04 januari 2020

Utrecht 16 December 1944. van Mams : Want zoals je weet hebben wij geen gas meer. Het licht is ook bij ons nu opgehouden.

Eigenlijk komt deze brief pas op de 6e aan, maar dan wordt het die dag wel wat veel.


Utrecht 16 Dec. 1944
Mijn lieve Oswald,
Daar kregen wij deze week twee brieven van je. Dat doet een mensch weer moed vatten om te schrijven. Je brieven waren van 17 Oct. en van 30 Oct. Sindsdien kan er veel veranderd zijn, maar het deed ons toch plezier te horen dat je althans tot dien datum geen narigheid hebt ondervonden en wij hopen nu maar dat het zoo blijven mag tot je weer in ons midden bent. Hier wordt de toestand bedenkelijk, vooral wat de voedselvoorziening en de verwarming betreft. Wij zelf zijn bevoorrecht. De PEGUS doet het nog (al zijn wij natuurlijk zwaar gerantsoeneerd) en voor ’t koken van ’t voedsel lag er nog wat in ’t hok, zooals je nog wel weten zult: als dat niet was, zouden wij bepaald aan de rauwkost moeten geloven, want zoals je weet hebben wij geen gas meer. Het licht is ook bij ons nu opgehouden. Wij zitten bij een gloeiend spijkertje, n.l. het nachtlichtje uit je babyjaren, gestookt met een beetje petroleum dat ik voor ’t schoonhouden van de naaimachine had. Voor feestelijke gelegenheden steken we een kaars op. Je staat versteld hoeveel licht zoo’n ding nog geeft. Om 9 uur gaan we naar bed, want de met de handen over elkaar zitten gaat gauw vervelen. Tot 8 uur loopt Paps er uit; (8 uur moeten wij allemaal binnen zijn) en van 8 tot 9 leest er een voor, op de tafel gezeten met het boek vlak onder de gloeiende spijker die wij in de lamp hebben gehangen. Ieder om de beurt tuurt dan een kwartiertje zijn oogen uit. ’t Is wel gezellig, op die manier. Voor paps is de toestand eenigszins een beproeving, maar hij draagt het uitstekend en maakt zich erg verdienstelijk. 3x per week gaat hij op stap met een zak onder zijn arm en komt gewoonlijk terug zwaar beladen met bieten, kool of dergelijke. ’t Is voor ’t vrouwvolk een uitkomst, dat hij ’t doet, want met een tiental kilo’s op je rug torsen is geen kleinigheid. Van Oswal Barend nog kort geleden een kaart gehad: hij durft niet meer optimistisch te zijn. Hij zit nog in de Betuwe. ’t Is aardig dat hij ons steeds nog op de hoogte houdt. Ik ben alleen bang dat er een bijgedachte achter zit met het oog op je zus. Ik hoop maar van niet, want je zus heeft haar keus nu bepaald op een héél lange. Dunne vertegenwoordiger van je geslacht. ’t Kan alleen nog lang duren eer zij aan trouwen toe kunnen komen. Nu ja, ik vind het niet erg. Hoe langer mijn kuikens in de buurt blijven, hoe liever het mij is, al gun ik ze een eigen leven van ganscher harte. En nu, mij lieve jongen, Kerstmis, Oud en Nieuw. Al die dingen zullen wij vieren zonder je, maar onze gedachten zij bij je, en je blijft er bij hooren, al moet het nog zoolang duren. Evenals Barend durf ik niet optimistisch zijn. Ik vrees dat het groen weer aan de bomen zit eer wij elkaar terug zien. Moge wij elkaar dan in goeden welstand en voltallig terug zien. Ik hoop dat jel. onder elkaar prettige dagen zult kunnen hebben; wij zullen aan je denken en aan die arme eenzame Grand-père. Een heel stevige zoen met al het goede dat je moeder je toewenscht!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Toegift 1945 - 1985

Invalidenstraße anno 1945: Invalidenstraße anno 1985: Kabelwerk Oberspree anno 1985: Oh ja! ...