Naar de Film: een Franse film. “L’
inevitable monsieur Dubois” erg aardig, grappig. Bij iedere Franse film voel je
wel dat er meer geestigheid, luchtigheid in zit dan in de Duitse. De
Wochenschau vertoonde wel plaatjes over de aanval in de Ardennen, met dode
Engelsen, maar geen plaatjes over het Oosten.
Bij Jan Egberts gegeten. Boos
gemaakt op Jan, omdat die zo echt passief deze tijd meemaakt. Maak een voorraad
eten zeg ik, zorg voor kaarsen voor een fiets of iets dergelijks enz. enz.
Kortom: bereid je voor op een tocht naar Holland, en zorg dat je dan niet aan
een of andere kleinigheid gebrek hebt. Jan vindt dat hij niet sparen kan…
Naar Rahnsdorf voor de brieven.
Het lukt natuurlijk niet, de man is nog niet terug geweest. Prachtige wandeling
bij helder weer over het ijs en later door het bos richting Friederichsfagen.
Bij Roselaar treffen we weer Hageman,
die deze keer zijn collega in nood, een zekere Dr Hamann, een leraar, heeft
meegenomen. Deze Dr Hamann is een bijzondere vent, een van de aardigste D. die
ik hier ben tegengekomen. Hij heeft zeer veel respect voor de Hollanders, en
protesteert als Jan zegt, dat we toch wel een beetje “ingeslapen” waren. De man
heeft goed uit zijn ogen gekeken, moet ik zeggen, en hij beoordeelt de
Hollanders naar het slag boeren van Groningen, de tuinders en de kwekers. Dat
is een betere grondslag dan die Helm, die naar de arbeiders die met
geslachtsziekten komen kijkt als representanten van een volk.
Het pianospel van Hageman was weer
prachtig. Een etude van Chopin, die Mams vaak speelde als we in bed lagen als
kleine jongens, maakte me helemaal sentimenteel. Een paar etudes van Bach waren
er nu bij, en verder natuurlijk de Wanderer e.d. Helm en Groenhart komen
natuurlijk vaal te laat. Wij (Jan en ik) nemen afscheid tegelijk met de pianist
en Dr Hamann, omdat we verwachten dat Helm met zijn opmerkingen de avond wel
weer zal bederven.
Over Dr Haman zou veel te
schrijven zijn, b.v. dat hij gewond is, een jaar verlamd was, en nu weer naar
het front gestuurd wordt hoewel hij niet eens een rugzak kan dragen.
Gezellig nog wat geboomd met Jan.
|
Zondag 21 Januari 1945.
Vanochtend wilde ik , ouder
gewoonte, weer proberen kaartjes te pakken te krijgen voor het Zondagsche
concert in het Admiralspalast, maar het ging niet door, aangezien het concert
uitviel. Dat was dus pech.
Daarna naar Fred toe. Die beviel
me heelemaal niet. Hij wordt zoo apathisch, en klaagde er bovendien over, dat
hij zoo weinig slaap kreeg. Ik hoop van harte voor hem, dat hij zijn 8
urendienst terugkrijgt. Ze staan wel met drie man aan de slijpmachine, maar de
een, een Duitscher wil geen 8 urendienst maken, daar hij dan te weinig te eten
krijgt. Beroerling. Verder klaagde Fred er over dat wonden en zoo bij hem niet
dicht willen, en direct gaan zweren. Ik zou hem zoo graag willen helpen, maar
ik weet alleen niet hoe.
’s Avonds moesten we weer naar
Frl. Rose, waar Hageman weer speelde. Het was weer een onvergetelijken avond.
...
...
Maar het meest bijzondere van den
avond was de kennismaking met Hagemans superieur, een kapitein der Infanterie
dr, Hamann. Philoloog, rector van een gymnasium. Een buitengewoon sympathiek
iemand en zeer hoogstaand. Hij zeidingen over Holland, die wij ons zelf nog
nooit gerealiseerd hebben, en wist misschien nog meer van ons volkskarakter dan
wij. Hij had een Groningsche vrouw, en had zelf gestudeerd behalve in
Duitschlandzelf, in Groningen, Sheffield en Parijs. Dezen oorlog zag hij als
een strijd tusschen religie en goddeloosheid, als een religieuze crisis, en hij
voorspelde dat deze oorlog, zooals zoovele revoluties van vroeger juist het
tegengestelde bereiken zou van wat hij gewild had. Hij noemde het “hyperis”. Oswald
en ik waren het er na afloop roerend over eens, dat we deze kennismaking aan
moeten houden. Dr, Hamann had aan het Oostfront een tweetal schoten in zijn
ruggegraat gehad, en een in zijn schouder, tengevolge waarvan hij anderhalf
jaar volkomen verlamd had gelegen. Langzaam aan was het iets beter geworden,
maar veel verdragen kon hij toch niet. Hij behoefde maar een beetje ongelukkig
te vallen, en het was mis. Niettemin was hij over 8 weken weer KV
(Kriegsverwendungsfähig)! Op onze vraag of hij niet door zijn gymnasium
vrijgesteld kon worden antwoordde hij, dat de voorzitter van de raad van
toezicht dat niet durfde, uit angst om bij Himmler in een reuk van sabotage te
komen. En zoo’n iemand, dien het gymnasium dringend nodig heeft moet over 8
weken als patrouilleleider (want dan hoeft hij alleen maar een revolver vast te
houden) naar het Oosten, en dergelijke nietsnutten als Ziegenhagen loopen vrij
rond. Het is Godgeklaagd. Maar als het Duitsche leger al zulke menschen
oproept, wat moeten ze dan een menschengebrek hebben!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten