Maandag 18 Dec.
Eckert begint met een prachtig
verhaal, een vervloekt vervelende dag. We vroegen hem of hij gisteren nog een
kerstboom gegapt had, zoals hij zijn kinderen beloofd had. Hij was er niet een
toegekomen: ’s morgens om een uur of elf trok Eckert er op uit met de
collectebus, en hij belde zo hier en daar aan voor een “kleine spende für das
W.H.W.”. Daar doet me een half bezopen majoor de deur open en zegt “Komm herein
Kamarad, komm herein” en hij moest zijn jas uittrekken en mee drinken. Ten
slotte komt hij om drie uur slingerend met de collectebus naar huis…
We spreken er ’s ochtends nog
over, dat er iets in de lucht hangt vóór Kerstmis, en daar komt me ’s middags
het bericht van een Duits offensief. Het wordt aangekondigd op een marnier die
hier gebruikelijk is, en het ziet er naar uit dat de Amerikaanse positie niet
prettig is. Wat zal het een verschrikkelijke Kerstmis worden in Holland, als
ook de hoop op een spoedig einde niet meer aanwezig is….
Bij het inkopen doen in de
“Hallen” is er weer reden tot enorme ergernis. Ten eerste de eieren: die moeten
nu door de Ausländer bij één winkel gehaald worden, bij een partij pik
natuurlijk en die heeft natuurlijk nooit eieren. De extra toedeling haring
krijg ik niet in handen omdat de juffrouw het nodig vindt alleen aan vaste
klanten waar te leveren. Bij de anderen winkel staat er een rij van twintig
mensen, bij de groentewinkel staan er ook veel mensen. Ik ga dus alleen met een
flesje melk naar huis, de rest van het programma kon ik niet afwerken.
Op de kamer is het bar koud, we
stoken vandaag en morgen niet, omdat er geen kolen meer zijn, en de paar
stukjes die er over zijn wil ik op mijn verjaardag stoken. Het valt niet mee in
de kou. Ik stop me vol met lekkere stamppot, en kruip dan maar in mijn bed. Een
paar klanken gehoord van de Lohengrin en andere opera’s. Als ik op het punt sta
in bed te kruipen, komt onze vriend Nolet op bezoek. Hij probeert ons er weer
bovenop te kletsen, maar dat lukt hem niet erg. Gelukkig komt en alarm, want
Nolet is ook zo’n vent die niet weggaat. Het “Luftwarnünkje” duurt tot tien
uur, en dan kruipen we schielijk in ons bed, dat tenminste warm is.
Jan :
Maandag 18 December 1944.
Dietloff is weer eens een keer
door Ziegenhagen opgestookt, dat ik niets deed. Hij heeft me nu de loopende
controle van een aantal bunakwaliteiten opgedragen, aan de hand van de
Defobepaling.
Overigens gaat hij zelf weer op
reis, naar de thiokolfabriek. Heel toevallig moet hij juist tegen de Kerstdagen
daar gaan reclameeren, en nog veel toevalliger staat die fabriek dicht in de
buurt van de plaats waarheen zij dochter geëvacueerd is.
…
De kou en het weermachtsbericht
werken nu niet direct samen tot een rooskleurige stemming.
Het nieuwe Duitsche offensief komt
wel volkomen onverwachts. Maar ik geloof wel dat het een sprong van een kat in
doodsnood is. … Ik krijg temeer deze indruk, daar practisch sinds 2 maanden nooit
meer gesproken is van Duitsche “Schlacht-, Jagd- und Kampffliegerverbände”. Het
kon wel eens een herhaling zijn van het zomeroffensief van 1918. ik ben alleen
benieuwd of er nog nieuwe strijdmiddelen zijn gebruikt. Ik vermoed van wel. Alleen
hoop ik dat ze maar niet met gas zullen beginnen, want dat betekent het einde
van alles.
Maar bovendien ligt het er dik
bovenop, dat het ook voor een groot deel een propagandistische zaak is, om het
volk voor Kerstmis een morele zet te geven. Maar ik moet er niet aan denken hoe
of ze nu thuis met Kerstmis zullen zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten