15 maart 2020

Donderdag 15 Maart 1945. Oos : Verder gaat het licht uit in het ziekenhuis, en is er geen behoorlijke noodverlichting.

Alarm nr. 236 van 14:00 tot 16:15.
Alarm nr. 237 van 20:55 tot 21:45.


Donderdag 15 Maart 1945
Half negen op: hout hakken voor de kachel. Inkopen doen, op een ongeldige bon margarine gekregen, zodat ik deze maand mijn vetrantsoen houd. Met brood en Närungsmittel lukt het niet de ongeldige bonnen in te wisselen! Strop.
Naar Fredrickshagen. Om daar te eten. Ik tref Edzard die vertelt dat het kantoor uitgebrand is, gedeeltelijk althans. Er is een luchtmijn gevallen in Friedrichshagen, en die heeft een hele ravage aangericht. Het eten is uitstekend, in de “kelder”. Je moet er wel voor in de rij staan, maar het is dan ook goed. Beter dan in de cantine, zodat FAO het helemaal niet erg vindt dat er geen cantineëten komt, iedereen eet nu in deze restaurants. Hoe is het mogelijk dat binnen Berlijn een dergelijk verschil in voedselvoorziening is!
Wandeling langs de Müggelsee. Het is echt voorjaarsweer, een blauwe lucht, de zon komt niet helemaal helder door, en buitengewoon zacht. Wat missen we toch veel daar midden tussen de puinhopen daar in de stad! Je leeft weer helemaal op, maar je krijgt ook meteen een heimwee…
Midden onder mijn genot gaat plotseling de sirene. Eerst gevaar, dan direct alarm. Midden in de vredige natuur alarm, je kunt het haast niet geloven, en je maakt vergelijkingen met de Meidagen van 1940. Er zitten een paar mannen bij een put van de waterleiding, ik vraag of ik er bij mag, maar er is geen plaats zeggen ze. Verderop liggen wat betonnen ringen van de riolering, en ik besluit, daar ze al schieten, daar te wachten tot de bui over is. Tegen scherven heb je tenminste bescherming. Daar zie ik plotseling van Dijke voorbij rijden op de fiets. Ik schreeuw hem wat toe en gelukkig reageert hij. Ik vertel van mijn schuilkeldernood, en hij biedt me aan mee te gaan naar zijn huis. Zijn vrouw en dochter mag ik bewonderen, en de schoonmoeder ook. Dit lijkt me geen prettig mens, enorm verwaand. Die arme Arie van Dijke zit er toch maar mee opgescheept. Met deze Duitse vrouw. Ze is niet onaardig maar zo helemaal Duits, met als Helga. Daar is niets mee te beginnen in Holland, dan moet je al naar een  ander land gaan om de moeilijkheden te ontlopen. Het hele alarm buiten gestaan.
Naar Herzberge. Daar is vannacht weer wat gevallen. Er gebeurt altijd wat daar, iedere keer is het een verrassing of het huis van Jan er nog staat. Jan vertelt dat de mensen hier op het ogenblik bij bosjes sterven. De oorzaak is 1e de dokter komt veel te laat, 2e het transport naar de ziekenhuizen laat soms een week op zich wachten, zodat de patiënt half dood aan komt. Verder gaat het licht uit in het ziekenhuis, en is er geen behoorlijke noodverlichting. Zelfs kaarsen of vetpotjes ontbreken! Gisteren moest er een bloedtransfusie plaatshebben, maar Jan weigerde te helpen, omdat het licht wel uit kon gaan, wat inderdaad na drie minuten het geval was.

Hans en Jan brengen me een eindje weg naar de tram. Nog juist vóór het alarm ben ik thuis. Naar het station neem ik vandaag mijn stoeltje mee, dat maakt het verblijf heel wat minder onaangenaam.

Jan : 


Donderdag 15 Maart 1945.
Eindelijk de eerste voorjaarsdag. De heele dag hebben we de ramen open kunnen hebben thuis. Voor mij was het een aangename dag, want Fred kwam bij me eten. Hij had gezorgd voor wat gedroogde boerenkool en een wordt met wat vet, en ik had de aardappels geleverd, een heel weekrantsoen. Het was een mooie pot vol, en om het lekker te maken had ik er een extra kluit margarine en twee stukken spek in gedaan. Het was dan ook druipend van het vet maar nu zie je alweer, wat een bodemloos vat ik geworden ben: na een uur of vier was de maag alweer leeg! Toch smaakt het eten heel wat beter als je het met zijn tweeën eet in plaats van alleen.
Maar er kon dit keer oom wel wat extra vet af. Ik was er namelijk, zooals bijna iedereen in het lager, in geslaagd de ongeldige margarinebonnen van deze week in te wisselen. Dat is een sport op zich. Ik doe het altijd zoo, dat ik een winkel uitzoek met een jonge winkeljuffrouw, waar ik anders nooit koop. Dan steek ik mijn kaart over de toonbank, en vraag zoo beleefd mogelijk: “Kan ik op deze bon margarine krijgen?” Als ze “Ja” zegt, is de zaak gezond, en als ze “nee” zegt, zeg ik “O, pardon, ik dacht dat de bon van de vierde week ongeldig was, en niet deze”, en verdwijn. De verantwoording is dan voor de juffrouw. Op deze wijze heb ik al 150 gram grutten, 375 gr. Meel en 125 gr margarine binnen gekregen. Niettegenstaande het verkleinde rantsoen. Vooral wat betreft margarine is de Berlijnsche voedselvoorziening voor ettelijke tientallen kilos opgelicht. Maar anders verbrand het maar bij luchtaanvallen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...