{Alarm 135 van 00:00 tot 00:55 en 's avonds 136 van 23:15 tot middernacht}
Zaterdag
Erg slaperig, gisterenavond wel
vroeg naar bed, maar vannacht weer een uur alarm. Op de WC weer tweemaal
ongeveer een uur gesuft. Toch prettig, maar echt slapen kun je niet. Nu de AT
verhuisd is, is het erg rustig, er is geen mens, maar nog steeds loopt het
water niet overdag, zodat het stinkt.
Ik zit op het ogenblik dat ik dit
schrijf, te slapen over mij dagboek, het hoogst bereikbare ideaal bij de AEG,
slapen en privé werk in één.
Gisteren een aardige brief van
Lily, hoe lang zal het in Godnaam duren voor we weer naar huis kunnen? Soms kan
ik zo ontzettend naar huis verlangen, dat ik er beroerd van word. Wat leven ze
daar nog ongestoord en wat zal het een heksenketel worden als de oorlog ook
dáár komt.
Na thuis even snel wat gegeten te
hebben, als een haas naar Nikolassee, om te zwemmen en te zonnen. Ik ben wel
aardig kapot van al dat late naar bed gaan. In de Schlachtensee heerlijk
gezwommen en een uurtje uitgerust. Het was er heerlijk, maar het water was nu
niet bepaald helder.
Bij Borris is alles weer als van ouds,
heerlijk rustig en gezellig. Wat hebben die mensen een prachtige sfeer om zich
heen. Fr Wunsch is weer terug van een vacantiereis naar de Bodensee. Voor
Borris betekent de laatste “Arbeits einsatz” de genadeslag. Nu valt alleen nog
te hopen dat hij niet te slecht terecht komt. De voordracht was zeer
interessant, de variaties van Reger op Mozart en de 8e Synphnie van
Brüchner vormden de hoofdschotel. Op de piano is de muziek van Brüchner veel
begrijpelijker. Waarschijnlijk is dit de laatste voordracht, en we namen allen
met bloedend hart afscheid. Na een biertje buiten op een terrasje hebben we de
tocht naar huis weer aanvaard.
In de trein stapte een jongeman,
lid van het gezelschap en trouw bezoeker aan de voordrachten van Borris, in de
zelfde coupé. Het is een aardige vent, die ik graag beter zou leren kennen,
maar Jan en Hans vinden dat je zo iemand niet in het lager kunt uitnodigen. Ik
persoonlijk trek me niets van de anderen aan, wat dat betreft, maar ik geef toe
dat het wel een eigenaardige indruk zou maken.
Alarm; naar het Stad Bahnhof omdat
ik een voorgevoel had dat er veel kwam. De mensenzee, met huilende kinderen en
angstige grootmoedertjes is weer even afschuwelijk als altijd. Vannacht komt er
nog bij, dat er soldaten staan. In gelid. De mensen willen natuurlijk langs de
enige plaats waar wat ruimte over was, vóór de troep langs. Daar begint me de
baas van dat zaakje toch te schelden dat het verschrikkelijk is, en gooit ten
slotte een oudere dame tegen de grond. Het publiek was verontwaardigd. Een
kwartier later stond een juffrouw naast me nog steeds te schelden. Ik zelf
voelde op dat moment zo goed als nooit te voren, waar die grote haat toch wel
vandaan komt. Hoe onbelangrijk deze gebeurtenissen ook mogen zijn, voornamelijk
hieraan is die haat te danken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten