Vrijdag 9 Febr.
Vroeg op voor een vrije dag. Eerst
naar Köpenick, was wegbrengen en koffie ruilen tegen wittebrood, de
voedselvoorziening loopt zo hard in het honderd, dat straks deze spullen niets
meer waard zijn. Met sigaretten begin je al niets meer tegenwoordig.
Naar de kleermaker v.d. fabriek
die niets aanneemt. Naar de kapper. Gesprek over de oorlog. Iedereen voelt dat
het mis gaat, en velen zeggen het openlijk. Totdat er één zegt dat alleen
hogere legerleiding iets over de werkelijke toestand weet. Natuurlijk, zeggen
dan alle anderen en krabbelen terug. We weten niets. Ieder moet zijn plicht
doen enz. enz., en ze lopen weer in het gareel. De voedselvoorziening ligt de
mensen nog het zwaarst op de maag.
Bij de schoenmaker gegeten in
Schöneberg. Er komt natuurlijk alarm vóór ik er ben. Hard lopend bereik ik de
kelder van Kees, Kees staat buiten op post. Er vallen geen bommen, een andere
stad is aan de beurt.
Zaken gedaan met de kaarsen,
betere zaken in het vooruitzicht. De tandarts heeft in de kelder weer alcohol
gedronken en is een beetje bezopen. Ik heb gelegenheid het “lab”van Kees te
bewonderen, een aardig hoekje, maar erg klein.
Naar Herzberge. Ik vraag naar Jan
en krijg te horen … dat hij opgenomen is! (huis 4). Jan ligt in het donker, het ziekenhuis zit zonder licht.
Dit gebeurt tegenwoordig herhaaldelijk door de stad. Jan heeft Zondagavond
“koude koorts” gehad, en vertoont nu een dikke keel. Zelfde gaval als Ad den
Besten. Gezellig gepraat, naar omstandigheden is Jan best geluimd. Steeds in
het donker gezeten tot een uur of acht. Met Hans nog wat nagepraat en wat
gegeten op huis twee. Ook in bed nog lang nagepraat. Jan is wel weer schandalig
behandeld. De chef-arts is komen kijken toen Jan 39,4 koorts had, heeft
geconstateerd, als ervaren arts, dat Jan roodvonk had, heeft toen twee dagen
niets van zich laten horen. De clou zit erin dat deze arts dezelfde dag nog
moest erkennen dat hij zich vergist had. Op aandringen van Hans is Jan toch
eindelijk opgenomen in zijn eigen paviljoen.
Jan :
Vrijdag 9 Februari 1945.
Vandaag had ik een uitgezochte
succesdag. Allereerst begon het met de Univ. Bibl., waar ik het langverlangde
boek van Bauer: Edelsteinkunde te pakken kreeg. Daarna ben ik naar Babeloberg
gegaan, waar een uitgeverij was, waarop ik door Fred attent gemaakt was. de reis
verliep vlot, en het was mooi zacht voorjaarsweer. Babelsberg is een mooi
dorpje, het is een lust voor het oog, weer eens straten te zien zonder puin en
zonder kapotte ruiten. Alles ademt een vredige sfeer. Het zou me werkelijk niet
verwonderd hebben als ik er opeens een dragonder uit den tijd van Frederik den
Grooten was tegengekomen.
…
…
Voor Oswald kon ik nog het
allerlaatste exemplaar van de “Technik der Antike” krijgen. De bediening was vriendelijk
voorkomend en aardig. En daarna heb ik heerlijk gegeten, gebakken zalm, met
veel aardappelen. Een dag, zooals er geen twintig in een jaar zijn.
...
In een Nederlandsche krant dit, Jan vermeld er expliciet bij dat het waar gebeurd is:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten