Utrecht 4 Nov. ‘44
Mijn lieve Oosje,
Sedert mijn laatste kaart is er
nog een kaart binnen gedruppeld zoodat de collectie compleet is tot en met 120
(behalve 116, die je niet verzonden hebt). Dus het laatste bericht, door jou
geschreven, dat wij hebben is van 15 Sept. Van andere zijde horen wij dat 11
Oct. alles nog wel was. Ons optimisme begint lelijk te tanen en ik geloof dat
wij nog aardig in de misèrie komen te zitten. De meeste menschen zitten zonder
licht. Zonder gas zitten wij allemaal allang. Wij eten van de gaarkeuken. ’t Is
best, maar veel te weinig voor een normaal mensch. Gelukkig kan ik het een en
ander er bij maken. Dat gebeurt op ’t kacheltje in de eetkamer of in de haard
in de salon. Natuurlijk een heel gedoe, maar ’t gaat toch wel.
De telefoon is ook afgesloten. ’t
Toestel staat er wel maat doet het niet. ’t Is dus blijkbaar niet omdat de
toestellen nodig zijn, anders zouden zij die wel weghalen. Van Barendje nog een
brief gekregen met aanwijzingen voor ’t geval wij zouden moeten evacueren erg attent
van hem om dat nog even te schrijven, al hoop ik dat wij zijn raadgevingen niet
nodig zullen hebben. In ieder geval houden wij er rekening mee. Het ziet er
werkelijk naar uit of je den helen winter niet naar huis zult komen.
Afschuwelijk gewoon! Ik had zoo vast gehoopt dat het eerder zou kunnen en nu
ben ik bezorgd over je kleren en voedsel voor de tijd die nu komt. Je hebt je
jas en zo wel, maar hoe zal ’t met je ondergoed staan? Droef denk ik. Nu lieve
jongen, ik hoop dat deze brief je nog bereikt. Je weet nooit of het de laatste
is. In ieder geval je weet dat wij steeds aan je denken en erg verlangend zijn
je weer te zien.
Een heele stevige pakkert van je
Moeder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten