweeën eet in plaats van alleen.
Maar er kon dit keer oom wel wat
extra vet af. Ik was er namelijk, zooals bijna iedereen in het lager, in
geslaagd de ongeldige margarinebonnen van deze week in te wisselen. Dat is een
sport op zich. Ik doe het altijd zoo, dat ik een winkel uitzoek met een jonge
winkeljuffrouw, waar ik anders nooit koop. Dan steek ik mijn kaart over de
toonbank, en vraag zoo beleefd mogelijk: “Kan ik op deze bon margarine
krijgen?” Als ze “Ja” zegt, is de zaak gezond, en als ze “nee” zegt, zeg ik “O,
pardon, ik dacht dat de bon van de vierde week ongeldig was, en niet deze”, en
verdwijn. De verantwoording is dan voor de juffrouw. Op deze wijze heb ik al 150 gram grutten, 375 gr.
Meel en 125 gr margarine binnen gekregen. Niettegenstaande het verkleinde
rantsoen. Vooral wat betreft margarine is de Berlijnsche voedselvoorziening
voor ettelijke tientallen kilos opgelicht. Maar anders verbrand het maar bij
luchtaanvallen.
…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten