Alarm nr. 206, bombardement nr. 44 van 21:20 tot 22:00
Dinsdag 20 Februari
Een zeer merkwaardige dag, waardig
in een dagboek opgenomen te worden: een dag vol zelfoverwinningen.
Om te beginnen het transport van
mijn rugzak van binnen naar buiten de poorten van de AEG (KWO) Dat was geen
kleinigheid. Eerst geprobeerd om mijn lichaam te wikkelen maar dat ging niet,
dat viel te veel op. Bij Jan ging het goed, en hij stelde meteen voor de
volgende dag de andere mee te nemen. Maar ik vind het zo lullig dat allemaal
door hem te laten opknappen, dat ik besluit het zelf te doen. De tas open, met
een pullover over het doek heen wandel ik tenslotte met kloppend hart door de
poort. Na afloop voel ik me precies als na een bombardement! Maar nu is dat
ding tenminste de poort uit en nu kunnen we aan het rugzakken maken slaan. (Vrijdag
hopelijk, als we dan ten minste niet aan barricades hoeven te werken.)
Bij Börse koekjes gehaald, en
daarna (alleen) naar huis toe. Onderweg word ik opeens aangeroepen door een
juffrouw met een zware koffer. Of ik niet even helpen wil. Natuurlijk, tenslotte
ben ik een galante jongen. Na een paar stappen begint me die juffrouw een
gesprek en vraagt meteen of ik ook een sigaret heb voor haar. Het is een dikke
ronde Duitse van een jaar of twintig. Ze praat honderduit, en ten slotte, als
we langs een bioscoop komen, of ik mee ga in de bios. Ik zeg dat ik te veel
honger heb en eerst moet eten. Goed, dan over een uurtje. Ik aarzel even en zeg
dan, dat ik vandaag geen tijd heb. Een sigaret moet ik meebrengen. Ik ben er
van overtuigd dat dit op een naaipartij uitdraait als ik de afspraak aanneem.
Beter van niet. Ze is getrouwden woont bij haar moeder. Als ze me uitgenodigd
had mee naar boven te komen had ik het beslist gedaan om te zien waar ik
terecht zou komen. Thuis vertel ik het hele geval in kleuren en geuren aan
Edzard, die maar één antwoord heeft: stommerd, stommerd. Maar ik weet zeker dat
hij het zelf ook niet gedaan had…
Alarm. Stoort hevig, maar komt
gelukkig pas ná een heerlijke maaltijd van: gedroogde appeltjes van Bredenfels,
gedroogde worteltjes van Ad, en bouillon blokjes van Arnberg. Jan en ik eten
een gezamenlijke stamppot, erg gezellig.
Het alarm is om half negen
afgelopen. Bob geeft de wens te kennen, nog “begipst” te worden. Goed, dat gaat
nog wel. Er is tenslotte licht en als het maar niet uit gaat, dan is het goed.
Het wordt mijn eerste masker. Alles
wordt volgens de regels ingevet en geplakt. Laat ik maar eens beschrijven hoe
het gaat. Benodigdheden: goede gips, breed plakband om de haren af te schermen,
en meteen daarna een krant te plakken die het geheel vast houdt. Onder de kin
een oude lap. Paraffine voor het gezicht, voor de wenkbrauwen en andere
plaatsen waar haren zitten, Purol of andere vaseline. De gips klaarmaken en
wachten tot de consistentie zo is dat niet alles weg vloeit over het gezicht.
Ook niet te hard laten worden, dan komen de fijne trekken van het gezicht er
niet goed op.
Bob heeft juist zijn “kroon” op ,
en alles is ingevet en ingesmeerd, als plotseling de sirene voor de tweede keer
vanavond begint te huilen. We aarzelen even. Jan gaat informeren, maar niemand
weet wat er aan de hand is. “vooruit maar” zegt Bob “je moet wat riskeren” en
daar gaan we. De eerste laag gaat er goed op. Voor de tweede laag is er te
weinig gips. Er wordt geschoten, er wordt zwaar geschoten, er vallen
bommen… Bob ligt rustig te wachten. We
maken gips aan voor de derde laag, maar dan wordt het te erg met de bommen.
“Probeer maar of je het masker er af kunt krijgen Bob” zegt Jan. Bob gaat
zitten. Het afweergeschut buldert. Voorzichtig losmaken. Nu begint een bom te
fluiten. Rang… en Bob heeft het masker in zijn handen. De scherven rinkelen, er
zijn ruiten gesprongen. We hollen naar de kelder. De vuurwerkbommen,(“Kerstbomen”) hangen in de heldere lucht en de scherven komen zingend en
fluitend naar beneden.
Deze dag bracht dus drie grote
zelfoverwinningen: ten eerste op de angst voor controle op de fabriek, ten
tweede op de aantrekkingskracht van de vrouwen, ten derde op de angst voor de
bommen.
Jan :
Dinsdag 20 Februari 1945.
Vanmiddag was het een emotionele middag.
We moesten proberen onze materiaalmassa voor de rugzakken uit de fabriek te
krijgen, zijnde twee lappen van 50 x 1.40 plus nog klein spul. Ik heb een lap
om mijn lichaam gedraaid, en Oswald nam het andere stuk in zijn tasch, met een
pullover erover, en sjouwde zoo door de poort, zoo brutaal mogelijk met zijn
tasch open. Alles ging vlot.
…
Al met al zijn we twee maal aan
den dood ontsnapt (Oswald zelfs driemaal): aan den dood in een concentratiekamp
vanwege den diefstal van stof voor een rugzak; en aan den dood door een bom
thuis. Bovendien Oswald nog aan den dood door een geslachtsziekte. Een fatsoenlijk
resultaat, zou ik zeggen.
Waar de bom is gevallen weet ik
niet. Vroeger reisde je heelemaal naar het andere einde van de stad om naar een
kapot huis te gaan kijken, maar nu interesseert het je absoluut niet meer,
tenzij hij in je eigen huis valt. Maar ik ben blij dat onze respectievelijke
ouders van deze escapade geen weet gehad hebben!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten